De Japanse architect Junya Ishigami, eregast van Interieur 2010, heeft in korte tijd een indrukwekkende reputatie verworven. Jesse Brouns volgde hem op de voet.

Tokio, eind augustus. Junya Ishigami heeft het druk. Nog diezelfde avond vertrekt hij naar Venetië, waar hij op uitnodiging van Kazuyo Sejima deelneemt aan de Architectuurbiënnale (dat avontuur, zo zal begin september blijken, wordt gedomineerd door roofdieren : nadat een zwerfkat er op dramatische wijze zijn tere installatie had verwoest, werd de architect onderscheiden met de Gouden Leeuw, de hoofdprijs van het evenement ; zie ook Knack Weekend van 15 september). Over exact een week begint een tentoonstelling in de prestigieuze galerie van Shiseido, de Japanse beautygigant. Hij heeft nog een andere ambitieuze tentoonstelling in voorbereiding, in de stad Toyota, en hij legt de laatste hand aan een dik boek dat volgend jaar moet verschijnen bij de Britse uitgeverij Thames & Hudson. Zijn studio op de bovenste verdieping van een oud industrieel gebouw in de wijk Iidabashi staat volgestouwd met fragiele, stuk voor stuk fascinerende maquettes die de komende dagen getransporteerd moeten worden voor de expo bij Shiseido. De architect huist met zijn medewerkers in een grote, ietwat schamele witte ruimte. Het meubilair is pover, en schots en scheef, met uitzondering van een LaChaise, het oude meesterwerk van Charles en Ray Eames. Bij Ishigami, zo suggereert het decor, wordt intens gewerkt.

Trompe-l’oeil

Hij is nu tien jaar actief – eerst als rechterhand van Kazuyo Sejima en Ryue Nishizawa bij Sanaa, en sinds 2004 aan het hoofd van zijn eigen bureau. Hij heeft de voorbije zes jaar relatief weinig gebouwd : een minimalistisch atelier voor een universiteit in Kanagawa, nabij Tokio, en een winkel voor ontwerper Yohji Yamamoto in New York, allebei uit 2008. De winkel, een intrigerende oefening in trompe l’oeil, heeft de recente financiële problemen van Yamamoto niet overleefd, en is daardoor nu al een legendarisch stuk eenentwintigste-eeuwse architectuur.

Het Kait-atelier, een verre nakomeling van Mies Van Der Rohes gesublimeerde glazen dozen, ligt weggestopt in een verafgelegen voorstad van Tokio (de reis, per trein en bus, duurt ongeveer anderhalf uur, en leidt onder meer langs de Japanse variant van een Belgische steenweg). Het gebouw, dat dient als atelier voor de creatieve projecten van studenten – knutselwerk, in hoofdzaak – heeft iets van een vierkant bamboewoud, met 305 flinterdunne witte kolommen tussen vier glazen muren. De kolommen zijn allemaal anders georiënteerd en lijken willekeurig in de ruimte geplaatst. Er zijn geen muren, maar de kolommen suggereren clairières. Hier en daar staan groepjes stoelen en tafels, en kamerplanten.

De mythe van Ishigami, wonderkind van de hedendaagse architectuur, berust slechts gedeeltelijk op die twee gebouwen. Hij bouwde zijn reputatie al eerder met enkele ophefmakende installaties. Zijn eerste soloproject, in 2005, was Table, een flinterdunne (drie millimeter !), lange tafel (tien meter !), met daarop een assortiment zorgvuldig gewogen voorwerpen. Het resultaat was een ogenschijnlijk kwetsbaar tableau, dat bij de minste aanraking vervaarlijk begon te beven, maar uiteindelijk toch overeind bleef. Ishigami speelde met de wetten van de zwaartekracht, en won.

De boude surrealist

In 2007 nam hij deel aan de tentoonstelling Space for your Future in het Museum voor hedendaagse kunst van Tokio met een al even spectaculair werk, Balloon : een vijf verdiepingen hoge ballon van aluminium, gevuld met helium. Het gevaarte van ̩̩n ton zweefde enigszins onheilspellend in het atrium van het museum. Massief, maar tegelijk gewichtloos Рop de grens tussen minimalisme en surrealisme.

Ishigami beschrijft zijn ballon als “een enorme wolk die, zonder dat je dat beseft, een fantastische berg aan het gezicht onttrekt”. Hij verwijst in zijn werk (in zijn architectuur en in zijn teksten) voortdurend naar de natuur. “Ik tracht natuur en architectuur in elkaar te laten overvloeien, zodat je ze bijna niet meer kunt onderscheiden.”

Hij vindt dat artificiële constructies, zoals gebouwen, een onderdeel zijn van de natuur : “De natuur beïnvloedt de mens, maar wordt op haar beurt ook door de mens beïnvloed.”

Zijn (niet meer te vinden) boek Plants & Architecture staat vol met verwante projecten : een Forest City ; een stad gemaakt van miniatuurvalleitjes (één per woning) ; een Small bedroom in a Field of Flowers ; een verandapark ; en een House in a Basket.

Hij heeft zich altijd aangetrokken gevoeld door de natuur, zegt hij. “Van toen ik klein was al. We gingen niet kamperen, maar ik speelde wel graag buiten. We woonden in een appartementsgebouw aan de voet van een berg, of ten minste een grote heuvel. Ik ging ook graag wandelen. Maar de wilde, woeste natuur, die kende ik niet.”

Als kind had hij geen specifieke hobby’s. “Ik maakte graag zelf dingen. Ik hield niet van plastic speelgoed. Ik kocht papier en daarmee trachtte ik de voorwerpen die ik op televisie zag in elkaar te knutselen. Robotten en zo. Toen ik al wat ouder was, heb ik wel eens een hut gebouwd. Maar ik dacht er op dat moment niet aan om architect te worden. Dat is pas later gekomen, toen ik al aan de universiteit zat.”

Een ruimte van mist

Hij heeft nog altijd geen hobby’s. De tijd ontbreekt hem daarvoor. Hij reist veel, gewoonlijk tegen zijn zin : reizen is tijdverlies en het leidt hem van zijn werk af. Maar in het geglobaliseerde universum van de superarchitecten kan hij moeilijk anders. En dus is Ishigami overal. Zijn project Table was te zien op Art Basel. De architect werd ook ingeschakeld, door achtereenvolgens Lexus en Canon, voor installaties van die bedrijven tijdens de druk bijgewoonde designweek van Milaan : een ruimte ondergedompeld in mist voor de autofabrikant (2005), en een stille witte kamer gevuld met flinterdunne, ogenschijnlijk papieren stoelen voor de specialist in fototoestellen en printers (2008). Twee jaar geleden werd hij door Japan al eens afgevaardigd naar de Architectuurbiënnale van Venetië. Voor zijn tentoonstelling, Extreme Nature : Landscape of Ambiguous Spaces week hij uit van het permanente Japanse paviljoen, en bouwde buiten een reeks lichtgewicht serres.

Ishigami’s werk is radicaal, maar het heeft tegelijk ook iets wonderlijks. Een landschap is een interieur, een meubel soms een huis. Zijn projecten lijken soms magisch, of noem het dichterlijk, maar ze zijn tegelijk ook bouwkundig spectaculair, want alles klopt. De architect koppelt op een verbluffende manier vorm aan techniek, po-ezie aan precisie, kunst aan wetenschap. Hij verwondert, ontroert en innoveert.

De voorbije maanden reisde hij opnieuw naar Milaan, voor de presentatie van zijn meubelen in de Saloni, en hij was ook, zoals gezegd, terug van de partij in Venetië, waar hij met flinterdunne ijzerdraad een bijna onzichtbare constructie bouwde, een (ogenschijnlijk) eenvoudige, briljante ingreep. Hij reisde enkele keren naar Parijs (waar hij in de Marais misschien een huis gaat bouwen), en deed tijdens een van die trips tegelijk ook België aan, voor de persconferentie van Interieur.

Architectuur en de horizon

In Japan is hij intussen bezig met het voorbereiding van een nieuw gebouw, opnieuw voor de campus van Kait in Kanagawa. Hij haalt tijdens ons gesprek een fascinerend schaalmodel tevoorschijn. Op een sportterrein achter de workshop komt een cafetaria met polyvalente ruimte. Het terrein ligt iets lager. Vanuit de verte is het gebouw onzichtbaar : een lichtjes glooiend grasveld van zestig bij honderd meter. “Ik wilde niet noodzakelijk architectuur maken, maar door de architectuur een landschap creëren. Het was me niet in de eerste plaats om een ruimte te doen. Ik wilde een horizon maken van architectuur.” De horizon lijkt op een reusachtige schoenendoos van metaal met een geperforeerd dak dat tegelijk als gazon functioneert. In de doos zijn enkele beschermde ruimten uitgespaard, waaronder de cafetaria van driehonderd vierkante meter. Die is afgeschermd met een glazen muur : een jagershut in een dichtbegroeid bos.

“Deze architectuur,” glundert Ishigami, “is een beetje anders dan wat we doorgaans van architectuur gewoon zijn. Ik wilde een ruimte creëren die verdwijnt in een grotere ruimte. Architectuur heeft muren en dus grenzen. De grens van het landschap is de horizon. Ik wil de grens van de architectuur verleggen. En zo wil ik ook de architectuur zelf verruimen.” De constructiewerken beginnen in maart, en Ishigami hoopt dat zijn landschap in de winter van 2011 klaar is.

Hij heeft nog andere, kleinere projecten, hoofdzakelijk in Tokio. In februari zou zijn eerste woning er moeten staan, in Omiya, een wijk in het westen van Tokio. De opdrachtgever, een vriend, beschikte over een bijzonder klein budget, en dus heeft Ishigami de constructie zo eenvoudig mogelijk gehouden, en gewerkt met goedkope materialen (de muren zijn van zes millimeter dik fineerhout, langs de buitenkant bedekt met staalplaat).

“De klant wou een zeer grote ruimte en daarom hebben we de hele oppervlakte benut. We hebben de tuin naar binnen gebracht. De leefruimte bevindt zich op een soort terras, en de keuken staat in de tuin. Ik wilde een zeer simpel gebouw, maar terzelfder tijd wilde ik een simpel leven mogelijk maken. De mensen kunnen in dat huis wonen als in de natuur. Gewoonlijk dient architectuur als shelter, om ons te beschermen tegen de natuurelementen. Ik denk dat de tijd nu rijp is om architectuur te beschouwen als omgeving, en dus niet alleen als een artificiële constructie. Ik wil graag nieuwe mogelijkheden creëren, zodat mensen niet langer de grens voelen of zien tussen interieur en exterieur. Zonder dat ze daarvoor hun comfort moeten opgeven.” Het is, herhaalt hij nog eens, een extreem goedkoop project. Hij krijgt allicht meer middelen voor zijn tweede woning, in opdracht van een beroemde Japanse actrice.

Een structuur van lucht

In afwachting van die tastbare constructies is er nog zijn installatie voor Interieur 2010, een opstelling van de stoelen die hij in Milaan presenteerde bij fabrikant Living Divani. Ishigami’s oorspronkelijke plan voor Kortrijk was ambitieuzer : hij wilde honderd of meer leren zeteltjes maken, die elk lichtjes verschillend zouden zijn, maar telkens ongeveer dertig centimeter hoog, en net zo breed als een vliegtuigstoel in economy class. Tijdens onze eerste ontmoeting, afgelopen winter, lag de vloer van zijn studio bezaaid met stapels papieren dummy’s van zitjes.

Zijn meubelen behoorden tot de absolute hoogtepunten van de designweek in Milaan. Ishigami ontwierp een complexe, arbeidsintensieve (en tevens onbetaalbare) tafel in plexiglas, Drop (met trompe-l’oeil effect) ; een handvol vervormde staaldraad-stoelen (de Family-familie) ; en een lage salontafel die ook dienst doet als miniatuurlandschap (Garden Plate). De stoelen, die de hoofdbrok van de installatie in Kortrijk vormen (ze krijgen voor de gelegenheid kleertjes aangetrokken), lijken op elkaar, maar zijn toch telkens anders. Family en Drop zijn vormelijk erg verschillend, maar worden gelinkt door een conceptueel verband : “De tafel vervormt, de stoelen zijn vervormd.” Design als een oefening in distorsie. Ook de Garden Plate vervormt op een bepaalde manier de werkelijkheid. “Ik wilde een landschap maken op een koffietafel, met een vijvertje, een berg en grasvelden : een kleine, harmonieuze microkosmos.” Dat zo’n microkosmosje grote architectuur kan zijn, bewees hij met de min of meer onzichtbare structuur die hij bedacht voor Venetië deze zomer : een functionalistisch, transparant spinnenweb van staaldraad. Ishigami verruimde met dat project de schaal van architectuur. Wat dat betekent ? “Bloemen worden doorgaans niet als architectuur beschouwd, omdat bloemen klein zijn. En de zon is geen architectuur omdat de zon te groot is. Ik wil met deze ruimte een andere architectuurschaal onderzoeken, een nieuwe transparantie. Mijn ruimte is erg kwetsbaar, maar de schaal is absoluut die van architectuur. Het is architectuur als lucht. Lucht is transparant, maar het is niet niets. Lucht bestaat uit verschillende eenheden. Mijn ruimte heeft, op een verwante manier, een structuur, materiaal. Now you see it, now you don’t.

Hij vindt niet dat zijn stijl typisch Japans is. “Het is veeleer een mix. Ik ben opgegroeid in Japan en dus vanzelfsprekend beïnvloed door de Japanse stijl. Maar ik ben ook altijd op de hoogte geweest van wat er in de rest van de wereld gebeurt. Er bestaat überhaupt niet zoiets als een pure, typisch Japanse stijl. Dat zie je al in de historische architectuur. Die is beïnvloed door China, door Korea. De Japanse stijl is een mix.” Hij voegt er stilletjes aan toe dat hij van Europese architectuur houdt. “En dan in het bijzonder van sommige kerken. In Europa raken de gebouwen elkaar, in tegenstelling tot in Japan, waar ze los van elkaar staan. Maar die regel geldt niet voor de kerken.”

DOOR JESSE BROUNS – PORTRET ROB WALBERS

“Bloemen worden doorgaans niet als architectuur beschouwd, omdat bloemen klein zijn. En de zon is geen architectuur omdat de zon te groot is.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content