“Waar is de moeder van de bruid?” roept de fotograaf in het Spaans. Ik ben op Atlantic Avenue in Brooklyn. In bakkerij Damascus ( ‘established 1930’ staat er op het raam) koop ik acht van die honingzoete, Arabische botergebakjes waar Tom dol op is. Ik wandel voorbij restaurants met namen als Moroccan Star, Tripoli en Caravan. Bij kruidenier Malko Karkanni staat tussen waterpijpen en speelgoedkameeltjes een bordje met de tekst: “We reskin all kinds of Dirbakee & Dumbeq drums. We repair all kinds of Mosaic and Ouds.” “Ik ben naar het circus geweest in Jemen”, hoor ik een jongetje zeggen op de stoep van het Yemen Café. In de etalage van Sahadi Specialty & Middle Eastern Food staan er paashazen tussen een internationaal assortiment aan etenswaren. Er ligt zelfs een pakje Parijse wafeltjes van Destrooper bij. In de winkel ruikt het naar ceder, curry, laurier, komijn en koffie. Charly Sahadi, de eigenaar, stapt glimlachend met uitgestoken hand vanachter zijn toog als ik me voorstel. “Je bent goed op tijd,” zegt hij, “welkom in de Verenigde Naties van de lekkerbekken.”

De Sahadi’s uit Syrië verkopen al sinds 1895 kruidenierswaren in New York. Hij neemt me bij de arm en wandelt langs de lange rij klanten voor de kassa. “Van welk land bent u?” vraagt hij aan een jonge vrouw met een peuter op de arm. “Nederland.” “En u?” “Jamaica.” “En u?” “Soedan.” “En u?” “Israël”. “En u?” “Amerika, maar van Egyptische ouders.” “Ziet u wat ik bedoel?” zegt Sahadi, “zo is het hier elke dag. In de rest van de wereld vechten ze met elkaar maar hier komen ze samen hun inkopen doen. Elf september? Geen probleem. De zaak heeft het overleefd. Dat is het mooie aan New York. We zijn allemaal in de eerste plaats New Yorkers. Voor een Arabier is er geen betere plaats in Amerika dan New York. Ook nu.” Ik zeg hem dat een Marokkaanse taxichauffeur me onlangs bijna krek hetzelfde zei. “Zie je wel”, zegt Sahadi. Ik wijs naar de poster van de tentoonstelling over de Arabisch-Amerikaanse gemeenschap in New York die in het Museum of the City of New York loopt. “Bent u er al naartoe geweest?” vraag ik. “Meer dan eens”, zegt Sahadi, “ik zat in de adviescommissie. Wist u dat de tentoonstelling al twee jaar in de maak was?”

Voorzichtig proevend van het nog warme bladerdeeggebakje gevuld met groenten en curry dat Sahadi me ter afscheid gaf, wandel ik door Atlantic Avenue. In de subway lees ik dat de immigratiedienst een akkoord heeft gesloten met de politie van Florida waardoor deze laatste illegale immigranten zal helpen oppakken. Het wordt hier al zo erg als in België. In New York is zoiets voorlopig ondenkbaar. Illegalen hoeven hier niet bang te zijn dat de stadspolitie hen zal uitleveren aan de immigratiedienst. Als ze tenminste geen misdaden hebben begaan. De gemeentewet verbiedt agenten uitdrukkelijk om mensen te arresteren enkel en alleen omdat hun papieren niet in orde zijn. Sahadi heeft gelijk. Als immigrant kun je maar best hier zitten.

Ik stap uit aan de 103de straat. Enkele minuten later loop ik op Fifth Avenue de trappen van het Museum of the City of New York op. Het is voor een keertje druk in het doorgaans slaperige museum. De tentoonstelling, A Community of Many Worlds: Arab Americans in New York City, trekt blijkbaar goed. Aan de ingang hangt een stadskaart waarop de Arabische gemeenschappen zijn aangeduid. Brooklyn, waar ik net vandaan kom, telt er de meeste. Het aantal Arabische New Yorkers wordt op 160.000 geschat. Dat zijn Arabischsprekenden maar behalve moslims zijn er ook christenen en joden bij. Het is een relatief kleine groep, als je bedenkt dat er ruim 8 miljoen stadsbewoners zijn, onder wie 1,3 miljoen joden.

Een eerste golf van Arabische immigranten kwam in het eerste kwart van vorige eeuw, een tweede na 1965. Onder de nieuwkomers zijn er veel die werken als taxichauffeurs en winkelbedienden. De tentoonstelling belicht elk aspect van de Arabische gemeenschap, haar historische ups en downs, haar recentste pijn en angst na 11 september en de solidariteit die ze van niet-Arabische New Yorkers kreeg inbegrepen. Ze pakt uit met bekende Arabische New Yorkers zoals dichter Kahlil Gibran, ex-minister Donna Shalala en acteur Murray Abraham (wiens echte naam Fahrid Mer’I Abraham is), die een oscar kreeg voor zijn vertolking van Salieri in Amadeus. Ze illustreert hoe stereotypen over Arabische schurken in de jaren tachtig opdoken in films ( Nomad in Rambo II) en speelgoed. Het is een bescheiden tentoonstelling in vergelijking met de spektakels in de omliggende grote musea. Maar alleen al het feit dat ze er is, in deze stad, zo kort na 11 september, geeft me een goed gevoel.

Jacqueline Goossens

vanuit New York

A Community of Many Worlds: Arab Americans in New York City, loopt tot 1 september in het Museum of the City of New York, 1220 Fifth Avenue.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content