Delicate breisels, discrete kleuren, mooie afwerking, verfijnde proporties. Dat moet een collectie van Annemie Verbeke zijn. Terug van weggeweest.

Aan de muur van haar atelier hangt een briefje van haar dochter. Een mengeling van Nederlands en Engels: You are the best mother of heel de world. “Ik heb erg veel steun aan mijn familie”, zegt Annemie Verbeke. “Anders had ik het nooit aangedurfd om opnieuw te beginnen.” Tien jaar geleden stopte ze met haar collectie. Geen faillissement, maar structurele problemen. “Het was een moeilijke beslissing, maar op een bepaald moment moet je de financiële optelsom maken en je conclusies trekken. In die tijd deed ik alles alleen en dat is niet haalbaar.”

Gestopt met werken is ze nooit. Ze begon als lesgever aan de modeafdeling van La Cambre. Ze tekende voor diverse merken als Natan, Chine, Manoukian en Sandwich. Ook als kleur- en trendconsulente bij stoffen- en garenfabrikanten is ze actief gebleven. “Van begin tot einde, van draad tot kledingstuk; ik ben bij het hele proces betrokken en dat heb ik altijd erg aangenaam en verrijkend gevonden.”

En uiteindelijk toch opnieuw begonnen?

Annemie Verbeke: Frustratie is de beste motor. Als je dat gevoel positief aanwendt, kan je er heel wat mee in beweging zetten.

Waarom frustratie?

Hoe boeiend die jobs voor anderen ook zijn, de drang om zelf iets te doen blijft. Als consulent of freelance medewerker ben je per definitie een buitenstaander. Je wordt bekeken als een frisse wind, dat is je functie. Terwijl ik graag meer diepgang en betrokkenheid wilde.

Dromen van een eigen collectie is één ding, maar dan moet je de stap zetten. En u had natuurlijk al een onaangename ervaring achter de rug.

Het was een rijpingsproces. Ik geef ondertussen zo’n acht jaar les in La Cambre en daar heb ik veel van geleerd. Dat ik toch een zekere autoriteit heb, dat ik kan stimuleren en motiveren. Daarnaast ben ik me gaan interesseren voor management, want het marketingaspect was iets dat ik miste. Uiteindelijk heb ik begrepen dat een collectie een product zoals een ander is. Het is een business. Je brengt iets op de markt en je moet het verkopen.

Mijn enthousiasme en idealisme zijn gebleven, maar er kwamen andere ervaringen bij: nuchterheid, zakelijkheid, het idee dat ik leiding kon geven.

En u hebt een goede zakenpartner.

Inderdaad. Mijn broer is een eminent advocaat en die heeft op een bepaald moment gezegd: nu beginnen we eraan. Hij heeft een financieel plan en een concept voor me uitgebouwd. Ik heb een hele lieve grote broer, absoluut.

Weet u als vrouw nu beter wat andere vrouwen willen?

Een vrouw wordt verliefd op een kledingstuk, intens en irrationeel, en tegelijkertijd wil ze de aankoop beredeneren. Daarom wil ik verschillende elementen combineren: comfort, techniek en poëzie. Comfort is erg belangrijk. Vrouwen willen niet langer afzien in een kledingstuk. De stof moet aangenaam zijn, de coupe perfect. Ze willen een modern en eigentijds stuk, daar komt die techniek bij kijken. En ze willen een zeker aura, een stukje droom, dat noem ik dan poëzie.

Ik wil een product maken als een auto. Iets wat elk jaar subtiel evolueert maar altijd herkenbaar blijft. Iets wat een tijd meegaat. Toen ik deelnam aan Modo Bruxellae kwam een dame langs die iets droeg van mij van tien jaar geleden. Dat vind ik heel plezant.

Wat denkt u als uw studenten van La Cambre afstuderen en een collectie opstarten? Waar beginnen ze aan?

Welnee, omdat je ze zo goed mogelijk probeert voor te bereiden op het echte leven. We vertellen hen dat ontwerpen maar een klein deel van het geheel uitmaakt, misschien zo’n tien procent. De rest is administratie, rondkijken, informatie vergaren, onderhandelen… We zeggen hen dat mode heel hun leven zal opslokken, dat ze zich moeten omringen met een goed team, maar dat het zelfs dan nog een erg veeleisend vak blijft. Als ze er na die hele uitleg nog zin in hebben, wensen we hen het beste.

Union pour le vêtement, Beauduin-Masson, Tony et Sandrine, Carine Lauwers… Je ziet Brusselse merken opstarten en verdwijnen. Waarom lukt het in Antwerpen wel en in Brussel niet?

Dat stel je helemaal verkeerd. Wat heeft geografie daar nu mee te maken? Ik weiger in elk geval om dat zo te zien. Er stoppen zoveel collecties, ook in Gent en Antwerpen. Ik denk dat in dit concreet geval het element tijd doorslaggevend is. Die mensen zijn allemaal op ongeveer hetzelfde moment begonnen, zo’n drie jaar geleden, en hebben nu een breukmoment bereikt. Drie jaar, dat zijn zes seizoenen. Met de voorbereidingen erbij hebben we het over vier jaar immense inspanningen. Na zo’n lange periode van intens en hard werken maak je de balans op. Financieel wil je op zijn minst break-even zijn. Creatief en commercieel wil je vooruitgang boeken, je wil verandering merken. Als dat niet het geval is, kan je er maar beter mee stoppen. De zin in een eigen collectie valt weg op het moment dat je je realiseert dat je ontzettend hard werkt en zeer weinig bereikt.

Maar dat ziet u voor uzelf niet meer gebeuren?

Ik ben voor de eerste keer in mijn leven goed omringd. Een zaak alleen runnen is vandaag onmogelijk. Je moet zoveel talenten hebben om te slagen: intuïtie, logica, methodiek, zakeninstinct; geen mens kan dat alleen aan. Ik heb eindelijk een goede ploeg rond me.

Er is een verschil tussen de Antwerpse Academie en La Cambre, dat kan niemand ontkennen. De grote namen lijken voorlopig nog steeds uit Antwerpen te komen.

Dat verschil in uitstraling en resultaat blijft een beetje een mysterie. Ik heb er vaak over nagedacht, maar ik raak er niet helemaal uit. Het meest evidente punt is: Antwerpen bestaat 35 jaar, La Cambre 12. Dat verschil voel je. Antwerpen heeft een veel rijkere achtergrond, cultuur en traditie.

Verder is er een verschil in mentaliteit. Als Vlaming groei je op in een economisch sterk gebied, met de idee dat je alles kan bereiken als je maar hard genoeg werkt. Het geeft je zelfvertrouwen en energie. Mijn Waalse studenten lijken fatalistischer. Ze worden elke dag geconfronteerd met een crisis die tastbaar is. Ze horen het langs alle kanten: er is geen geld, er zijn geen mogelijkheden. Zoiets moet op je gemoed werken.

Langs de andere kant vind ik dat er in Wallonië meer raffinement is. En zin voor humor. Le sens de la dérision, dat heeft de Vlaming niet hé. Voor ons moet het allemaal doodserieus zijn, er wordt niet gelachen.

Ik merk dat verschil in temperament elke dag in de omgang met Francine ( Pairon, hoofd van de modeafdeling La Cambre, nvdr). Zij is een Brussels ketje, ik ben door en door Vlaams. Zij kunnen lachen met zichzelf. Ze kunnen relativeren, zelfs tot in het je m’en foutisme. En wij nemen alles ernstig. We denken dat we met hard werken en afzien de hemel verdienen.

U hebt eigenlijk nooit ergens bijgehoord. U werd vaak vernoemd samen met de Antwerpse zes, maar maakte er geen deel van uit.

Ik ben atypisch. Ik hoor nergens bij. Ik studeerde aan Sint-Lucas in Brussel en aan de Koninklijke Academie in Gent, maar ik heb de Antwerpse zes erg goed gekend want op mijn achttiende speelde ik model voor hen. Toen heb ik Martin Margiela ontmoet, hij zat in het tweede jaar en is een beetje een vriend geworden. Maar ik heb er nooit echt bijgehoord, en voel die behoefte ook niet.

Wist u altijd al dat u modeontwerper zou worden?

Ik voel mezelf geen ontwerper, ik verkies de term designer. Een ontwerper doet baanbrekend werk, die is avant-garde. Een designer levert een goed gemaakte, actuele collectie; maar niet noodzakelijk een grensverleggende.

Mode heeft me altijd geboeid, hoewel ik niet uit een textielfamilie kom, veeleer uit een intellectueel milieu. Ik tekende graag. Eerst wilde ik kunstenaar worden, maar daar is mijn ego niet groot genoeg voor, en dat bedoel ik niet negatief. Een kunstenaar is alleen, hij zoekt de confrontatie met zichzelf en gaat tot diep in zijn binnenste. Ik weet niet of ik dat kan. Mode is een metier. Het vraagt weliswaar om een bijzondere gevoeligheid en creativiteit, maar het is een vak: je kan het leren. Het feit dat je met mensen moet samenwerken en dat je je met zoveel verschillende zaken kan bezighouden – beeldvorming, communicatie -, dat trok me erg aan.

Er zijn al zoveel collecties op de markt. Schrikt u dat niet af?

Als je daar bij stilstaat… Iemand heeft me ooit verteld dat alle artiesten beleefd geobstineerde mensen zijn. Correct koppig. Ze blijven volhouden, tegen beter weten in. Je moet gedreven zijn en overtuigd van wat je doet, anders begin je er niet aan. Of je moet een grote masochist zijn.

Lene Kemps / Foto Marleen Daniëls

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content