Arriba la salsa

In Havana wordt de salsasaus royaal over het leven gegoten, pittig gekruid, met een rijke mix van ingrediënten. Salsa is aanstekelijk. U kunt er op 23 mei ook van proeven op de salsanacht van Weekend Knack i.s.m. radio 1.

Met zijn verroeste oldtimers en afgebladderde huizen lijkt Havana op het eerste gezicht een gebombardeerde stad. Een veertig jaar oude ruïne, terend op de resten van de jaren ’50, toen Havana flink op weg was om het Monte Carlo van de Caraïben te worden. Een tweede blik verzacht, en toont al snel een ander plaatje: warm, kloppend, uitnodigend, exotisch. Net als Jorges huis. Een vervallen, koloniaal paleis à la Garcia Marquez, met muurhoge spiegelwanden en gammele, prerevolutionaire schommelstoelen op de koele veranda.

Een bizarre aanblik biedt zo’n huis, waar 40 jaar lang geen reparatie is uitgevoerd, geen meubelstuk, geen likje verf, geen stukje comfort is toegevoegd. Maar dat deert Jorge Lopez Portales niet, net zo min als het feit dat hij dit huis met drie andere gezinnen moet delen. Ach, wat? Zelfs met al deze bewoners blijft het een marmeren kasteel waar de doorsnee-Cubaan slechts van kan dromen. Dus lacht Jorge, stralend en zorgeloos, en wat graag bereid ons in zijn rotversleten Lada mee op salsastrooptocht te nemen. Want één week illegaal taxichauffeur spelen, levert hem ruim het tienvoudige op van zijn schamele advocateninkomen.

Salsa willen we dansen. Salsa willen we horen, ruiken, proeven, zien. En dat kost weinig moeite, want salsa is hier overal: in de straten, op het strand, in de huizen en de bars. In het lichaam van de oudere vrouw die, zomaar op de stoep, kleine pasjes danst. Op het gezicht van de man die – lui, gelukkig en met tokkelende vingers – naar haar kijkt. In de bekkenbewegingen van de paartjes op de Malecón, zo expliciet en suggestief. Op de blote huid van de gulle vrouwen, in de lachende ogen van de soepele mannen.

Geen idealer gezelschap trouwens dan Jorge Lopez Portales en Karl Cortebeeck. Jorge, die de stad op zijn duimpje kent, en vooral haar stalen dinosaurussen met zijn ogen liefkoost: ” Look, a Plymouth, 1956. A Dodge, 1956. A Chevrolet, 1951. A Pontiac, 1948!” En Karl natuurlijk, die met de salsa in zijn lijf niet alleen de sleutel tot elke salsatent en -school in handen heeft, maar ook de sleutel tot het hart van elke Cubaan.

Neem nu het dansende meisje Juana in de Calle Empedrado, in die onooglijke bar zonder muren, maar met dikke tralies waardoor de toeristen naar binnen gluren. Snel en dwingend drijven vijf muzikanten het ritme omhoog. Sneller, hoger, warmer.

“Zozo, Mijnheer de Toerist wil met mij dansen?” lijkt het negerinnetje in de zilverjurk te grijnzen als Karl haar op de schouders tikt. Maar het volgende moment dansen ze al samen en zit de lucht vol elektriciteit. O neen, niet langer spottend, maar verrukt kijkt Juana hem nu aan. Hoger, steeds hoger drijft het orkestje het ritme tot álles, Karl en Juana, de muziek en de mojito, salsa wordt.

Karl Cortebeeck: “Salsa betekent letterlijk saus, een combinatie van verschillende ingrediënten. Salsa is als Cuba zelf: een mengelmoes van verschillende culturen, elk met hun eigen dans- en muziekstijlen. Het belangrijkste ingrediënt is de son, die rond 1910 in de oostelijke provincies van Cuba opdook, al snel heel populair werd en nog steeds met veel vuur in de Casas de la Trova – de door de staat opgerichte cultuurhuizen – gedanst wordt.

Voeg daarbij enkele andere dansstijlen – mambo, chachachá, guajira, yambú – en een flinke portie Afrikaanse ritmes, en je krijgt een pittige ‘saus’ die rond 1950 in Havana haar definitieve vorm en aroma kreeg. Sommigen beweren dat de salsa in de barrios, de zwarte buitenwijken van New York, is ontstaan, maar geen enkele Cubaan zal dat beamen. De New Yorkse stijl is trouwens heel verschillend van de Cubaanse.

Tegenwoordig is salsa ontzettend populair, en worden de ‘mastodonten van de salsa’ in alle hoeken van Europa op handen gedragen. Celia Cruz, de 80-jarige Koningin van de Salsa, die vorig jaar nog met een onvoorstelbare flair en energie op de Antilliaanse Feesten in Antwerpen verscheen! Ibrahim Ferrer, en de andere leden van de Buena Vista Social Club! Als oudjes stappen zij het podium op, maar zodra er salsa weerklinkt, lijkt het alsof ze een verjongingsserum toegediend krijgen. En ook bij de jongere generatie – van Gloria Estefan tot de nieuwste groepen uit Colombia of Puerto Rico – is salsa springlevend. Niemand kan toch onbeweeglijk blijven bij deze muziek? Wie salsa in zich heeft, kan gewoon niet anders dan dansen.

En weet je wat het geheim is? Dat geen enkele dans- of muziekstijl de warmte, de levendigheid en het menselijk contact kan evenaren. In de salsa proéf je de klanken, de zon en de vitaliteit van de Caraïben. Europa puilt uit van luxe en rijkdom, maar heel wat mensen zijn verkrampt, schichtig bij een aanraking, bang van fysiek contact. Geef mij maar de levensvisie van de Cubaan: No es fácil, hay que luchar la vida, het is niet gemakkelijk, om te overleven moet je vechten. Hier zijn de mensen arm, maar ze dansen en maken muziek. Waarom komen al die buitenlanders naar hier? Om van de warmte en de gezelligheid te proeven. Wie één keer in Cuba is geweest, laat zijn hart hier achter.”

Als pure adrenaline pompt het salsaritme door de donkere bar. De vrouwen lachen Karl toe en plooien hun soepele lijf naar het zijne, onherroepelijk in de ban van die betoverende mix: een vreemdeling die danst als een Cubaan. Breed lachen ze hun blinkende tanden bloot, en wie met hem gedanst heeft, blijft rond hem draaien en streelt hem met haar ogen. Mariela, rank en tenger als een ballerina, Victoria met royale wiebelende borsten, Mercedes met donkere, vochtige ogen en Mirta, die met zekerheid weet dat “zo goed een man danst, zo goed hij ook vrijt”. En de mannen? Die kloppen Karl op de schouders, betalen hem een drankje en noemen hem hun beste vriend.

Karl: “Bij ons wordt dansen vaak geassocieerd met vrouwelijk gedrag en zijn er ook veel meer vrouwen dan mannen die graag dansen. Hier, in Cuba, is dansen een waardevol goed en behoort salsa tot de topdrie van de sociale vaardigheden. Wie goed kan dansen, wordt zonder enige afgunst door mannen én vrouwen gewaardeerd.

In Cuba laat een vrouw heel duidelijk merken wat ze van haar danspartner vindt. Als ze tijdens het dansen naar je lacht, weet je dat ze er plezier in heeft. Als ze niet lacht, danst ze louter uit beleefdheid. Een Cubaanse man herkent zichzelf in een goede danser. Het is pure projectie. Wat ik doe, zou hij zelf ook willen doen. Een schijnbeweging tijdens het dansen, even naar het been van de dame grijpen, mijn knie rond haar heup leggen of mijn been over haar hoofd zwaaien, dat vindt hij ongelooflijk.

Neen, salsa is geen techniek maar de vertolking van een gevoel, een subtiel spel tussen man en vrouw. Met hele fijne bewegingen laat ik mijn dame merken dat ik haar aanvoel, dat ik kan variëren, dat ik het spel kan spelen. Alles draait om het plezier elkaar in de dans te vinden, te voélen dat je zielsverwanten bent. Ik leid, zij volgt. Ik geef aan, zij speelt op mij in. Ik kom haar tegen, wij passen in elkaar. Zo rond, zo soepel, zo vaardig zijn wij.

Het gaat om de subtiliteit van een hand die toevallig ergens terechtkomt. Een lichte aanraking, even strelen in de hals, een vingertop op de rug, die ontzettend veel effect heeft. Een spel van aantrekken en afstoten. Ik maak een schijnbeweging, zij tracht mij te ontlopen. Natuurlijk moet je al een zeker niveau hebben om dit spel geraffineerd te spelen. Wie de hele tijd aan zijn basispassen moet denken, heeft natuurlijk geen ruimte voor subtiliteiten.”

“Heeft Mirta gelijk?” wil ik weten. “Zo een man danst, zo een man vrijt?”

Karl glimlacht, op zijn hoede. “Als je vaardig bent in het dansen, verwijst dat indirect naar je vaardigheden in het liefdesspel. Als ik een vrouw kan laten aanvoelen welke variaties ik in petto heb, prikkel ik haar zinnen en haar nieuwsgierigheid.”

“Dus eindigt de salsa vaak in bed?”

“Mmm, daar zit wel iets in. ‘ La salsa nunca se para en el salón, se transmite en la cama‘, zegt men in Cuba. De salsa eindigt nooit op de dansvloer, maar zet zich verder in het bed. Maar voor alle duidelijkheid: mijn streefdoel is niet om vrouwen te verleiden. Een man die louter salsa danst om zichzelf op te winden of een vrouw in bed te krijgen, kan nooit een goede danser zijn. Door zo direct op zijn doel af te stevenen, fixeert hij zich op bekkenbewegingen en ontsnapt de essentie van de salsa hem: het spel, de vertolking, het aanreiken van gevoelens.

A la limite komt het erop aan een vrouw in zo’n stemming te brengen dat ze zich tijdens het dansen helemaal voor haar partner openstelt. Maar al dans ik met de knapste vrouw ter wereld, altijd gaat het mij om het plezier van het dansen zelf. De verrassing om tijdens die eerste dans te merken dat het klikt, bij de tweede al zachtjes te genieten om, bij de derde helemaal voluit gaan: a gozar.”

Ach, natuurlijk speelt niet iedereen het spel even subtiel. Meisjes die, gecharmeerd door een buitenlandse salsadanser, meteen met hem naar bed willen, zien toch gewoon dollars in zijn ogen?

“Geloof me, het hoogste salsagenot ligt in de dans zelf, als alle basisvoorwaarden – A Tiempo, El Sentimiento, La Sensualidad, La Suavidad – vervuld zijn.

Wie niet a tiempo kan dansen, noemt men un pato. Een eend. Het gevoel, el sentimiento, is het begin- én het eindpunt van de salsa. Onlangs zag ik een koppel zeventigplussers ondanks de stijfheid van de jaren met zoveel sentimiento dansen. Heus, mooie salsa vereist geen ingewikkelde figuren. Ook met een eenvoudige basis kan je in een fractie van een seconde je danspartner perfect aanvoelen. En die sensatie, een partner met wie het echt klikt, is de grootste en de sterkste drug die ik mij kan voorstellen. Het benadert niet alleen fysiek maar ook gevoelsmatig de intensiteit van een vrijpartij met een geliefde. Geen groter genot dan een vrouw die mij telkens opnieuw kan aanvoelen, die inspeelt op de figuren die ik voorbereid, die gevoelsmatig wéét welke richting ik uit wil. En ook omgekeerd is niets zo ontgoochelend als dansen met een dame bij wie dát gevoel ontbreekt.

Alleen al een hand vertelt mij alles. Aan de vingertoppen van een vrouw kan ik voelen of zij mij wil volgen, in welke mate zij bereid is het spel te spelen. Hoe kan ik die spanning in haar bovenarm beschrijven als zij mij niet vertrouwt? Of die zachte ontspanning als zij, na die eerste dans, weet dat ik haar niet zal beschamen. Want een man kan zijn danspartner om de tuin leiden, haar de verkeerde kant uitsturen of voor schut zetten. Sommige dansers gebruiken de dame om zelf te schitteren en blikvanger te zijn. In de New Yorkse salsastijl zie je dat wel vaker, bijna nooit in de Cubaanse, waar zeer attent gedanst wordt. Suave is de boodschap: zachtjes, vloeiend, zonder één ogenblik te forceren of druk uit te oefenen. Een dame moet voelen wat ik wil, maar tegelijkertijd ook ruimte tot spelen krijgen. Zij moet mij volgen, maar ook kansen tot interpretatie krijgen. Met mijn handen moet ik haar leiden, zacht en rond, zonder haperingen, zo continu en vloeiend dat de dans uiteindelijk één beweging wordt. Want la sensualidad is in de salsa een zinnelijkheid die veel verder reikt dan een beweeglijk bekken. Zij is een verleiding: ‘Ik toon jou iets, en jij volgt mij. Ik licht een tip van de sluier, en jij speelt daarop in.’ Een man dient zijn dame te laten schitteren, maar moet uiteindelijk zelf de baas zijn en de dans leiden. Deze mannelijke dominantie mag er volgens mij best zijn, op voorwaarde dat zij zich nooit flagrant uit. Dominantie ten koste van de dame is uit den boze.”

Tot morgen, salsero?” roepen de muzikanten hoopvol als ze ons, laat in de middag, uitwuiven. Juana loopt een eindje met ons mee, stralend, vastbesloten ons morgen mee te nemen naar het Teatro Nacional, de salsaschool waar zij lesgeeft.

“Morgen, zelfde plaats, zelfde uur?” fluistert ze plots, nog snel voor ze het schichtig op een holletje zet.

Het is zaterdagavond, salsafeest in de hele stad. Overdonderd door de wetenschap dat de beste salsagroepen ter wereld hier allemaal tegelijkertijd aan het werk zijn, weten we niet waarheen eerst te trekken. Naar Los Van Van, het wereldberoemde salsaorkest in Hotel Habana Libre Tryp? Naar Beny Moré, de grote ster van de jaren ’50 in El Tropical? Naar Los Pinos Nuevos, het dansgezelschap dat bij elke buitenlandse tournee de helft van haar dansers “verliest” richting vrijheid? Neen, na lang aarzelen besluiten we naar Carlos Manuel y su clan te trekken, op de Playa Santa Maria, zo’n 30 km buiten Havana.

Die keuze breekt ons zuur op als we, bijna op onze bestemming, een gemotoriseerd lid van de alomtegenwoordige policia naast ons zien opduiken. Bars dwingt hij Jorge aan de kant en sommeert hem ruw om uit te stappen. Spanning en onrust flikkeren in Jorges ogen als hij nog snel zijn papieren meegrist en, heel even, een vragende blik in Karls richting werpt. En terwijl we vanuit de wagen toekijken hoe Jorge in het licht van de koplampen langdurig verhoord en afgeblaft wordt, legt Karl uit dat Cubanen onder geen beding buitenlanders mogen vervoeren. Peperdure staatstaxi’s dienen ons te vervoeren.

“Jullie zwijgen als vermoord”, fluistert Karl ons nog snel toe om dan, opzettelijk in gebrekkig Spaans, voorzichtige antwoorden te formuleren op de vragen die de agent ook ons toesnauwt. Wie zijn we? Waar komen we vandaan? Waar gaan we heen? Wat doen we in Cuba? Wanneer hebben we Jorge leren kennen? Hoeveel betalen we voor deze rit?

Cubakenner als hij is, weet Karl dat we geen toeristen en zeker geen journalisten mogen zijn. Dat we Jorge zelfs geen honderdste van een dollar mogen betalen. Dat we onder geen enkele voorwaarde zijn vrienden mogen of kunnen zijn. En dus vertelt hij dat we Belgische ingenieurs zijn die door Jorges bedrijf – een transportfirma – zijn uitgenodigd voor een werkbezoek. De agent monstert ons, we zien hem twijfelen. Het klinkt ook allemaal zo onwaarschijnlijk geloofwaardig. Dan beent hij opnieuw weg om de arme Jorge aan een tweede kruisverhoor te onderwerpen en ten slotte naar de telefoon te grijpen om Jorges bedrijf te contacteren.

“Als iemand die verdomde telefoon opneemt, hangt Jorge”, sist Karl tussen zijn tanden. Maar goddank, het is zaterdagnacht, en de bedrijfstelefoon die blijft rinkelen redt Jorge van een 1200-dollarboete of, nog erger, een effectieve gevangenisstraf.

Na het incident blijft het een hele tijd stil in de auto, tot Jorge plots uitgelaten-euforisch begint te lachen, gierend en hikkend, snakkend naar een glas mojito en een flinke portie salsa.

Ook op de Playa Santa Maria trilt de spanning in de lucht. Pure lust en erotiek zinderen door de mensenmassa. Geen minuut duurt het voor we allemaal aan het dansen zijn, lachend, gedachtenloos, meegesleurd door een ritme dat we onmogelijk kunnen weerstaan.

“Hé, een vreemdeling die danst als een Cubaan”, gaat het alweer als een lopend vuurtje. En opnieuw kloppen de mannen Karl op de schouders en bieden de vrouwen hem hun lijf en leven aan. Mayra nodigt hem uit in haar bed, Lisbet wil een kind van hem en Leydi weent als zij hem moet laten gaan.

Toegegeven, wij vrouwen vallen ook best in de smaak. Antonio wil graag met mij naar bed, Miguel beweert dat ik zulke mooie ogen heb en Joaquin stelt voor mij “in de salsa” in te wijden. Maar dat zij geen goede dansers en misschien alleen maar slechte gigolo’s zijn, heb ik na enkele dagen Havana ook wel door.

Karl: “Cubanen hebben veel ritme in hun lijf en komen heel vaak en vroeg met salsa in contact, maar het is een westers waanidee dat elke Cubaan goed salsa danst. De laatste jaren zijn de echte topdansers trouwens niet langer Cubanen, maar Europeanen en Amerikanen. Het Duitse danspaar Marion en Mimo is daar een sprekend voorbeeld van. Voor Cubanen is salsa zo vanzelfsprekend, zo beschikbaar. Disco en house, dat vinden de jongeren pas vernieuwend! Bovendien vraagt elk talent ontzettend veel tijd, energie en oefening. Keihard moet je werken, je voortdurend openstellen en uitzoeken wat bij je past. Telkens ik iemand zie dansen, steel ik met mijn ogen.

Zelf heb ik altijd gedanst. Als kind was het een spel, maar vanaf mijn achttiende begon ik echt te trainen. Salondansen. Ik trouwde met een Deense vrouw, een uitstekende danseres die 26 keer internationaal geselecteerd werd. Dankzij haar kon ik mijn niveau ontzettend snel optrekken, en ontdekte ik dat dansen met iemand die je zo goed aanvoelt en kan volgen een heel intense beleving, sterker nog, een vorm van extase kan zijn.

( stil) Toch liep ons huwelijk spaak. Daarna kwam ik toevallig met salsa in aanraking en meteen was ik verkocht. Ik leerde Spaans, begon naar Cuba te reizen en dweilde de dansscholen in Camagüey, Santiago de Cuba, Holguin en Baracoa af. Stapels video-opnames bracht ik mee naar huis om de passen te analyseren. Als leraar lichamelijke opvoeding ben ik gewend complexe figuren in aparte bewegingen op te delen en aan te leren. Ik ontwikkelde een methode waarmee ik 95% van de mensen kan leren salsa dansen. Dat 5% van de beginners het nooit zal leren, moet je als leraar gewoon aanvaarden.

Door in de scholen van de Dansliga opleidingen te geven, heeft mijn manier van dansen – de oorspronkelijke, Cubaanse stijl – zich in België ruim verspreid: 95% van de mensen danst de Cubaanse, slechts 5% de New Yorkse stijl. En dat is leuk. Want op die manier kan ik niet alleen met jou, maar ook met de dame naast jou salsa dansen.

Intussen heeft het ritme zich zo in mijn lichaam vastgezet dat ik er haast niet meer uitraak. Zelfs als ik op andere muziek dans, dringen de salsapassen zich op. En door voortdurend nieuwe figuren en combinaties uit te werken, krijg ik nog elke avond die kick, die pure zin in salsa. Ja, nog steeds vind ik het leuk om het plezier dat ik zelf in de salsa gevonden heb te kunnen doorgeven. Alleen al de muziek is zo vreugdevol, zo opwekkend. Hoe triest je ook bent, plots voel je de zon op je huid en kan je het leven weer aan. En ook de teksten zijn zo mooi, al komen ze vaak op hetzelfde neer: de liefde, in al haar variaties. Soms komisch: Zorg dat je hennetje gelukkig is, anders duikt er een andere haan op om haar te strelen. Soms poëtisch, soms erotisch: Ik zou de wandelaar op je lichaam willen zijn, om met mijn lippen je bloemblaadjes te openen en te slapen in je diepste warmte.

Hola, salsero”, klinkt het in de groezelige buitenwijk waar we per ongeluk verzeilen. “­Oye, man van salsa!” roepen enkele kerels ter hoogte van El Floridita, de legendarische bar waar Ernest Hemingway bij voorkeur zijn daiquirí dronk. “Ga je weer dansen?” roept een andere hem toe in de Callejon de Hamel, het kleurrijke openluchtmuseumstraatje. Alsof de hele stad hem kent.

Ook in de kleine bar aan de Calle Empedrado zitten ze al op hem te wachten: de muzikanten, de kelners, de klanten en natuurlijk Juana in haar korte zilverjurkje.

“Eerst even dansen”, beslissen de muzikanten, en al snel vloeit de saus weer rijkelijk, op volle smaak, exotisch gekruid. Zo komt het dat niemand tijdig de politieagent opmerkt die zich tussen de toeschouwers mengt, en door de tralies koudweg naar Juana kijkt. Weg moet dit hoerenjong, de straat en de bon op. Niets heeft ze hier te zoeken. En als een straatkat gooit hij haar buiten, met een flinke boete die ze – god weet hoe – zal moeten betalen als ze niet in de gevangenis wil eindigen.

“Vorig jaar heeft Fidel een wet uitgevaardigd ter bestrijding van de prostitutie”, legt Karl uit. “Een vrouw die in het gezelschap van een buitenlander wordt gesignaleerd, kan zonder pardon door de policia worden opgepakt en beboet. Een prostituee riskeert een zware straf: tot 1200 dollar boete, het verlies van haar huis of twee jaar heropvoedingskamp.”

Stil en ontnuchterd zuigen we aan het rietje van onze mojito, en Fidel en Ché, de stoere helden uit mijn studentenjaren, kunnen mij gestolen worden.

Maar een halfuur later duikt Juana weer op. Schichtig, maar met een koket lachje grist ze door de tralies Karls glas weg om het, op de motorkap van een oude Fiat, leeg te drinken. Met een gretige blik naar de man die haar, heel even, in de droom van de salsa heeft meegevoerd.

Karl: “Dit is mijn negentiende bezoek aan Cuba, en de laatste tien jaar heb ik dit land ingrijpend zien veranderen. Wie het echte Cuba nog wil zien, moet zich reppen, want alles verandert razendsnel. Nu al is Havana peperduur, maar buiten de stad is het leven nog eenvoudig en goedkoop. Daar gelden nog die typisch Cubaanse waarden: het familiegevoel en respeto voor de ouderen, de tevredenheid met eenvoudige dingen, het onbezorgde leven. Wie bij ons een onbekende groet, wordt vreemd bekeken. Hier krijgt iedereen een lach en een plaatsje onder de zon.

Natuurlijk vind ik het vreselijk dat mijn goede vriend Odelio na zijn niertransplantatie gestorven is wegens een gebrek aan medicijnen. Maar toch vrees ik het moment waarop het embargo wordt opgeheven. Want dan zullen hier, samen met de Amerikanen, massa’s geld en goederen binnenstromen. Nu is hier geen schrijnende armoede, dan zal het verschil tussen rijk en arm pas duidelijk worden. Nu springt iedereen voor elkaar in de bres, dan zal het worden zoals bij ons: iedereen in zijn eigen, kleine leefwereld. Neen, geef mij maar Cuba op z’n mooist. Bij Odelio’s familie bijvoorbeeld, in het dorpje Cotorro, zo’n vijftig kilometer buiten Havana.”

In Cotorro staan Odelio’s ouders, zussen, schoonzussen en nichtjes ons, allemaal even stralend, op te wachten. Mensen zonder dollartekens in hun ogen, die niets hebben maar ook niets van ons hoeven. En alle clichés blijken te kloppen. Tevreden met hun armoedig tweekamerhuisje en hun povere kostwinning (een grote jerrycan mierzoete limonade, twee peso’s voor een bekertje) leven ze van de zon en de muziek. Juliet is de bloem van het huishouden. Een groot, donker meisje dat twintig jaar geleden in een handdoek gewikkeld bij haar grootouders werd afgeleverd, waar ze blijkbaar zorgeloos en gelukkig is opgegroeid. In een mum van tijd diept ze god-weet-waar een cassetterecorder en wat versleten cassetjes op en danst ze met Karl het piepkleine woonkamertje rond en rond en rond.

Tatiana komt erbij, de schoonzus, blondgeverfd, met grote, droeve ogen die fel oplichten als Karl haar plots de hand reikt. Daarna is het de beurt aan Elena, die met een knipoog ook Melissa, haar tweejarig dochtertje, aan het dansen zet. Bruisend is alweer de energie in dit kleine huisje.

Zelf tril ik op mijn benen als de vrouwen mij in Karls richting duwen. Neen, tien salsalessen volstaan heus niet om met het nodige zelfvertrouwen mijn bekken te draaien op het ritme dat de Cubanen met de paplepel werd ingegoten. Maar dat deert deze vrouwen niet. Prachtig vinden ze het dat ik door het keukentje wervel met de beste vriend van Odelio, de overleden zoon des huizes.

Karl: “Dansen is zo’n eenvoudige vorm van contact. Als je één keer met iemand hebt gedanst, ken je die persoon en hoef je jezelf niet meer voor te stellen. Alles begint met één pasje. Zo zie ik elke dag mensen opleven, plezier maken, verliefd worden, een relatie beginnen en huwen. (grinnikt) Mijn salsaschool is wellicht het meest succesvolle relatiebemiddelingsbureau van heel Vlaanderen.

Als je zou horen hoe salsa het leven van sommigen veranderd heeft, zou je haast denken dat salsa een goeroe is. Voor heel wat mensen is het de ideale manier om stoom af te blazen, zich af te reageren, spanningen te ontladen en plezier te maken. En ook louter vanuit gezondheidsstandpunt is salsa onovertroffen. Geen enkel sport- of fitnessprogramma biedt zo’n unieke combinatie van conditietraining en menselijk contact. Wist je dat vier uur intensief dansen evenveel effect heeft als vier uur lopen? Dat salsa de ideale manier is om overtollige kilo’s kwijt te spelen? Eén van mijn cursisten die 3 à 4 keer per week komt dansen, heeft op één jaar tijd 23 kg overgewicht verloren. En als je geen kilo’s te verliezen hebt, wordt je lichaam er alleen maar steviger en soepeler van. Onlangs las ik zelfs dat men in alternatieve gezondheidscentra salsa als therapeutische behandeling hanteert bij spanningen en stress, constipatie en psychiatrische ziektebeelden.”

De rest van de middag brengen we door op het vlondertje, waar opa Hernan na enig aandringen en enkele slokken rum weemoedige liederen zingt. Zo mooi, zo ontroerend en toonvast dat hij zich zonder enig probleem bij de Buena Vista Social Club zou kunnen aansluiten.

“Opa, hoe komt het dat u zo mooi zingt?” vraag ik hem, als Roodkapje in het sprookje.

“Omdat die liedjes recht uit mijn hart komen”, mompelt hij verlegen, met zijn ogen naar de grond.

Annemie Struyf / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content