ANTONIO
De trendy vrouwen en stoere mannen van Antonio tonen meer dan mode. Zijn modellen zijn vrij, lustig en dynamisch, en meer nog dan hun kleren blijven uiteindelijk hun lichamen bij.Tekeningen vandertig jaar tijdgeest.
Jesse Brouns
Antonio deed aan popcultuur zonder de geschiedenis te vergeten. Als één reeks tekeningen de Yellow Submarine van the Beatles opriep, dan zag een andere reeks eruit alsof ze was gemaakt door de jonge broertjes van Egon Schiele, of door een Japans portretkunstenaar van eeuwen geleden.
Antonio Lopez, zoals hij voluit heette, werd in 1943 geboren in Puerto Rico. Maar hij groeide op in New York, in een van de armere buurten van de metropool. De straat was zijn leerschool, ook op esthetisch vlak. Toen hij pas dertien was geworden, werd hij aanvaard door de Traphagen School of Fashion. Later stroomde hij door naar het Fashion Institute of Technology, waar hij Juan Ramos leerde kennen, die binnenhuisarchitectuur studeerde. Juan en Antonio bleven hun hele leven samen. Ze werkten ook samen, al opereerde Juan liever op de achtergrond. Vandaar ook dat alleen de naam Antonio op de tekeningen stond. ?We konfronteren onze observaties”, vertelde Antonio in 1976 aan de Amerikaanse moderedactrice Patricia Peterson. ?Er zijn geen vooropgestelde regels. Vaak zet Juan me op het juiste spoor. Onze intuïties zijn erg verwant. Door de jaren heen is hij mijn grootste toeverlaat geworden, ook al laat hij niet na me zo nu en dan eens goed af te breken.”
Bill Cunningham leerde Antonio en Juan kennen in 1962. ?Ze waren net van school af”, schreef de modefotograaf van The New York Times in een tribuut na het overlijden van Antonio in 1987. ?En ze woonden in een Victoriaans appartement dat verlicht werd door 26 Tiffany-lampen.”
Cunningham kreeg van Antonio zijn eerste fototoestel, met als opdracht het als agenda te gebruiken. Antonio’s eigen eerste opdracht kwam van het vakblad Womens Wear Daily, waar hij vast aan de slag kon. Hij liet zijn baan bij de modekrant al na enkele maanden vallen voor freelancewerk, onder andere voor de zondagseditie van The New York Times.
De jaren zestig waren een bijzonder visueel decennium. Logisch dus dat een hoge dosis visualiteit een van de kenmerken werd van Antonio’s werk. Zoals hij ze tekende, leken zelfs de ordinairste kleren nog elegant. De decors die hij erbij bedacht, waren vaak verrassend (merkenlogo’s, Formule 1-wagens, raketlanceerbasissen). Ze bliezen de levenloze handelswaar leven in.
Hij zocht en vond zijn modellen overal. Op straat, in restaurants, in clubs. Antonio en Juan verzamelden graag mensen om zich heen. Modellen, maar ook schilders, muzikanten, schrijvers. Hun kring overlapte die van Andy Warhol, een vriend. In hun atelier vlakbij Carnegie Hall hadden ze een reeks veelkleurige stroboscooplampen, waarmee ze een ruimte omvormden tot een psychedelisch wonderland. Af en toe zetten ze de fotostudio van Vogue op stelten. Die lag vlakbij. In het gezelschap van hun beste vrienden imiteerden ze er de fotosessies van toenmalig supermodel Veroushka.
Antonio kreeg zijn eerste Franse contract van Hélène Gordon-Lazareff, hoofdredactrice van Elle, het weekblad dat eind vorig jaar zijn vijftigste verjaardag vierde. Lazareff deed vaak moeilijk. Maar ze wist met een oogopslag of iemand goed werk voor haar blad zou leveren. Ze kende de tekeningen van Antonio uit de Amerikaanse pers. In 1967 vroeg ze hem een artikel te illustreren over mantels en jurken.
Door een beroep te doen op het talent van Antonio, knoopte Elle in zekere zin aan met het verleden. Het eerste moderne naoorlogse damesblad greep terug naar de vooroorlogse traditie, toen de modetijdschriften evenveel aandacht hadden voor illustratie als voor fotografie. Niet dat Antonio ouderwets was. Zijn tekeningen toonden zelden chique dames in haute couture, en nooit opera’s of hippodrooms, de uitgelezen decors van zijn voorgangers. Zijn meisjes stonden met beide voeten in de sixties, beïnvloed door zowel de hippiemode als de popart, die op dat ogenblik hoogtij vierde.
De modellen op de tekeningen van de jaren zestig dragen hartjes op hun lichaam. Opvallend zijn de woorden die Antonio hier en daar in de tekeningen heeft verwerkt : LOVE, Ooh, kaleidoscope, imagine, day-glo, en peace, om maar enkele voorbeelden te noemen. Woorden die meer dan dertig jaar later nog altijd de sixties oproepen. Een andere reeks tekeningen, gemaakt voor het Italiaanse mannenblad L’Uomo Vogue in 1970, toont in denim en leder gehulde mannen en vrouwen op motoren, hun lange haren in de wind. Een duidelijke verwijzing naar de cultfilm Easy Rider.
Antonio en Juan waren in New York bevriend geraakt met Andy Warhol (die overigens zelf ook als modetekenaar begonnen was), en in Parijs gingen ze graag om met Karl Lagerfeld, die toen het modehuis Chloé leidde. Lagerfeld leende de jonge Amerikanen zijn appartement, en stelde hen voor aan zijn tailleurs.
Antonio werkte in Parijs voor de verschillende edities van Vogue, voor Playboy, Marie-Claire, 20 Ans, en Dépêche Mode. Zijn weergave van het vrouwenlichaam was ongezien, een effect wellicht van de seksuele revolutie. De modellen van Antonio leken vrij, lustig, dynamisch. Het waren geen mannequins in de traditionele zin van het woord, geen modepopjes. Als hun kleren precies en met oog voor detail waren afgebeeld, dan waren het uiteindelijk de lichamen die bijbleven. De brute passie van Antonio’s werk doet onvermijdelijk denken aan het homo-erotisch getinte ?uvre van een andere tekenaar met cultreputatie : Tom Of Finland. Het was beide kunstenaars vooral om schoonheid te doen. Schoonheid, uitgepuurd tot haar extreemste vormen.
?Mijn inspiratie”, zei Antonio in 1980, ?varieert van dag tot dag. Vandaag is het Leonardo da Vinci. Gisteren was het de Elizabethaanse klederdracht, de dag ervoor de sportkledij van een man die ik in de gymzaal tegen het lijf liep. Als ik in mijn werk verwijs naar de ideeën van een tijdperk, dan is het niet om er de stijl of het voorkomen van te adopteren. Mijn werkwijze leidt het modernisme ertoe een andere weg te volgen, zichzelf voorbij te steken.”
Zijn beroemdste model was Jerry Hall, bijgenaamd Tex, de latere mevrouw Jagger. Antonio ontmoette haar in de zomer van 1972, in Parijs. Ze werden gauw onafscheidelijke vrienden. Hall droeg aanvankelijk nog goedkope kleren, made in Hollywood. Dat veranderde vanaf het moment dat ze introk bij Antonio, Juan en Lagerfeld. Ze werd het favoriete model van de tekenaar, en zette haar eerste stappen op de catwalk in kleren van de ontwerper.
Enkele maanden later verloor Lagerfeld het noorden. Hij beschouwde zichzelf als een seigneur in de stijl van de achttiende eeuw, en besloot te gaan leven in een appartement zonder elektriciteit of comfort. Antonio en Juan zagen zo’n ascetische levensstijl niet meteen zitten. Ze huurden een kamer in Hotel Crystal, in het Quartier Latin. Jerry Hall en Grace Jones waren hen daar al voorafgegaan.
Ze bleven hun nachten doorbrengen in de gereputeerde clubs van de lichtstad. De reeks collagetekeningen die in 1975 in Warhols maandblad Interview gepubliceerd stond, geeft een goed overzicht van Antonio’s favoriete plekken : Regine’s, L’Aventure, Club Sept, Alcazar, Café de Flore, La Coupole, Angelina’s.
Tijdens zijn Parijse verblijf was de tekenaar ongehoord populair geworden in Japan. Hij was er een superster, of toch bijna. Zijn eerste retrospectieve tentoonstelling was ginder te zien. Toen Antonio en Juan voet zetten op de luchthaven van Tokyo, werden ze verwelkomd door televisieploegen, hordes fans, tientallen bloemenkorven. Er lagen stapels uitnodigingen klaar, en ze kregen verschillende toespraken te horen.
In 1975 keerden Antonio en Juan naar New York terug, behoorlijk moe van Parijs en de Parijzenaars. Hun nieuwe atelier op Union Square West, niet ver van Broadway, werd gauw een trekpleister voor kunstenaars en nachtmensen zoals voorheen. ?Antonio vond het heerlijk werken als hij omringd was door vrienden”, getuigt Paloma Picasso in het boek Antonio 60 – 70 – 80. ?Hoe kon hij zich concentreren te midden van al dat geweld ? Het heeft me altijd verbaasd, maar ik weet dat die warme sfeer onmisbaar was voor hem, de warmte die van hem uitstraalde en die zijn vrienden hem graag terugschonken.”
Paloma Picasso poseerde verschillende keren voor Antonio. Soms, getuigt ze, fungeerde ze als anoniem model om hem te helpen als hij eens geen model vond. Dan veranderde hij de trekken van haar karakteristieke gezicht. Een portret van Paloma Picasso sierde in het begin van de jaren tachtig de cover van het Italiaanse blad Vanity. Het werd ook gebruikt voor het omslag van het boek dat aan Antonio is gewijd. ?Ik geloof dat ik nooit zo mooi zal zijn als op het portret”, vindt ze.
Het bohémienbestaan van Parijs maakte in New York plaats voor ernst. Antonio werd volwassen, zocht nieuwe uitdrukkingsmiddelen. Hij verving af en toe zijn penselen en potloden door cosmeticaproducten, combineerde illustratie met fotografie. Hij liet zich ook vaker inspireren door de meesters van de schilderkunst : Edward Hopper, Salvador Dalí, Fernand Léger en Giorgio De Chirico in het bijzonder.
Maar hij stelde zich niet tevreden met het kopiëren van hun doeken : hij transplanteerde ze met succes naar het heden. Antonio volgde zijn eigen weg. Hij had zijn kunst onder controle. Zijn tekeningen werden overal tentoongesteld, en warenhuizen in de Verenigde Staten, Japan en Australië vroegen hem voor reclamecampagnes. Het einde van de jaren zeventig was ongetwijfeld Antonio’s meest geslaagde periode.
Het laatste hoofdstuk van Antonio’s artistieke carrière werd in Italië geschreven. De beroemde moderedactrice Anna Piaggi, met wie hij in 1971 al had samengewerkt voor Vogue Italia, maakte vanaf september 1981 veelvuldig gebruik van zijn talent voor haar nieuw tijdschrift Vanity. Antonio en Juan vestigden zich in Milaan voor een tweede langdurig Europees verblijf. Antonio werkte er voor Vanity en het kledingmerk Missoni. Tegelijkertijd wijdde hij zich alsmaar meer aan de schilderkunst.
Na twee jaar besloot de uitgever van Vanity, de Amerikaanse reus Condé Nast, het blad een nieuwe, commerciëlere koers te geven. Exit Antonio. Hij werd ziek in 1983. Vier jaar later overleed hij, 44 jaar oud.
In de jaren zeventig werkte hij graag samen met Charles James, een uitgebluste Amerikaanse haute-coutureontwerper. Door de toewijding en het enthousiasme van Antonio was die opnieuw gaan geloven in zijn talent. Ze trokken zich gewoonlijk terug in de studio op West Union Square of in de kamer van James in het legendarische Chelsea Hotel. Antonio koos de modellen, kleedde hen in de jurken van James, liet hen poseren. Een keer ging Antonio in het holst van de nacht op zoek naar een model voor een wel heel bijzondere spiraaljurk die James had ontworpen. Het meisje dat ze hadden gevraagd, voldeed niet aan hun wensen. De tekenaar had de sessie bruusk stopgezet. Een halfuur later kwam hij triomfantelijk aanzetten met een slanke jongeman. De jurk zat als gegoten. Kunstenaar en ontwerper waren extatisch. Antonio kon zijn tekening beginnen.
Het werk van Antonio werd in boeken verzameld door de uitgeverijen Thames & Hudson, en door Schirmer/Mosel (onder andere ?60-70-80″, 1994).
Antonio tekende zelden chique dames in haute couture. Zijn meisjes stonden met beide voeten in de sixties, beïnvloed door zowel de hippiemode als de popart, die op dat ogenblik hoogtij vierde.
Antonio deed aan popcultuur zonder de geschiedenis te vergeten.
Soms fungeerde Paloma Picasso als anoniem model. Dan veranderde Antonio de trekken van haar karakteristieke gezicht. Haar portret sierde in het begin van de jaren tachtig de cover van het Italiaanse blad Vanity.
Antonio’s mannenmodellen tonen brute passie.
Zijn beroemdste en meest favoriete model was Jerry Hall, de latere mevrouw Jagger. Antonio ontmoette haar in de zomer van 1972 in Parijs. Ze werden onafscheidelijke vrienden.
Antonio in 1970.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier