“In een boek voor volwassenen kun je je veroorloven de lezer een dreun te verkopen

en hem ermee te laten zitten, ” zegt ze. “Voor jongeren kun je dat niet maken. “

Een gesprek met schrijfster Anne Provoost.

GRIET SCHRAUWENFOTO : LIEVE BLANCQUAERT

De bijna tweejarige Corneel wordt om vijf uur door de onthaalmoeder thuisgebracht. Hij heeft rode wangen van opwinding en kou, brabbelt over beer en aap die hij in de dierentuin zag. Vader Manu, die elders in huis aan het werk is, neemt hem na een kwartiertje mee. Moe geknuffeld en met haar buikje vol ligt kleine Martha, amper twee maanden oud, tevreden te slapen in de kinderwagen. Anne Provoost (30) geniet zichtbaar van haar prille moederschap. “Mooi ekskuus ook, ” zegt ze, “om de deur niet uit te moeten. Ik ben een onverbeterlijke huismus. “

Ze heeft het best naar haar zin met haar twee kantoren thuis. In de voormiddag zit Anne Provoost aan de computer op zolder waar ze voor Youth for Understanding een internationaal uitwisselingsprogramma voor jongeren tussen 15 en 18 in kontakt staat met andere YFU-bureaus in Europa. “Een halftijdse job die mij in staat stelt achter de Vlaamse horizon te kijken en die mij een financiële basis biedt, ” zegt ze. In de namiddag verhuist ze naar de eerste verdieping, naar een andere computer om aan haar eigen schrijfsels te werken : toneelstukken, verhalen, kinderboekjes en boeken voor jongvolwassenen. Voor Mijn tante is een grindewal kreeg Anne Provoost de twee meest prestigieuze prijzen voor jeugdliteratuur : de Boekenleeuw ’91 (de tegenhanger van de Nederlandse Gouden Griffel) en in datzelfde jaar ook de Interprovinciale Prijs voor de Jeugdliteratuur. Het boek werd inmiddels vertaald in het Engels, het Duits, het Noors, het Zweeds en het Deens. In de loop van dit jaar verschijnt het ook in het Portugees.

“Een grindewal, ” beken ik, “ik moest het opzoeken. ” “Iedereen moet dat, ” lacht Anne Provoost. “Een grindewal is een dolfijnachtige, beter bekend als pilotwhale, een walvis met een vreemde kop in de vorm van een waterhoofd. Het verhaal gaat over het stranden van grindewallen en over een meisje dat daarin een parallel ziet met haar eigen situatie. “

Nu ligt Vallen in de boekhandel, een jeugdboek waarmee Provoost op de shortlist staat voor de boekenprijs De Gouden Uil.

Anne Provoost : Ik ben er blij mee, meer dan met het eerste boek. Het duurde een paar jaar voor Vallen er kwam, maar door de reakties op mijn eerste boek was ik zo overdonderd dat ik geblokkeerd raakte. Het sukses had wellicht minder met de kwaliteit te maken dan met het onderwerp : Mijn tante was het eerste oorspronkelijk Nederlandstalige jeugdboek over seksuele kindermishandeling. Daarna had ik faalangst wegens te hoge appreciatie, denk ik. Bovendien had ik het idee-fixe dat ik niet in herhaling mocht vallen. Ik was bang voor de reaktie : “Haar nieuwe boek is een doorslagje van het eerste, ze kan niets anders. ” Het was Manu die me aanmoedigde : “Een schilder die alleen landschappen maakt, is daarom geen slecht kunstenaar, ” zei hij. Maar misschien was het uit die vrees voor herhaling dat ik de eerste versie van Vallen voor volwassenen schreef.

Als volgende stap ?

Provoost : Veel mensen denken : wie voor jongeren schrijft, wil eigenlijk voor volwassenen schrijven. De jeugdschrijver als overstapje. Maar bij mij is het een bewuste keuze. Allereerst om de magie. Ik herinner mij mijn adolescentie, en ook zeer levendig het magisch denken dat daarmee gepaard gaat. Voor die leeftijd schrijven, is veel boeiender dan voor eerste lezertjes.

Met jongeren van 15 tot 18 heeft u ook meer voeling door uw werk voor Youth For Understanding ?

Provoost : Nee. Ik kom nooit in kontakt met die jongeren : de interne kommunikatie tussen de verschillende Europese kantoren verloopt via fax en telefoon. Ik ken helemaal geen mensen tussen 15 en 18 jaar. Bij dertigers is die leeftijdsgroep gewoonlijk een vacuüm in hun vriendenkring. Je kent de generatie van je ouders, de eigen generatie met hun kleine kindjes. Je zou al vrienden moeten hebben van 40, 50 jaar met grote kinderen, en die heb ik niet. Toch schrijf ik over een faze in het leven die ik goed ken, zo ver ligt het ook niet achter me.

Een ander, minder belangrijk argument om voor jongeren te schrijven : het genre is niet zo modegebonden. Je publiek staat niet op recepties met elkaar te praten : “Heb jij de nieuwste van puntje, puntje, puntje al gelezen ? ” Als auteur voor volwassenen zit je produkt na drie maanden in de ramsj als je binnen die termijn niet meteen goed gerecenseerd wordt. De wereld van schrijvers voor volwassenen is veel harder in vergelijking met die voor jeugdboeken. Daar gaat het zachter aan toe. Misschien betekent het wel dat ik niet tegen kritiek kan.

Als dat al gebeurt, worden jeugdboeken in de pers heel anders behandeld en besproken dan boeken voor volwassenen. Een goed boek voor kinderen is toch ook een goed boek voor volwassenen ?

Provoost : Jeugdboeken moeten inderdaad aan dezelfde kwaliteitsnormen voldoen. Maar het is niet omdat iets aanslaat bij het grote publiek dat het goed is. Wie niet gevormd is om te oordelen, hanteert in de eerste plaats de criteria spanning, meeslependheid of herkenning. Hoe meer de lezer zich met de personages meestal het hoofdpersonage kan identificeren, hoe suksesvoller de roman. Hij of zij verwart de aantrekkelijkheid van het karakter met de aantrekkelijkheid van het boek. Zo verklaar je het sukses van prentenboeken als Tiny, televisiereeksen als Melrose Place, en posters van Hamilton. Ik heb brieven gekregen van jongeren die over Mijn tante is een grindewal zeggen : “Het is een stom boek, want ik kan die Tara niet uitstaan. ” In die zin zijn Kinder- en Jeugdboekenjury’s heel waardevol. Ze leren evalueren. Ze worden begeleid door volwassenen die hen, zonder hun mening op te dringen, door de eerste verleidingen van het boek heen leren kijken. Maar er is nog werk aan de winkel. Ook recensenten van jeugdboeken, mensen uit het vak, hebben nog training nodig. Er zijn er nog te veel die zich door hun oordeel laten verblinden. Etische en estetische normen worden door elkaar gehaald. Als de intentie goed is, is het boek goed. Een schrijver krijgt al krediet voor de moeite van het schrijven. Zo wordt de zachtaardige aanpak natuurlijk een halfzachte aanpak.

Wie zou in “Vallen” het grote suksesnummer zijn ? Met wie zouden jongeren zich het meest identificeren ?

Provoost : Door aan al mijn personages minstens één gebrek te geven, probeer ik ervoor te zorgen dat de lezer bijna bewust moet beslissen met wie hij zich wil of kan identificeren. Daarom heet het boek “Vallen” : niet enkel in de werkwoordelijke zin, maar ook als in het meervoud van De Val, waar je als lezer ook in zou kunnen trappen. Op het eerste gezicht is het een roman met een klassiek Romeo-en-Julietteverhaal, maar intussen gaat het ook om de valkuil van het slordige denken : wie geen mening heeft, wordt makkelijk meegetroond door mooipraters. De lezer ziet hoe de ik-persoon Lucas wordt meegesleept in een spiraal van geweld en uiteindelijk een keuze moet maken die nefast is voor het meisje Caitlin van wie hij houdt : Caitlin is een danseres, maar ze ziet haar toekomst in rook opgaan als zij door een “ongeluk” haar voet verliest. Caitlin is misschien nog het sympatiekst, maar zij is dan weer een zendelinge : ze staat op de barrikaden en verkondigt de goede boodschap, waardoor ze iets van een wereldverbeterende Akela krijgt.

Zoals Caitlin de migranten verdedigt, daarin hoor ik de jongens van Agalev.

Provoost : Wat zij zegt, klinkt misschien een beetje als : “Beste mensen, ik moet nog even iets rechtzetten. ” Maar ik was bang om kritiekloos te veel aandacht te besteden aan het rechtse gedachtengoed. Het is een probleem waar de media mee zitten en waar ik ook niet uitkom : zwijgen we het rechts-extremisme dood of laten we hun woordvoerders zeggen wat ze willen, zodat iedereen zelf een oordeel kan vellen ? Maar stel dat ik onkritische jonge lezers tref, dan bestaat de kans dat ze die mooipraters gelijk geven. Daarom geef ik Caitlin de rol van het geweten. Iemand moét meedenken en zeggen : “Trek de gedachte van eigen-volk-eerst eens door. Waar eindig je ? ” Federalizeren omdat ons geld naar Wallonië stroomt ? En wat dan met de geldstroom tussen Borgerhout en Brasschaat ? Moeten we voor die gemeenten ook aparte kassen maken ?

Je woont in Borgerhout. Koos je daarom het tema extreem denken ?

Provoost : (lacht) Nee, hoor. In deze buurt heb ik nog nooit een rassenprobleem ervaren, ik word er zoals bijna iedereen mee gekonfronteerd via kranten en tv. Nationalisme, fundamentalisme en onverdraagzaamheid alarmeren mij ten hoogste. Als ik in Wilrijk woonde, zou ik er ook zo over denken. Omgekeerd is het wel zo dat ik geen huis in Borgerhout zou kopen en verbouwen, als ik hier geen groot deel van mijn leven wilde doorbrengen.

Je gaat geweld niet uit de weg. In “Vallen” zitten wrede en trieste momenten.

Provoost : Kwatongen zullen misschien zeggen dat ik aas op goedkoop effekt. Maar het is een bewuste keuze. Vooral in de Vlaamse literatuur is er een grote weerstand tegen geweld. Ik vind dat je niet moet afvlakken uit angst om te choqueren en ik wil mijn lezers ook niet ontzien : een flinke dreun màg en blijft bij. Ik ga geen konflikten uit de weg, ik laat alles zien. Aktie, drama, bijna teater : ik mis het in onze literatuur. Die is meestal zo beschouwend, introvert en kontemplatief.

In tegenstelling tot wat je zou verwachten voor de leeftijdsgroep van 15 tot 18, komt er helemaal geen seks voor in je verhaal.

Provoost : De erotiek zit in het feit dat Lucas, Caitlin bespiedt terwijl ze danst. Dat voyeurisme is voor mij spannender dan wanneer ze elkaar te lijf zouden gaan. Ik heb er bewust een situatie van gemaakt waarin je niet weet of ze verliefd zijn. Ik wilde de lezer daarover in het ongewisse laten. Het verlangen is groter in een relatie die niet uitgesproken wederzijds is, anders is de spanning er al voor een deel uit.

Je slaagt er wonderwel in om de spanning tot de laatste pagina aan te houden. Niets is voorspelbaar. Stukje bij beetje geef je de geheimen prijs, draadje voor draadje ontrafel je een ingewikkeld kluwen.

Provoost : Daar werk ik heel hard aan. En dat geeft me ook mijn kick : niet zozeer aan het schrijven, maar aan het konstrueren van de plot beleef ik het meeste plezier. Hoe ingewikkelder, hoe boeiender het scheppingsproces is. Maanden ben ik ermee bezig, tot alles aaneensluit en samenvalt. Ik schrijf altijd in twee lagen, zoals je een kast of een muur ook twee keer verft : na een eerste laag worden de fouten pas echt zichtbaar. De eerste versie verandert tijdens de herwerking zo drastisch dat ze bijna onherkenbaar is, omdat ik heel andere dimensies aanbreng. Mijn boeken ontstaan uit een plotgegeven, niet uit een tema. Bij Mijn tante was dat het stranden van de grindewallen, bij Vallen was het dilemma : wat doe je als je geen andere keuze hebt dan iemand die je lief is verminken of verliezen ? Zo’n plot intrigeert me, en dat wil ik voor mezelf en mijn lezers waardevol maken door er een tema aan toe te voegen. In Mijn tante was dat seksuele kindermishandeling, in Vallen extreem denken. Het tema vormt de rode draad waarrond de aktie zich afspeelt. Ik wil geen vlakke boeken schrijven, ik wil er een gelaagdheid in. Ik zoek een ingewikkelde struktuur en ik gebruik moeilijke woorden. Jongeren worden vaak onderschat, volgens mij kunnen ze zoiets best aan. Ik werk ook op die manier voor mijn eigen plezier : ik wil niet op mijn hurken gaan zitten. Waarmee ik niet bedoel dat ik totaal ondoorzichtig wil schrijven. Wat duidelijkheid betreft, ben ik een ouderwetse schrijver. Naar Angelsaksische verteltraditie neem ik de lezer bij de hand. Ik vind timing belangrijk : op het juiste moment de juiste informatie geven, net genoeg en niet te veel.

De schrijver blijft de baas en beslist wanneer een tipje van de sluier wordt opgelicht ?

Provoost : Als ik lees, wil ik een stabiele basis, aan de hand waarvan ik me kan oriënteren in de tekst, en dat mis ik in veel verhalen. Ik spreek me niet uit over de kwaliteit van andermans werk, misschien ben ik gewoon te dom om het te volgen, maar een warrige manier van schrijven waarin de lezer zelf een weg moet zoeken, is niet my cup of tea. Wat ik als lezer zoek, probeer ik ook als schrijver te leveren : duidelijkheid, maar zonder opgestoken, belerend wijsvingertje. Geen glasheldere struktuur dus, wel een sekure opbouw. De lezer moet interpreteren en nadenken. Ik ben zeker een voorstander van wat Hermans zei : “Er mag op pagina 3 geen mus van het dak vallen, zonder dat dat voorval een funktie heeft. ” Uitwerken wat je aanbrengt, dus.

Je schrijft heel gedetailleerd en realistisch.

Provoost : Voor mij moet alles korrekt zijn. Ik beschrijf bijvoorbeeld een scène waarin Lucas in bad zit, zich grondig inzeept, onder water duikt en naar het douchegordijn ligt te kijken. Een vriend vroeg me : “Heb jij dat al eens geprobeerd ? Dat kan nooit, het badwater is troebel van de zeep. ” En hij had gelijk. Ik kan niet zeggen hoezeer dergelijke onjuistheden mij hinderen. Daarom zoek ik alles op. Voor dit boek heb ik onder andere onderzocht hoe een kettingzaag werkt, ben ik gaan praten met een arts die amputaties uitvoert, met een jongen die zijn voet verloor bij een ongeval. Als ik erover schrijf, wil ik er alles over weten. Het genezingsproces, spookpijn, de herstelperiode. Als lezer kan ik me ontzettend bedrogen voelen als ik merk dat een schrijver in dit soort technische gegevens slordig is. Daarom heb ik ook Vallen laten lezen en op fouten kontroleren door zeven mensen die ik vertrouw.

Op welke leeftijd ben je eigenlijk beginnen schrijven ?

Provoost : Ik dikteerde al verhalen aan mijn moeder toen ik nog niet kon schrijven. Toen ik het wel kon, schreef ik ze op. Het tema was nooit ver te zoeken : op mijn zevende schreef ik een verhaal over een koningin die ziek werd en vooral heel dik, toevallig in de periode dat mijn moeder haar jongste kind kreeg. Ik heb ook kasten vol dagboeken. Allemaal oefeningen om het in de vingers te krijgen. Toen ik achttien was, vond ik verhalen schrijven puberaal. Ik ging studeren, Germaanse talen. Niet met de bedoeling om in het onderwijs te gaan, de studie was een doel op zich. Mijn omgeving zei dat mijn aandacht veel te diffuus was om me op zulke studie te koncentreren en ik wou het tegendeel bewijzen. Tijdens het laatste jaar Germaanse was ik een weekje ziek en omdat ik toch niks omhanden had, nam ik deel aan een verhalenwedstrijd. Toen ik daarmee de eerste prijs won, dacht ik : “Misschien moet ik hiermee wel verder gaan. ” Toen we daarna in Minneapolis in de Verenigde Staten woonden, had ik geen werkvergunning. In twee maanden tijd schreef ik een allereerste versie van Mijn tante voor een verhalenwedstrijd. Dertig bladzijden, bar slecht. Ik had een jeugdverhaal geschreven, maar het laten eindigen als een boek voor volwassenen. Er was niks van hoop. Tara was mishandeld, en dat was het. Dat hopeloze mag niet in een jeugdboek. Een probleem moet een oplossing hebben, Tara moest uit het dal komen. In een boek voor volwassenen kun je je veroorloven om de lezer een dreun te verkopen en hem ermee te laten zitten. Voor jongeren kun je dat niet maken. In die zin moet een jeugdboek wel aan andere normen voldoen : als jeugdschrijver heb je een bepaalde verantwoordelijkheid. Als auteur voor jongeren leef je nog met de idyllische gedachte dat je lezer zijn of haar ideeën via jouw boek vormt. Toen we anderhalf jaar later terugkeerden naar België, heb ik die dertig bladzijden herwerkt en het personage een uitweg geboden : door Tara over haar vader te laten praten, komt ze van hem los.

Dus ben je zelf een beetje Caitlin, een zendelinge die de blijde boodschap brengt.

Provoost : Zo ben ik inderdaad, en daar kom ik ook voor uit. Tijdens mijn studies had ik ook al iets van een wereldverbeteraar : ik had net zo goed een tesis kunnen schrijven over een onderdeel van de literatuur, maar ik verkoos een tesis over mensenrechten-educatie. Ik hecht veel belang aan het inhoudelijke, aan wat de schrijver vertelt, aan de missie, om het met een lelijk woord te zeggen, maar engagement is nog lelijker. Ik erger me aan schrijvers die enkel hun eigen gevoelens analyzeren zonder zich te kompromitteren, nihilisme en fatalisme stuiten me tegen de borst. Ik neem een standpunt in, ik heb een duidelijke etiek. Al ruikt het naar de jaren ’70, ik wil het niet onderdrukken.

Vallen door Anne Provoost. Uitgegeven door Houtekiet. 264 pagina’s, 590 fr.

Laten we rechtse extremisten aan het woord,

zodat iedereen zelf een oordeel kan vellen ?

Dan bestaat de kans dat jonge onkritische lezers

die mooipraters gelijk geven.

Ik zoek een ingewikkelde struktuur en ik gebruik moeilijke woorden. Jongeren worden vaak onderschat, volgens mij kunnen ze zoiets best aan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content