Het cliché wil dat je niet tegelijk Italië- en Spanjegek kunt zijn. Onzin, natuurlijk. Een glaasje prosecco gaat er bij mij altijd in, maar een glaasje cava evengoed. Prosciutto di Parma of jamón ibérico ? Laat maar komen, zij aan zij, en zet er een potje van die gerimpelde zwarte olijven naast. Maar als ik écht moet kiezen tussen Italiaanse finezza en rauwe Spaanse passion, aarzel ik geen moment.

De verklaring ligt – zoals u al vreesde – in mijn prille jeugd en meer in het bijzonder de zomers die ik bij mijn grootmoeder doorbracht in Andalusië, in een wit dorpje aan de voet van de Sierra Almijara. Sneeuw op de hoogste bergtoppen, in de diepte het blauwselblauw van de zee. Tussenin olijfgaarden, waar krekels meetrilden met de hitte. Hoe mijn Belgische bomma daar in haar oude dag terechtgekomen was, is een verhaal op zich. Laat ik het erop houden dat Torrox voor een tienjarige het paradijs was. De steile smalle straatjes geurden naar jasmijn, een ijsje met anijssmaak kostte één peseta. En in de dorpscinema, waar de pelletjes van de zonnebloempitten je om de oren vlogen, draaiden films met Joselito. Ayayayay Joselito, met je ogen van git, je straatboefjesglimlach en die stem die door merg en been ging. El pequeño ruiseñor noemden ze hem, de kleine nachtegaal. In werkelijkheid was het negenjarige jongetje dertien, zijn manager kweekte hem als een bonsai, maar dat wist ik niet toen ik zijn 45 toerenplaatjes grijs draaide.

Met Joselito liep het slecht af. Toen hij uiteindelijk toch de baard in de keel kreeg, was het uit met zijn succes. Hij raakte aan de drugs, zou zelfs als huurling in Afrika gevochten hebben. Maar dat veranderde niets aan mijn liefde voor Spanje en alles wat Spaans is. Penélope Cruz in Vicky Cristina Barcelona. Alle mujeres al borde de un ataque de nervios in de films van Almodóvar. De meedogenloze vlaktes van La Mancha, de zeeboulevards van Gijón en Cádiz, de witte windgegeselde stranden van de Costa de la Luz. De Romaanse kerkjes in Castilië, met hun Christusfiguren met grote verwijtende ogen. Het Alcázar van Segovia, de Plaza Mayor van Salamanca. La Casa Pedrera van Gaudí in Barcelona. Het Dalímuseum in Figueras. Het hele eiland Mallorca, op Playa de Palma en El Arenal na. Het schilderij De derde mei 1808 van Goya. De blauwe periode van Picasso. El amor brujo van Manuel de Falla. De cd Niña de fuego van de Afro-Spaanse Concha Buika. Het geluid van gierzwaluwen in de schemering. De stentorstem van de patron van Las Mañas in Amberes. Alle restaurants in Madrid waar Hemingway niét gegeten heeft.

Fotojournalist Jean-Pierre Gabriel zou aan dat lijstje wellicht de Baskische keuken toevoegen : van de zeven Spaanse restaurants in de wereldtop liggen er vier in Baskenland, zoals u in deze Spanjespecial kunt lezen. Collega Wim Denolf verloor zijn hart aan het Moorse Sevilla. Aan Carlos Ruiz Zafón, auteur van De schaduw van de wind en Het spel van de engel, zijn clichés als tapas en toreros niet besteed, maar met zijn Kerkhof der Vergeten Boeken zorgde hij zelf voor een nieuw, zij het imaginair Spaans landmark. Om al deze redenen en, niet het minst, Joselito : een welgemeend E viva España !

linda.asselbergs@knack.be

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content