De nobele portretten van Antoon van Dyck lokten al ruim honderdduizend bezoekers naar het Nieuw Zuid, de bruisende buurt rond het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten. We gaan er op stap met Lieve Lauwers, algemeen coördinator van de Vrienden van het Museum.

Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten dateert van 1890, toen het prille België in hoofdletters over Kunst dacht en navenant bouwde. Een ware Kunsttempel is het, compleet met Griekse zuilen en bekroond met bronzen tweespannen, gemend door triomfantelijke vrouwspersonen, die de Faam voorstellen. Nu ja, brons… Eerder een houten geraamte met een laag koper erover, maar het oogt hoe dan ook indrukwekkend. Het verhaal gaat dat Vincent van Gogh op zeker moment de aan de gang zijnde bouwwerken monsterde, en schamper opmerkte dat men wel paleizen oprichtte voor de kunst, maar dat men de kunstenaars liet verhongeren…

Vandaag spelen er kinderen op de imposante trappen van het museum en de omliggende caféterrassen zitten vol buurtbewoners en dagjesmensen, gewapend met brochures en museumcatalogi. Lieve Lauwers ziet het graag: “In de jaren ’60 was het Zuid een wat verloederde buurt die niet echt bij de stad hoorde. Geen mens zou bijvoorbeeld op het idee gekomen zijn om hier uit te gaan. Toen in ’87 het MUHKA ( Museum voor Hedendaagse Kunst) zijn deuren opende, gevolgd door een paar galeries, begon de buurt langzaam te herleven en verschenen ook steeds meer trendy cafés en restaurants. En nu de Leopold de Waelplaats niet langer een bouwput is, is de buurt helemaal opgefleurd. Toen de Japanse kerselaars op het plein geveld werden, reageerden de omwonenden heel emotioneel. Begrijpelijk, want er is al zo weinig groen in de stad. Maar die bomen waren ziek en intussen zijn er jonge, gezonde exemplaren aangeplant. En het valt niet te ontkennen dat door de heraanleg van het plein het museum veel toegankelijker werd.”

Lieve is algemeen coördinator van De Vrienden van het Museum, een culturele vereniging met 1600 leden, die de manifestaties in hun museum op de voet volgen. Een vaste kern van zo’n 140 enthousiaste vrijwilligers staat het personeel bij in de museumshop en bij de info-balie.

Lieve doet ook aan fundraising voor het museum en is ervan overtuigd dat cultuur een belangrijke motor kan zijn voor de opwaardering van een buurt. “Kijk maar naar Bilbao: niet bepaald een toeristische trekpleister, tot het Guggenheimmuseum zijn deuren opende. En de overige musea daar profiteren natuurlijk mee van die belangstelling. Op een meer bescheiden schaal kunnen tentoonstellingen zoals die over Van Dyck een gelijkaardig effect hebben. De mentaliteit is ook helemaal veranderd. Vroeger besteedde men in musea vooral aandacht aan het conserveren van kunst. Maar wat heb je aan mooie dingen, als er niemand naar komt kijken? Kenners uit de hele wereld zijn het erover eens dat het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten over een prachtige, evenwichtige collectie beschikt. Maar hier bij ons zijn er nog veel te weinig mensen die dat weten en waarderen. Daarom wordt er nu meer aan de uitstraling van het museum gewerkt en aan de publieksvriendelijkheid. Ondervinding wijst immers uit dat mensen die de weg naar het museum eenmaal gevonden hebben, blijven komen. En dan ontdekken ze meteen een buurt die de afgelopen jaren tot een van de boeiendste van Antwerpen uitgroeide.”

Voor Lieve Lauwers schuilt de charme van deze wijk vooral in de variatie. “Op een paar meter van elkaar vind je veilinghuizen, galeries, woondesignzaken, pakhuizen verbouwd tot lofts, cafés en restaurants die vooral door kunstzinnig volk gefrequenteerd worden. Maar je vindt er evengoed een schroothandelaar, twee bowlings, Turkse kruideniers en pitasnacks, en een onvervalst volkscafé als The Saloon. Je kan alleen maar hopen dat niet alle huurhuizen door immobiliënmakelaars opgekocht worden en de oorspronkelijke buurtbewoners de wijk moeten nemen.”

Arbeiders en intellectuelen, autochtonen en migranten, ze wonen hier allemaal door elkaar, voorlopig zonder noemenswaardige problemen. De archetypische Antwerpenaar mag dan al een grote bek hebben en een geboren kankeraar zijn, maar als buurman Hamid een toffe pee is, dan sluit hij hem onvoorwaardelijk in zijn hart.

Ook puur architectonisch is het Zuid een interessante stadsbuurt. Oorspronkelijk was het een deftige residentiële wijk die ontstond na de afbraak in 1868 van de Zuidercitadel en de vestingwerken die in de 16de eeuw gebouwd waren in opdracht van de gehate Spaanse landvoogd Alva. Op de vrijgekomen terreinen werden de straten aangelegd volgens een stervormig patroon, afgekeken van een door Hausmann in Parijs aangelegd model. De Antwerpenaars, nooit vies van een overtrokken vergelijking, noemden de buurt prompt le petit Paris.

Het sterpatroon is het duidelijkst op de Marnixplaats, waar een ronduit gedrochtelijk beeld herinnert aan de afschaffing van de Scheldetol in 1863. De machtige stroom verbreekt symbolisch zijn ketens, Neptunus, compleet met drietand, triomfeert. Ook op de Lambermontplaats staat een monument dat naar dit belangrijk historisch feit verwijst. De Belgische diplomaat Lambermont speelde een belangrijke rol bij de onderhandelingen, maar boeiend kunnen die niet geweest zijn, want hij zit er bepaald sloom bij. Met haar witte fin de siècle burgerhuizen is de Lambermontplaats een naar Belgische normen zeer gaaf plein. Slechts één prozaïsch flatgebouw, met de naar grandeur snakkende naam Résidence Lambermont, zorgt voor een valse noot.

Elders sloeg de slopershamer ongenadig toe. In 1973 verdween rechttegenover het Museum de Hippodroom, waar mijn grootouders naar het variété en het wintercircus gingen kijken. Jarenlang stond het monumentale gebouw leeg, in mijn verbeelding speelden er zich allerlei Phantom of the Opera-achtige scenario’s af. Nu staat er een postmodern flatgebouw, gelukkig met veel groen op de balkons en de daktuinen. Op het gelijkvloers is er een filiaal van Delhaize, waarschijnlijk met de grootste artistieke clientèle in heel België.

De meest doortastende sloper van allemaal in deze buurt was Werner von Braun: op 13 oktober ’44 vernielde de eerste Duitse V1 15 huizen in de Schildersstraat, waarbij 32 mensen het leven lieten. Ook de glazen daken van het Museum waren zwaar gehavend, een vijftigtal doeken moest worden hersteld. Andere huizen bleven gelukkig min of meer gespaard: het huis De Vijf Werelddelen bijvoorbeeld, op de hoek van de Schilders- en de Plaatsnijdersstraat. Een schitterend voorbeeld van art nouveau is het, met een hoekerker in de vorm van een scheepsboeg. Uit dezelfde periode (1900) dateert het voormalig Liberaal Volkshuis met de stichtelijke naam Help u zelve op het nummer 40 in de Volkstraat. De art-nouveaugevel met smeedwerk en mozaïeken die heroïsch zwoegende landarbeiders voorstellen, is met veel zorg hersteld. Tegenwoordig is er een Steinerschool in het gebouw gevestigd.

Andere bouwwerken verhuisden een paar keer voor ze hun definitieve plaats kregen. De Waterpoort, bijvoorbeeld, een 17de-eeuwse triomfboog naar een ontwerp van Rubens, die uiteindelijk aan de Gillisplaats terechtkwam. Van de fraaie Hoofdsynagoog in de Beeldhouwersstraat (1893) vraag je je dan weer af waarom ze in de Zuidwijk werd gebouwd, ver buiten de traditionele joodse buurt rond het Stadspark. En waarom ze torens als Moorse minaretten heeft…

Wie als Lieve Lauwers dagelijks op het Zuid werkt, heeft er natuurlijk een eigen parcours uitgestippeld. Lieve: “Een veel gehoorde vraag bij ons op kantoor luidt: Hoe laat in de Hopper? Hopper (op de hoek van de Leopold de Wael- en de Verschansingstraat) is een jazzcafé, met live optredens en de beste selectie kranten en tijdschriften van alle Antwerpse cafés. De koffie is er ook bijzonder lekker en om al die redenen is het één van onze favoriete lunch- en afspreekplekken. Hopper is ook een vaste stek van nogal wat theateracteurs. Een aardig alternatief is de Entrepot du Congo (hoek Vlaamse Kaai en De Burburestraat), al jaren een heel populair café, waar je ook lekker kan eten. Mijn kinderen eten dan weer heel graag Japans, als we iets te vieren hebben, gaan we altijd naar Izumi in de Beeldhouwersstraat.” Daar bewijst de Nederlander Ed Balke dat je geen Japanner moet zijn om verrukkelijke sushi en sashimi op het bord te toveren. Dat bevestigen de vele Japanse klanten die hier blijven terugkomen. Joviale Ed vertelt dat zijn Amsterdamse vrienden hem gek verklaarden, toen hij zich tien jaar geleden in deze stille uithoek van Antwerpen kwam vestigen. “Maar nergens anders kon ik voor 1 miljoen zo’n mooi herenhuis kopen. Die tijden zijn al lang voorbij.”

Op de Vlaamse en de Waalse Kaai (Belgischer kan het niet) vind je tegenwoordig het ene eethuis naast het andere. Vroeger waren hier de Zuiderdokken voor binnenschippers. In 1969 werden ze gedempt, wat sindsdien al veel planologen en architecten heeft doen knarsetanden. Antwerpen had haar eigen Docklands kunnen hebben. Nu zijn de gedempte Zuiderdokken de locatie voor de Sinksenfoor, die het plein zes weken lang in een walm van friet en oliebollen drenkt. Ook hier heeft Lieve een favoriet restaurant: Table d’Anvers (Vlaamse Kaai 43), waar zowel het interieur als de keuken een zuiderse toets hebben. De eigenaars namen onlangs tegenover het Museum het stijlvolle eethuis Hippodroom over. Een andere aanrader is het sympathieke multiculturele restaurant 1001, in een achterhuis op het nummer 45. Aan de overkant (Waalse Kaai 43) ligt de Bar Tabac: het bewijs dat je met 5000 fr., vier tafels en acid jazz één van de bestdraaiende cafés van Antwerpen kunt creëren.

De Waalse Kaai biedt ook een paar geslaagde voorbeelden van herwaardering van bestaande architectuur. Het Fotografiemuseum bijvoorbeeld, heeft onderdak gevonden in een oud pakhuis. Het Zuiderpershuis, een oude hydraulische krachtcentrale, is de thuishaven van het theatergezelschap De Internationale Nieuwe Scène. Er worden ook tentoonstellingen georganiseerd en festivals, meestal van niet-westerse culturen. De binnenplaats is ’s zomers een van de beste plekken in de stad om rustig een glas te drinken.

Het MUKHA in de Leuvenstraat presenteert zijn collectie in een oude graansilo uit 1922 met een hedendaagse aanbouw. Lieve Lauwers: “Sommige mensen vinden het interieur te wit, te kaal, maar ik heb altijd een zwak gehad voor dit gebouw en voor de collectie met werken van de Stichting Matta Clark. Vanop het dakterras heb je overigens een schitterend uitzicht over de stad en de Schelde, en in de cafetaria valt een fresco van Keith Haring te bewonderen. Het publiek warm maken voor hedendaagse kunst is nog altijd niet evident. Daarom heb ik veel sympathie voor galeriehouders als Micheline Szwajcer (Verlatstraat 14, LA) en Frank De Maegd van Zeno X (Leopold De Waelplaats 16), die koppig aan hun idealen vasthouden en vaak controversieel werk tentoonstellen.”

De grootste galerie, met de allures van een museum, is die van Ronny Van de Velde (IJzerenpoortkaai 3), in een schitterend gebouw van architect Georges Baines. Tot 13 augustus is kunstenaar-aëronaut Panamarenko er artist in residence, hij sleutelt er aan zijn K2 Jungle Flyer, een soort vliegende racewagen en aan delicate voorhistorische vogels die hij zelf teder zijn ‘kiekskes’ noemt.

En dan zijn we bij de Scheldekaaien beland, waar onlangs op de hoek van de Scheldestraat en de Sint-Michielskaai een heus grand café met terras, Hangar 41, zijn deuren opende. Maar de meest romantische plek voor een rendez-vous is nog altijd het Zuiderterras, het door Bob Van Reeth ontworpen café-restaurant dat als een aangemeerde pakketboot aan de Schelde-oever ligt.

De Antwerpenaar herontdekt zijn band met het water. Sinds de heraanleg van de kaaien is een flat met zicht op de stroom zeer gegeerd. Maar weinigen gegund, al was het maar door de exorbitante prijzen. Gekende blikvangers in het kaaibeeld zijn onder meer het zwart-wit gestreepte Huis Van Roosmalen, ook van Van Reeth, en het Huis Neutelings, met zijn gevel van onbehandeld hout. Recent kwamen daar nog een paar opvallende residenties bij, van architecten als Jo Crepain, Boud Rombouts en Christine Conix, van wie op de Cockerillkaai het transparante Upstream-flatgebouw verrees.

Misschien had toenmalig schepen van ruimtelijke ordening John Mangelschots wel gelijk toen hij in ’93 voorspelde dat de Kaaien de Cogels-Osylei van de 21ste eeuw zullen worden.

Linda Asselbergs / Foto’s Marc Goldchstein

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content