Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Avignon rust ’s winters nog altijd in de schaduw van zijn pauselijke verleden, maar bloeit ’s zomers open voor een festival dat iedereen de stad benijdt.

Avignon heeft de omvang van een bescheiden provincienest. Een doorsneewandelaar slentert in minder dan een uur om de versterkte stad, zonder zich daarbij op te jagen. En toch staat Avignon sinds eeuwen stevig op de kaart. Bijna een eeuw lang was het de belangrijkste stad van het katholicisme, die negen pausen binnen haar muren koesterde, waarvan twee tegendraadse. En ook al is dat bijna zes eeuwen geleden, de sporen liegen er niet om.

Het Palais des Papes torent als een heuse burcht boven het westelijke stadsdeel uit; de werkelijke omvang dringt pas goed tot de voorbijganger door op de Place du Palais. Alleen de aanpalende Notre-Dame des Doms, met het vergulde mariabeeld op de toren, verstoort het geheel.

Met de bouw van het oudste deel van het pausenpaleis werd al in 1335 begonnen, en twee decennia later was het paleis met een volume van pakweg vier kathedralen het belangrijkste uit de gotiek. Wie er binnenloopt, komt onder de indruk van de hoogte van de plafonds en ondergaat tegelijkertijd de charme van de soberheid van het interieur. Het monumentale is gebleven, maar de pracht en praal van weleer zijn teloorgegaan. Er is gebouwd voor de eeuwigheid, maar de decoratie en het meubilair zijn ten prooi gevallen aan branden en aan de gevolgen van politieke twisten. Vooral de Franse Revolutie hield er lelijk huis, en gedurende zowat de hele negentiende eeuw bleef het paleis enkel in gebruik als kazerne. Pas in 1906 had men weer oog voor het historisch belang ervan en werd met de restauratie begonnen. Daardoor kun je die unieke getuige van een geschiedenis vol intriges nu weer voluit lezen.

Toen Avignon in 1309 tot residentie van de paus werd gepromoveerd, telde het stadje amper 5000 inwoners, maar door die promotie groeide dat aantal in geen tijd tot 40.000. De opeenvolgende pausen bleken een zekere allure wel op prijs te stellen. Dat hoefde geen probleem te zijn: de inkomsten van de kerk waren enorm. Overal werden paleizen voor de kardinalen opgetrokken en de welvaart nam hand over hand toe.

Het is lente in Avignon, maar er staat een ijselijke wind onder een staalblauwe hemel. ” C’est Ć  cause du mistral qui a tout balayĆ©“, zegt de hotelierster die me over mijn teleurstelling heen probeert te helpen en me aanraadt een extra pull aan te trekken voor mijn dagelijkse wandeling. Ik heb een beetje gemopperd omdat ik een warmer onthaal verwachtte in het zuiden, en als om me troosten zegt de vrouw dat ” les abricots sont en fleur“. Ik knik, loop door smalle straatjes en zet er dan stevig de pas in, op weg naar het Grand CafĆ©, waar ik om mijn dagelijkse slok cafeĆÆne kom. De koffie is er lekker sterk en de ruimte met de hoge plafonds is tot een gezellige plek omgevormd op een wijze die alleen de Fransen beheersen – een beetje slordig maar met allure.

Uniquement par les initiĆ©s“, antwoordt de ober als ik opper dat de zaak toch een grote bekendheid moet genieten. ” On est mal placĆ©.” Dat laatste valt niet te ontkennen: alleen wie helemaal achter het Palais des Papes door de smalle tuin loopt en vervolgens ook nog een donker stukje galerij trotseert, maakt kans om bij het Grand CafĆ© uit te komen. Het ligt letterlijk in de schaduw van het paleis. Vroeger fungeerde het gebouw als legerdepot, daarna als manutention, weer later werd het een industriĆ«le bakkerij. Nu bladdert de verf van de muren. De bezoeker ontkomt niet aan de confrontatie met zichzelf in de vijf enorme spiegels. Donkergroene gietijzeren zuiltjes ondersteunen het plafond. Ouderwetse kapstokken, tafeltjes in diverse stijlen, theedozen tegen de muur: het Grand CafĆ© hoort thuis in de categorie onverzorgd maar aantrekkelijk, lokt een gevarieerd publiek dat niet zelden een stuk van de avond in het kleine filmtheater ernaast doorbrengt. De laatste avond drink ik er een glas wijn met een van de twee eigenaars. Hij heeft een paar jaar in Parijs een soortgelijke zaak gerund, maar is naar de kleinsteedse gezelligheid van Avignon teruggekeerd.

Op de Place de l’Horloge draait een carrousel met twee verdiepingen paardjes, op de terrassen zitten verkleumde habituĆ©s manmoedig in de koude zon bij de koffie. Het stadje moet nog uit de winterslaap ontwaken, en van de fraai gevulde affiche van de evenementen rondom de Culturele Hoofdstad van Europa valt zo goed als niets te merken in de straten. Het is te vroeg op het jaar, maar straks, als het zomert, groeit Avignon zoals elk jaar uit tot de officieuze culturele hoofdstad van Europa, die meer dan honderdduizend bezoekers verwacht voor haar festival.

Weinigen liggen wakker van die titel van Culturele Hoofdstad, al is er natuurlijk een extra inspanning voor gedaan. Het thema BeautƩ werd naar voren geschoven. Voorlopig zit die schoonheid vooral in een handvol herenhuizen in de zijstraatjes van de Rue de la RƩpublique, waarvan de faƧades door de commercie in beslag genomen zijn.

Weinigen realiseren zich dat de plotse groei van Avignon in de veertiende eeuw ook de ingewortelde vrijheidsdrang van de stad van extra inspiratie voorzag. Ook in sommige Italiaanse steden zou het zelfbewustzijn zo sterk worden dat ze tot heuse stadstaten uitgroeiden. In 1348 had Clemens VI Avignon afgekocht van koningin Jeanne, en het zou nog tot 1791 duren eer de stad weer in Franse handen kwam. Dat zelfbewustzijn stak weer de kop op toen filmregisseur Jean Vidal in 1947 een bescheiden theaterfestival opzette, dat snel wereldfaam zou verwerven en tot vandaag hƩt culturele zwaartepunt vormt van elke Franse zomer.

De Franse pausen bleken enigszins verslaafd aan hun wereldse status en aan hun levensstijl, en toen de interne Italiaanse twisten wat waren bijgelegd en op een terugkeer van de Heilige Stoel naar Rome werd aangedrongen, bleek de kerkelijke eendracht ineens zoek. Terwijl in Rome een nieuwe paus werd gekozen, gingen de Fransen in Avignon op hun elan verder en zorgden ze voor een eigen kerkvader. De hardnekkigheid waarmee de Fransen hun eigen paus steunden, bleef ook intact na de dood van Clemens VIII, maar zijn opvolger zou uiteindelijk de laatste paus van Avignon worden. Het Groot Westers Schisma zou van 1378 tot 1417 hebben geduurd.

De Rue de la RĆ©publique, die van het station naar de Place de l’Horloge loopt, ligt vol winkels, cafĆ©s en tearooms. In de zijstraten zuchten schitterende patriciĆ«rswoningen. In sommige daarvan huizen merkwaardige collecties, zoals die van het MusĆ©e Calvet en het MusĆ©e Angladon. Het eerste is de perfecte bestemming voor wie houdt van een zondagochtendwandeling met klassieke kunst. De bezoeker wordt er als het ware verwelkomd in de Galerie des Sculptures, een beeldengalerij waar het licht zo mooi door de zijramen valt. Zowel vijftiende-eeuwse polychrome houten beelden uit Duitsland en uit Vlaanderen als negentiende-eeuwse Franse beeldhouwwerken zorgen voor afwisseling en voor esthetische hoogstandjes die de eeuwen hebben getrotseerd. De negentiende-eeuwse Moissonneuse endormie van Louis Veray rust er naast Femme grecque se disposant Ć  entrer dans le bain van Jean-Joseph, Ć©Ć©n sandaal al los van de voet. In de Galerie Vernet op de eerste verdieping hangen indrukwekkende schilderijen met vaak stormachtige beelden, overweldigend in hun genre. Bijvoorbeeld het merkwaardige doek van Horace Vernet: Joseph Vernet, attachĆ© Ć  un mĆ¢t, Ć©tudie les effets de la tempĆŖte. De verbaasde bezoeker staat er oog in oog met een ontketende zee met op een minuscule schuit de plichtsbewuste, geketende wetenschapper die zijn werk doet. Technisch prachtig geborsteld maar een beetje geweldig voor een zondagochtend. In de tuin is een moderne installatie opgesteld die eruitziet als een geordend geheel van blauwe, lichtgevende vierkantjes met ragfijne omhoogstekende pootjes.

Maar de tijd dringt en we willen naar dat hĆ“tel particulier van de couturier, kunstminnaar en mecenas Jean Doucet die in 1874 zijn eerste werken kocht: een marine van Monet en een Etude de danseuse van Degas. De man verzamelde een flinke collectie achttiende-eeuwse werken, maar die moesten in 1912 plaatsmaken voor meer moderne kunstuitingen. Zo kocht hij in 1924 Les demoiselles d’Avignon van Picasso en liet hij in Neuilly een studio inrichten waarin zijn schilderijencollectie geheel tot haar recht moest komen. Het museum is van een aparte, rustgevende schoonheid die te danken is aan de sobere aanpak en aan de uitzonderlijke werken. Een tabouret van Pierre Legrain, een trein van Vincent van Gogh, een fotografische reconstructie van de studio in Neuilly. Doucet was niet alleen maar een verzamelaar, hij onderhield ook nauwe banden met de kunstenaars die hij bewonderde. In een vitrine getuigt een brief van de schilder Picabia van die band: ” Aussi dans la solitude qui nous entoure tous… j’ai trouvĆ© en vous une chaleur dont le rĆ©confort m’est prĆ©cieux, au milieu de l’Ć©pouvantable indiffĆ©rence qui m’a Ć©tĆ© si pĆ©nible Ć  supporter.

Het mooiste huis in Avignon is geen museum maar een hotel. La Mirande is ondergebracht in een kardinaalshuis uit de tijd van de Franse pausen, dat in de zeventiende eeuw een faƧade kreeg van architect Pierre Mignard. Die vormde het geheel om tot een hƓtel particulier. Drie eeuwen later is dat geheel dankzij de passie van een Duits paar een wel erg bijzondere plek geworden: rustig gelegen aan de achterzijde van het pausenpaleis, statig en toch elegant. De Steins zijn van Duitse origine, en woonden een tijdje in Vence eer ze in Avignon neerstreken. Daar vielen ze meteen voor de charme van het pand. Hun zoon Martin werd meegesleurd in hun enthousiasme en gaf zelfs zijn dokterspraktijk op om zich samen met architect FranƧois-Joseph Graf over de restauratie te buigen. Nadat ze een pak documentatie, met de mond geblazen vensterglas, antieke tegels en stenen hadden verzameld, gingen ze op zoek naar ambachtslui die nog bij machte waren om het geheel zijn luister van weleer terug te geven. Her en der werd naar collecties van beschilderd papier gezocht en naar stoffen die perfect zouden aansluiten bij de sfeer die het echtpaar op het oog had: die van de Provence tegen een oosters aandoende achtergrond.

We verbleven er niet maar gebruikten er op gezette tijden de thee op de warme binnenkoer met de rieten stoelen. Een kalende heer begiet er op statige wijze de bloemen, mevrouw Stein helpt de gasten bij hun planning van de dag. Wie gewoon wil binnenblijven, vindt er een verzameling kunstboeken. Toen het hotel een paar jaar geleden werd opengesteld, schreef Le Figaro: ” DĆ©jĆ  l’hĆ“tel le plus raffinĆ© d’Avignon et peut-ĆŖtre mĆŖme de France, ce sera le lieu de pĆØlerinage des hommes et des femmes de goĆ»t.Le Nouvel Observateur sprak van le plus charmeur et le plus thĆ©Ć¢tral des hĆ“tels de la ville d’Avignon.

We eindigen ons bezoek bij de Pont d’Avignon, eigenlijk de Pont Saint-BĆ©nĆ©zet, die in de realiteit veel smaller uitvalt dan haar reputatie, maar tegelijkertijd een beetje incontournable is. Ook al is van de twaalfde-eeuwse brug, gebouwd voor voetgangers en ruiters, nauwelijks nog een kwart over. Oorspronkelijk telde ze negentien bogen, waarvan er nog vier standhouden. Ze is dan ook niet veel meer dan een curiosum geworden, een winderige plek boven de rivier vanwaar de bezoeker uitkijkt op weer zo’n andere herinnering uit de pausentijd: Villeneuve-lĆØs-Avignon. Deze stad aan de overkant van de RhĆ“ne wordt in de volksmond de kardinaalsstad genoemd, verwijzend naar herenhuizen en binnenhoven die aan de daar levende kardinalen toebehoorden.

Pierre Darge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content