Baden in wellust

Naakte vrouwen die elkaar liefkozend masseren. Loom wegdromen in nevelige warmten. Broeierige blikken… Wat is in het badhuis werkelijkheid en wat fantasie ?

Piet de Moor

Weelderige vormen, witglanzend marmer, kussens en draperieën die de vrouwelijke naakten accentueren, Turkse pijpen (chibouks) en waterpijpen (nargilehs) als exotische attributen, hoge houten kleppers die de voeten beschermen tegen de hitte van de spekgladde vloer. Zijn die tableaus alleen maar het resultaat van verhitte fantasieën van 19de-eeuwse Franse schilders die zelf nooit de Oriënt hebben bezocht ? Of waren die schilders onder de indruk gekomen van de pas in het Frans vertaalde Duizend-en-een-nacht vertellingen ? Werden ze beïnvloed door de sterke verhalen van de soldaten die met Napoleon naar Egypte waren getrokken ? Had het succes van het exotische oosten in Europa te maken met de Franse verovering van Algiers in 1830 ?

Al die elementen speelden wellicht een rol. Maar het is beslist juist dat die schilders, die men later oriëntalisten is gaan noemen, gewoon de gelegenheid te baat namen om ongestraft seksuele prikkels uit te zenden via de kunst. Zoals de neoklassieke schilderkunst de mogelijkheid bood naakten te schilderen door ze te verplaatsen naar de wereld der mythologieën, zo gaf de Oriënt de schilders de kans naakte vrouwen op het doek te brengen door ze te situeren in een verafgelegen gebied en op exotische lokaties, zoals de harem of de badplaats, de hammam. Voor de Europese schilders en hun publiek was de rage van deOriënt een gedroomde gelegenheid om de eigen onderdrukte seksuele verlangens op een schijnbaar gecultiveerde wijze uit te leven. Dat Manets schilderij Olympia in 1865 toch nog zo’n schandaal kon veroorzaken in een kosmopolitische stad als Parijs, lag dan ook niet in het feit dat hij een naakte vrouw had geschilderd, maar dat hij haar had afgebeeld in een Europese omgeving die voor iedereen herkenbaar was.

De werkelijkheid van het badhuis heeft het altijd moeten afleggen tegen de fantasie. De westerse beschrijvingen van hammams als oorden waar vrouwen naartoe gingen gewoon om zich te laten schrobben, werden in Europa niet echt ter kennis genomen. De Engelse lady Mary WortleyMontagu, die in 1716 haar man vergezelde tijdens een diplomatiek bezoek aan Constantinopel, beschrijft dat onder de poedelnaakte vrouwen in het badhuis geen lichtzinnige glimlach of onbetamelijk gedrag te bespeuren viel : ?De dame die de aanzienlijkste van hen leek, verzocht me naast haar te komen zitten, en maakte aanstalten me voor het bad uit te kleden. Niet zonder moeite verontschuldigde ik mijzelf. Ze deden allemaal zo hun best me te overreden, dat ik ten slotte mijn blouse wel moest openen en hun mijn korset liet zien ; wat hen volledig tevreden stelde, want, zo zag ik, ze geloofden dat ik zo in die machine zat opgesloten dat ik niet bij machte was die zelf open te maken, een opzet die ze aan mijn man toeschreven.?

Maar het ging er niet altijd zo sereen aan toe als in Constantinopel. In de veertiende eeuw is de Arabische schrijver-reiziger Ibn Battoeta geschokt als hij in Egypte mannen helemaal naakt ziet baden. En hij is nog meer van de kaart wanneer hij verneemt dat de Turken in Klein-Azië byzantijnse slavinnen hebben met wie zij naar het badhuis gaan, mannen en meisjes tezamen, ?en wie daar verderfelijke dingen wil doen, doet het daar, zonder dat iemand het afkeurt?.

Hebben de Europese oriëntalisten dan toch een beetje gelijk als ze de hammams voorstellen als broeierige plekken, bevolkt door vrouwen met een melancholische blik ? En ook in veel Arabische gedichten en proza moet alledaags badgedrag het afleggen tegen prikkelende en soms obscene fantasieën.

Dat het vrouwenbadhuis een oord is waarover ook de Arabische mannen speculeren, is niet verwonderlijk. Het badhuis is immers de enige plaats waar de vrouwen echt onder elkaar zijn, onbereikbaar voor de mannen. In de hammam onttrekken die vrouwen zich volledig aan de mannelijke controle. Omdat nu juist die mannelijke controle gericht is op de beheersing van de vrouwelijke seksualiteit, vrezen de mannen dat de vrouwen zich uitgerekend in het badhuis zullen overgeven aan seksuele handelingen.

Maar er is meer dan dat. Noord-Afrikaanse jongetjes mogen met de vrouwen mee naar het badhuis zolang ze geen seksuele interesse vertonen. Maar zodra hun ogen opengaan, worden ze als het ware verstoten uit de wereld van de andere sekse. Sociologen hebben het zelfs over een hammam-complex, wat wijst op de vroege frustraties die de jongetjes oplopen net op het ogenblik dat hun seksueel bewustzijn ontwaakt. Naarmate de jongens ouder worden, vermengen de herinneringen aan de naakte vrouwenlichamen in het badhuis zich met seksuele fantasieën en verlangens. Zo ontstaat ook in de verbeelding van de Arabische man een sterk geërotiseerd beeld van het vrouwenbadhuis.

In Het badhuis Tussen hemel en hel proberen Marjo Buitelaar en Geert Jan van Gelder de geheimen van de hammam verder te ontraadselen. Over heel de lijn blijft het badhuis een dubbelzinnig oord. Ondanks het algemeen geprezen gunstig effect van het baden op de gezondheid, klinken er steeds vaker waarschuwingen wegens de beroerde hygiënische omstandigheden in de badhuizen en de gevaren daarvan voor de volksgezondheid. De resultaten van een onderzoek naar de hygiëne in hammams in het Marokkaanse Casablanca in 1987 waren alarmerend. In alle veertien onderzochte badhuizen waren er schimmels die ziekten aan de vagina, anus en voeten konden veroorzaken. Hoe heter de lokalen, hoe groter de gezondheidsrisico’s. Het erotische paradijs van de Franse oriëntalisten slaat hier plots om in een etterende hel.

Maar ook in de Arabische traditie worden aan het islamitische badhuis vanouds helse en hemelse eigenschappen toebedacht. Hammaam is immers verwant aan hamiem, wat in de koran het hellekooksel betekent dat de zondaars te wachten staat. ?Het bad was zo heet als de hel / maar gemengd met een koele bries / Ik smaakte er beloning te midden van bestraffing / en bezocht er de heerlijkheid te midden van de hel?, dichtte rond het jaar duizend de poëet Aboe Talib al-Ma’moeni.

Het badhuis is een typische overgangsplek. In enkele Arabische gezegden wordt de hammam trouwens in één adem genoemd met de dood : ?De hele aarde is een moskee (rein genoeg om er te mogen bidden), behalve de begraafplaats en het badhuis.? Een Marokkaans spreekwoord zegt dat een vrouw haar huis alleen verlaat om naar het badhuis en de begraafplaats te gaan. De mensen die zich in de badlokalen bevinden, vertonen eveneens overgangskenmerken, want ze begeven zich, ook omdat ze haast helemaal naakt zijn en daardoor de sociale onderscheiden bijna helemaal verdwenen zijn, tijdelijk buiten de alledaagse ruimte en tijd. De badlokalen hebben kenmerken die gezien kunnen worden als symbolen die de dubbelzinnigheid van die overgangsfase weergeven. De hitte, duisternis en vochtigheid roepen niet alleen associaties op met de hel, maar ook met de baarmoeder. In het Marokkaans-Arabisch worden zowel de baarmoeder als de badlokalen in de hammam aangeduid met l-dachel. Sommige onderzoekers hebben het badhuisbezoek beschreven in termen die doen denken aan een incestueuze coïtus of een omgekeerde geboorte. In De seksualiteit in de islam schrijft Abdelwahab Bouhdiba : ?Binnendringen in de hammam betekent binnendringen in een toenemende warmte en een toenemende afzondering van buiten. Het is ook een plaats waar zowel hete als verkoelende beekjes kabbelen. Naar de hammam gaan, dat is een mysterie binnendringen. Het is de gedroomde terugkeer naar de moederschoot.?

De legende wil dat de bijbelse koning Salomo het badhuis heeft uitgevonden omdat een verleidelijke bezoekster, de koningin van Scheba, een schoonheidsfoutje vertoonde. Koning Salomo, zo wordt verteld, nam de koningin van Scheba beet door haar te ontvangen in een paleiszaal met een glazen vloer. De in de war gebrachte koningin dacht dat de vloer blank stond en tilde haar jurk op om door het water te waden. Zij ontblootte haar kuiten om over te steken en Salomo ontwaarde haar op haar benen. Waarop de koning sprak : ?Uw schoonheid is de schoonheid van vrouwen, en uw haar is het haar van een man ; haar siert een man, maar misstaat een vrouw.? Het badhuis werd volgens de legende geschapen om de koningin van Scheba te ontharen. Er is trouwens een straffere versie waaruit koning Salomo, die over een voorraad van duizend hoofdzakelijk buitenlandse vrouwen beschikte, tevoorschijn treedt als een oude geilaard. Volgens dit verhaal werd de ?roos? van het koninklijk geslacht ?verdubbeld in de spiegelvloer?. De glazen paleisvloer was gewoon een spiegel waarmee de wijze Salomo onder de rokken van de vrouwen trachtte te kijken.

De teksten die de koran uitleggen, moedigen het badhuisbezoek voor vrouwen niet echt aan, behalve in extreme omstandigheden. Na een bevalling of een zware ziekte wordt het zelfs aangeraden. Toch raakte de bouw en het gebruik van het badhuis snel ingeburgerd in de Arabische wereld, die het van de Grieken en vooral van de Romeinen overnam. De Arabische vorsten trokken luxueuze paleisbaden op die natuurlijk scherp afstaken tegen de gewone publieke baden. Het meest verspreid zijn de Turkse badhuizen, wegens de enorme uitbreiding van het Ottomaanse Rijk vanaf de 16de eeuw. Ze onderscheiden zich van de kleine en grillige Syrische of Egyptische hammams door hun monumentaliteit, hun opbouw uit elementaire vormen (kubussen, bollen, cilinders), hun logische planning en hun grote variëteit aan decoraties.

Hoezeer het badhuis tot de wereld van het ritueel behoort, blijkt uit de talrijke gedragsvoorschriften. Je moet er met je linkervoet binnenstappen, en de rechtervoet moet als eerste weer buiten. Net zoals in het toilet, want beide plaatsen puilen uit van de satans. Je gaat van de ene ruimte naar de andere tegen de richting van de zon in. Wie zich schrobt, moet aan de rechterkant beginnen. Het is goed om je schaamhaar te scheren. Het is beter om er de koran niet te reciteren, tenzij men het niet hardop doet.

Tegen wil en dank beland je toch altijd weer in de erotische sfeer. Voor het huwelijk voltrokken wordt, gaat de bruid zich in het badhuis reinigen. De meeste getrouwde moslimvrouwen gaan naar het badhuis telkens nadat ze seksueel verkeer hebben gehad. En vaak komt het voor dat ze juist door te baden de begeerte van hun man opwekken, wat soms tot heftige ruzies leidt. De uitdrukking ?naar het badhuis gaan? is trouwens een eufemisme voor het bedrijven van de liefde. De associatie tussen seksuele omgang en de gang naar de hammam om zich te reinigen is zo sterk dat vrouwen zich gaan schamen als ze er te vaak worden gezien. En dat ondanks het feit dat in de wereld van de islam de seksualiteit, anders dan in de christelijke wereld, niet beschouwd wordt als een noodzakelijk kwaad dat alleen maar dient om de voortplanting te waarborgen. Seksueel genot is in de islam een waarde op zich. Het is een geschenk van God om het bestaan te veraangenamen. Volgens de tafsier of koran-uitleg van Majboedi trekt men niet alleen op aarde profijt van een wettig liefdesspel, maar geldt het tevens als een vrome daad die de toegang tot het paradijs vergemakkelijkt : ?Als een moslimman zich voorneemt zijn vrouw te benaderen, noteert God twintig goede daden op zijn naam en schrapt hij twintig van zijn slechte daden. Als hij haar bij de hand neemt, noteert God veertig goede daden en schrapt hij veertig slechte daden. Als hij haar zoent, noteert God zestig goede daden en schrapt hij zestig slechte daden. Als hij tot haar binnengaat, noteert God honderdtwintig goede daden.?

Het badhuis tussen hemel en hel, Marjo Buitelaar en Geert Jan van Gelder, Uitgeverij Bulaaq, Amsterdam, 1996, 239 blz., 790 fr.

V.l.n.r. : Moors bad van Jules Migonney, Turks bad van Jean-Auguste- Dominique Ingres, en Aansteekster van waterpijpen van Jean-Léon Gérôme.

Massage, van Édouard Debat-Ponsan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content