ARID Liever langzaamaan

De prille Vlaamse groep Arid heeft lef én al een platencontract in Amerika. Maar ze bijven nuchter en vragen geduld.

L ittle Things Of Venom, de debuut-cd van de Gentse groep Arid, klinkt fris in het hedendaagse rocklandschap. In deze tijden waarin lo-fi (lees: goedkoop gepingel op slechtgestemde gitaren) regeert, deinst dit viertal er niet voor terug om groots en wijds te klinken. En dat getuigt van lef. “Tegenwoordig lijkt het wel of je meer aandacht krijgt als je zonder enige ambitie in je keuken opneemt dan als je er echt voor gaat”, zegt gitarist David Du Pré.

De subtiele nummers van Arid smeekten in ieder geval om een deftige productie. Arid kreeg van Double T dan ook de nodige middelen. Dat Brusselse platenhuis had met K’s Choice al bewezen zich moeite te getroosten als het gaat om investeren in talent van eigen bodem. Goed voorbereid kroop Arid de studio in met knoppenwonder Dave Anderson (met Edwyn Collins, The Sundays en Fine Young Cannibals op zijn cv). “Uit onwetendheid hebben we bijna alles zelf gedaan”, vertelt Du Pré. “Wij, naïevelingen, wisten niet eens wat de taak is van een producer. Bijgevolg lieten we niets aan het toeval over.”

Typerend voor de eigenzinnigheid van Du Pré en zijn vrienden is het verhaal van de finale van Rock Rally ’96. De meesten die zich voor die wedstrijd inschrijven, doen ongeduldig een schietgebed voor de grote doorbraak. Niet zo Arid. Hun deelname was slechts een test. David Du Pré en zanger Jasper Steverlinck kenden elkaar toen amper. Du Pré had van een vorige groep nog instrumentale stukken liggen, waarop Steverlinck was beginnen improviseren. Op een maand tijd hadden ze een cassette opgenomen en die vervolgens ingestuurd. Tot hun verbazing werden ze voor Rock Rally geselecteerd, en hun verwondering groeide nog toen ze op de koop toe positieve kritieken oogstten en met succes door de preselecties raakten. “Gelukkig hebben we op de finale slecht gespeeld,” lacht Du Pré, “zodat we zonder enige druk verder aan de nummers konden sleutelen.”

Arid trok zich bewust voor een lange periode terug. Terwijl ander opkomend talent de jeugdclubs afschuimde, sloegen zij die stap over. Ze verlieten hun repetitiehok nauwelijks. “We waren zelf niet tevreden over de songs”, legt Steverlinck uit. “We wilden er pas mee naar buiten komen als alles naar ons gevoel juist zat.” Het materiaal had potentieel, maar er moest nog gezwoegd worden, zo redeneerden ze. Du Pré: “Wat ik vroeger maakte, waren geen songs maar collages. Vol ritmewisselingen. Dat verleden heeft een invloed gehad op onze latere aanpak. De vreemde kronkels zitten er nog altijd in.”

Steverlinck: “Ik heb de mogelijkheden van m’n stem pas ontdekt toen ik met David begon samen te werken. In zijn op riffs gebaseerde muziek zaten pieken en dalen die mij uitdaagden om vocaal moeilijkere dingen uit te proberen.” Het is een feit: rock nodigt uit tot roepen. Als het maar monotoon en ruig is. De frontmannen die zich niet door gemakzucht laten leiden en op ontdekkingstocht durven gaan, zijn schaars. Steverlinck: “Het is bewonderenswaardig hoe iemand als Rufus Wainwright binnen zijn eerder beperkt stembereik toch op zoek gaat. Hij experimenteert met zanglijnen. Hanteert een rare ritmiek. Tom Barman is op de nieuwe dEUS-cd ook hoorbaar aan het exploreren. Hij vindt melodietjes uit die niet zo voor de hand liggen.” Jasper Steverlinck gaat zo mogelijk nog verder. Hij houdt geen rekening met maten. Maakt bokkensprongen met z’n stembanden. Hij gebruikt ze als een volwaardig instrument. Zoals een Björk, en vooral, zoals een Jeff Buckley. Ook de donkere teksten over liefde roepen vergelijkingen op met de betreurde singer-songwriter.

Steverlinck: “Het kost me weinig moeite om die melancholie naar boven te laten komen. Als ik naar Jeff Buckley luister, hoor ik een soulmate. Toen ik voor het eerst op hem botste, kreeg ik de indruk dat hij al een deel van míjn verhaal vertelde. Ik heb hem nooit willen kopiëren. Maar ik herken mezelf heel erg in zijn stijl. Niet alleen had hij eenzelfde timbre, hij was als mens ook duidelijk met dezelfde dingen bezig. Ook een zoeker dus.” In het nummer Believer schrijft Steverlinck over zijn onrust: ik zou wel willen geloven, maar ik denk te veel na. “Je hebt van die mensen die perfect weten wat ze willen”, zegt de Arid-zanger. “Ik ben een twijfelaar. Die song komt hierop neer: mocht ik kunnen kiezen tussen al het geld van de wereld en wat meer vertrouwen in mezelf, dan opteerde ik voor het tweede.”

De emoties liggen bloot op Little Things Of Venom. Als gapende wonden. Du Pré: “We wisten dat de mensen op twee manieren op onze cd zouden kunnen reageren. Ofwel zeggen ze: wat een oeverloos geëmmer. Ofwel worden ze erdoor geraakt. Het is aangenaam om vast te stellen dat de meeste reacties naar het tweede neigen, maar we blijven supernuchter.”

De twee spilfiguren van Arid houden het hoofd koel als het gesprek richting buitenland gaat. Al is de verleiding groot om over een American dream te gewagen. Het toeval wou namelijk dat producer Dave Anderson erop aandrong dat de mastering van de cd in New York plaatsvond. De technicus van dienst, Howie Weinberg, was gecharmeerd door het Arid-debuut. Thuisgekomen vertelde hij zijn vriendin, A&R-manager van Columbia, enthousiast over “dat Belgisch groepje” waar hij mee bezig was. Ook zij, Buckley-fan in hart en nieren, ging snel voor de bijl. Omdat Double T net als Columbia met Sony Music gelieerd is, werden de banden aangehaald.

Du Pré: “Eerst namen we de interesse van Columbia met een grove korrel zout. Die Amerikanen met hun grote mond, dachten we. Maar intussen hebben we toch getekend.” Het zou best kunnen dat zo’n major te snel te veel van Arid gaat verwachten. “Je ziet het vaak: een jonge groep krijgt overexposure en als dat geen verf pakt, laten ze die gasten gewoon vallen”, geeft Du Pré toe. “Columbia is zo’n grote machine die af en toe iets wil forceren. Maar omdat wij geen smash hits in huis hebben, willen ze een langetermijnrelatie opbouwen. Ons nog wat laten groeien. Die houding stelt ons een beetje gerust. Ons debuut moet niet meteen een millionseller worden.” Steverlinck: “Ik zie ons contract als een diploma. Met vrucht afstuderen, betekent nog niet dat je een job vindt. Het is nog geen garantie dat het ons in Amerika lukt. We krijgen gewoon een kans, en die grijpen we.”

Het zal hoe dan ook een lange, lastige weg worden. Amerika is een moeilijke markt. Op het te volgen programma staan vele optredens in niet al te beste omstandigheden en in het voorprogramma van grote groepen die hen met de nek aankijken.

Du Pré: “We hebben het al meegemaakt toen we openden voor de Manic Street Preachers in Ancienne Belgique. Zij behandelden ons als vuil. We kregen welgeteld tien minuten soundcheck. Een gesprek met Mauro Pawlowski op Rock Rally doorprikte al vroeg de ballon. Er werd toen wild gedaan over de Evil Superstars, maar hij vertelde dat ze in Nederland en Engeland soms voor vijf man speelden. Toen we in Londen de plaat mixten, zagen we toevallig een optreden van Flowers For Breakfast, als opwarmers voor Swell. In een Vlaamse krant stond op dat moment te lezen: Flowers For Breakfast veroveren Engeland. Tamelijk overdreven. Als je als groep niet al te realistisch bent en echt in die droom gelooft, kan je serieus gedesillusioneerd raken.” Maar dát zal Arid niet snel overkomen.

Arid, “Little Thing Of Venom”, Double T.

Arid treedt op: op 9 juli op het Cactusfestival in het Minnewaterpark in Brugge. Op 10 juli op het Dour Festival. Op 5 augustus op de Lokerse feesten.

Peter Van Dyck / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content