ANGELIQUE KIDJO

Ze wordt, tegen haar zin, dé Afrikaanse funk-diva genoemd. Maar Angelique Kidjo is niet onder één noemer te vangen: haar repertoire omvat even goed authentieke roots, Xhosa-gezangen als jazz, hiphop, punk of beats. Op “Oremi” gaat ze nog verder.

Sinds Angelique Kidjo haar eerste stapjes op een podium zette – ze was toen 6 en zong en acteerde in het theatergezelschap van haar moeder – is ze eigenlijk nooit voor één gat te vangen geweest. Niet alleen muzikaal is de botsing tussen haar geboorteland Benin en het Westen – ze woont sinds 1983 in Parijs – erg vruchtbaar gebleken, ook haar ideeën en geloof blijven boeiend en inspirerend: Benin is hét land van de voodoo en Kidjo heeft er geen enkele moeite mee om zich terzelfder tijd aanhangster te noemen van voodoo, animisme én katholicisme.

Ze maakt platen waarop authentieke roots staan, jazz, pop, dance, Zuid-Afrikaanse Xhosa-gezangen, hiphop, gitaarrock en vette beats. Onder vele andere. Op haar nieuwe, “Oremi”, komt daar nog samenwerking bij met Cassandra Wilson, Kelly Price, Branford Marsalis of David Sancious. Onder vele anderen.

Een ochtend in Brussel. Ze zit zich mateloos op te winden over files en fulmineert dat je je auto in Parijs niet meer kan parkeren zonder een of ander onderdeel kwijt te spelen. Ze ziet me glimlachen. Doet dat dan ook: “Je hebt gelijk: waar maak ik me druk over? Eigenlijk hebben we geen recht van klagen, maar het is goed om je van tijd tot tijd eens op te winden en het allemaal van je lever te hebben.”

In welke taal zullen we het interview houden? Je bent zeer beslagen wat talen betreft.

Angelique Kidjo: Ik heb drie maanden in Groningen gewoond, zes maanden in Amsterdam, ik heb vijf jaar Duits gestudeerd, dan begin je een beetje het Nederlands te begrijpen. Ik studeer nu Spaans en Portugees, want als je zin hebt om ergens naartoe te gaan – Brazilië in mijn geval – dan sta je nergens zonder een basiskennis van de woordenschat. Ik communiceer graag, dus.

Brazilië is niet onbelangrijk, want het moet het tweede deel worden in een trilogie, die begonnen is met “Oremi”.

De tweede stap wordt Brazilië, de derde Cuba, Haïti en New Orleans, die ik in één geheel zal bundelen. Het is een zoektocht die lang geleden begonnen is. Toen ik nog in Afrika leefde, heeft mijn grootmoeder me vaak over ons verleden verteld. Ik heb op die manier het verhaal van de slavernij uit eerste hand gehoord. En dat is altijd blijven hangen: als je vooruit wilt in het leven, moet je weten waar je vandaan komt. En dus heb ik die hele slavenepisode ook geografisch proberen te reconstrueren. Ik heb altijd tegenover mijn vader gezworen: wat ik ook doe – juriste of zangeres – en waar ik ook ben – in Afrika of Europa – ooit zal ik iets doen met de voorgeschiedenis van de zwarte mens. Et voilà: de basis ligt in Afrika, de volgende stap is Amerika, want daar heeft de slavernij het ergst gewroet.

Ook in Benin heeft slavernij vernietigend uitgehaald.

Oh ja, Benin heeft daar verschrikkelijk onder geleden. We zijn dat allemaal in boeken gaan bestuderen, tot mijn man op zeker moment zei: ‘Kan je niet beter gewoon op het veld gaan praten, met bevoorrechte getuigen en familieleden.’ En dat hebben we gedaan. Pas op, ik vind het belangrijk om met zwarten én blanken te praten. Vroeg of laat zullen we elkaar in de ogen moeten kunnen kijken, moeten we vrede krijgen met ons verleden en gaan we aan de toekomst moeten werken, sàmen. Als ik klaar ben met mijn Amerikaanse trilogie, zal ik teruggaan naar Afrika om een andere diaspora te bestuderen; die naar Europa namelijk, zonder dwang maar uit vrije wil, en daarna trek ik naar Jamaïca en de Antillen.

Bestaat het gevaar niet dat een Afrikaans artiest het contact met zijn wortels verliest als hij bijvoorbeeld in Parijs gaat wonen.

Absoluut niet. Je draagt je wortels àltijd met je mee. Die verlies je nooit, tenzij je in je hoofd al beslist hebt dat je ze graag wil verliezen. Maar een individu zonder een sociale context is niéts, gewoon niets. Ik heb een brede en gezonde opvoeding gekregen: men heeft me nooit gezegd dat er een verschil bestaat tussen zwart, blank, rood of geel. Noch op menselijk, noch op muzikaal vlak. Natuurlijk verandert Benin, natuurlijk ondergaat het een evolutie, maar ik blijf daar voeling mee houden: ik ga er minstens een keer per jaar naartoe, en ik bel wekelijks met mijn ouders. Als ik voel dat ik het nodig heb om mijn familie te zien, dan stap ik op een vliegtuig en nog dezelfde dag zié ik hen. Soms mis ik zelfs het publiek dat voor mij aan de wieg stond van alles. In december 1996 ben ik er, voor het eerst in 14 jaar, weer gaan concerteren en het was zo fabuleus dat ik nauwelijks kan wachten om te herbeginnen.

Over je beginjaren gesproken: waren die niet moeilijk omdat je én vrouw was én artiest ?

Ze hadden het daar zo moeilijk mee in mijn land (lacht), dat kan je niet geloven. Bij ons worden vrouwen geacht huismoeders te zijn en kinderen te baren en in het allerslechtste geval, als het écht niet anders kan, ergens als secretaresse te werken. Gelukkig heb ik een familie die absoluut niet representatief is voor het traditionele beeld van de Afrikaanse familie. Mijn moeder had een theatergroep, ze was choreografe en ze heeft mij leren dansen. Ze speelde ook klarinet, mijn vader banjo. Ook al mijn broers zaten in de muziek én in de sport. Mijn oudste broer was nationaal kampioen tafeltennis, mijn zus basketbalspeelster. Ik ben opgegroeid in een mix van talen en nationaliteiten en invloeden. Het maakt mij dus niet uit of ik in Parijs, Amsterdam of Benin woon.

Je hebt erg vroeg geweten dat dit je fatum was.

Bah, ik ben naar Parijs gekomen om rechten te studeren en dat wou ik ook écht doen. Maar ik ben er geconfronteerd met een quasi onoplosbaar dilemma. De muziek trok me, maar wat me nog meer aan het denken zette, was de vaststelling dat de wet niet altijd in staat is om rechtvaardig recht te spreken. Ik kom dan met m’n hele hebben en houden in opstand. Zo ben ik tot de overtuiging gekomen dat ik meer voor de mensen kon doen via de muziek. Dan vang ik twee vliegen in één klap: ik bevredig mijn dorst naar rechtvaardigheid én mijn nood aan communicatie. En dus heb ik de knoop doorgehakt: c’est la musique et rien d’autre.

Het klinkt als een missie.

En terzelfder tijd ook een passie. Ik hou van mijn vak, ik hou van muziek en ik kan me niet voorstellen dat ik iets zou kunnen doen dat me niet passioneert.

Als je vindt dat het een missie is, dan moet je echt geloven dat je de geesten van de mensen kan veranderen via de muziek.

Natuurlijk, want de muziek heeft de eigenschap én de kracht van niet intellectueel te zijn. Waarom hou je van iets en waarom heb je een hekel aan iets anders? Je kan het nooit helemaal verklaren. Maar één ding staat vast: als je je goed voelt bij muziek, dan heb je vrede en rust in je hoofd en je hart. Muziek is het enige dat alle mensen van de wereld bij elkaar kan brengen. Kan je je dat voorstellen, een wereld zonder muziek? Ik zou krankzinnig worden. Zelfs zonder bijgeluiden, zelfs zonder het geluid van de wind zou ik het niet uithouden. Stilte staat gelijk met dood zijn, wat mij betreft. Muziek zorgt ervoor dat mensen elkaar ontmoeten.

Ik heb het idee dat je wil dat àl je platen lichtjes anders zijn.

Het is niet zozeer dat ik dat wil, ik bén nu eenmaal zo. Muziek is rijk, de planeet is immens en terzelfder tijd piepklein. Er zijn zoveel klanken, ritmes en melodieën, dat je beperken tot één, verschrikkelijk frustrerend moet zijn. Waarom zou ik mezelf beperkingen opleggen? Ik kan via mijn muziek met iederéén in contact komen, van een Belgisch artiest tot een Japanner. Grenzen kunnen me gestolen worden. Als er trouwens één ding is dat ik veel artiesten verwijt, dan is het dat hun nieuwsgierigheid veel te beperkt is. Ik zal pas ophouden met zoeken de dag dat ik sterf.

Weet je dan ook altijd heel duidelijk op voorhand welk soort plaat je wil maken?

Oh ja. “Oremi” is begonnen in 1996. Het betekent “Mijn Vriend”. Dat is niet onbelangrijk: het is essentieel dat wij elkaar leren kennen, dat wij ophouden met ons achter onze façades te verstoppen. Ontdek je buren. Dat is de enige remedie tegen racisme en xenofobie. We zijn allemaal gelijk, niemand moet een superioriteitscomplex hebben. Maar terzelfder tijd zijn we ook allemaal uniek: door onze cultuur, door onze opvoeding, door ons leven. En precies daarin ligt de uitdaging van menselijke relaties. We zijn allemaal op zoek naar het geluk, maar voor iedereen betekent dat iets anders. Wat er wel inherent aan is, is een gevoel van vrede kunnen hebben. Als er geen oorlog is, dan voelt iedereen zich beter. En dat heb ik gemerkt over héél de wereld.

Impliceert dat dan dat de wereld de voorbije decennia ook een betere plaats is geworden?

Nee, nee. Men had kunnen denken dat de Tweede Wereldoorlog een bewustzijnsverandering zou teweegbrengen: noppes dus. Er zijn zoveel mensen omgebracht voor het zogenaamde hoge doel van rassenzuiverheid, dat elke extreem-rechtse ideologie in welk land ook een belediging is voor de herinnering aan al die overledenen. Ze flirten met een nieuwe oorlog, ten onrechte denkend dat zij gespaard zullen blijven. Onzin: als het geweld herbegint, dan zal niémand ertegen bestand blijken te zijn, niemand. Elke man of vrouw die op een extreem-rechtse partij stemt, geeft daarmee een proeve van onbekwaamheid af: ze hebben er niéts van begrepen.

Hoe zou het beter kunnen?

Door nieuwsgierigheid. De mensen moeten inzien dat waar zij wonen de wereld niet ophoudt. En dat het de moeite is om uit te vinden hoe de rest van de wereld leeft. Onbevangen, onbevooroordeeld.

En als je nu eens zelf in de politiek zou gaan?

Pas du tout. Ik wil een vrije geest blijven hebben, ik wil kunnen blijven briesen tegen alles wat fout gaat.

Er staat een song op je plaat, die erg symbolisch is voor jou: “Voodoo child” van Jimi Hendrix.

In meerdere opzichten symbolisch, ja. Toen ik opgroeide, heb ik Hendrix minstens drie, vier keer per dag gehoord. Hij heeft me trouwens verliefd doen worden op de gitaar. Wat dat betreft is “Voodoo child” dus een eerbetoon aan Hendrix, een van dé grote zwarte sterren van de rock’n’roll, in een tijd dat die allemaal blank waren, wat ik indertijd helaas niet besefte. Maar ik kom ook uit hét land van de voodoo: Benin. En wat dat betreft is er ook een connectie: Hendrix zal misschien gekoketteerd hebben met voodoo, maar onbewust hoor ik daar ook een verband in met, en een verlangen naar zijn Afrikaanse roots. Ik had dan ook het gevoel: dat liedje roept mij, het wil dat ik er een antwoord op maak.

Geloof je nog altijd in voodoo?

Het is een religie, al moet je die term hier juist verstaan. Je kan iedere dag naar een kerk gaan, maar als je in voodoo gelooft, hoeft dat niet. Want we zijn gewoon elke dag één met de natuur: we respecteren het water, de aarde, de zon, de wind en het ijzer. Waarom het ijzer? Omdat het ons in staat gesteld heeft ons land te bewerken en onze families te voeden. We vereren dieren, serpenten onder andere, omdat je die allemaal kan zién. En daarboven plaatsen we dan een god, die niémand kan zien. We hebben een zegswijze in de voodoo: als de natuur niet bestond, dan bestond de mens niet. Het is ook de enige godsdienst die niet seksistisch is: wij hebben evenveel godinnen als goden. Toen de kolonialisten in Afrika aankwamen, zeiden ze dat we wilden waren zonder cultuur. Fout: voodoo is een cultuur, alleen paste ze niet in het brein van de kolonialisten. Niet in het minst omdat voodoo alle Afrikanen verenigde en zij ervan uitgingen dat je beter kan heersen als je verdeelt.

“Oremi” van Angelique Kidjo is verschenen bij Island. Kidjo concerteert op 20 juli tijdens de Francofolies in Spa.

Jacky Huys

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content