Oerserieus én uitdagend. Over fysica en metafysica, de crisis in de architectuur en het belang van wanklanken in de muziek. Een gesprek met de zeventigjarige Italiaanse architect en theoreticus Andrea Branzi is boeiend maar verwarrend.

Andrea Branzi heeft een goede relatie met België. De Italiaanse architect, criticus en auteur pootte negen jaar geleden een gigantische vaas neer op het binnenplein van het Gentse Design museum, hij was geregeld adviseur voor Stichting Interieur, hij richtte in ons land een paar woningen in en werkte samen met de Japanse architect Toyo Ito aan een wedstrijdinzending voor een nieuw Forum in Gent. Bijna vijftien jaar al exposeert hij geregeld juwelen, vazen en meubels in de Knokse galerie Argentaurum van de architecten Eddy François en Caroline De Wolf. Een overzicht daarvan is nu – samen met gloednieuwe installaties die hij eerder dit jaar maakte voor de Fondation Cartier – te zien in Grand-Hornu in Bergen. Nog tot eind dit jaar staan in Argentaurum zijn Portali, een reeks rechthoekige vazen in keramiek. We hadden deze zomer een afspraak met hem aan zee.

Wat betekenen de installaties die u brengt in Grand-Hornu ?

Andrea Branzi : Wat mij interesseert is gemengde structuren te maken. Met hout en glas bijvoorbeeld. Een mix van natuur en technologie. Met deze installaties wil ik archetypes brengen van heel simpele architectuur. Demonteerbaar, omkeerbaar. Een architectuur die beantwoordt aan een modernité faible. Een architectuur die niet zoekt naar definitieve oplossingen of permanente projecten, maar naar structuren die zich kunnen aanpassen. Die veranderen naargelang de behoeften van de mensen die ermee willen leven.

Wat bedoelt u met ‘modernité faible’ ?

In de voorbije eeuwen waren er maatschappijen die politieke, sociale en definitieve oplossingen zochten. Ze deden dat door revoluties, via ideologieën. Nu leven we in een maatschappij die zijn wetten aanpast aan de behoeften. Het is een dynamische democratie, die elke dag verandert. Dat is de historische situatie waarin we nu werken en daar moeten we rekening mee houden. Vroeger zochten we een identificatie tussen vorm en functie van een object. We produceerden objecten die perfect beantwoordden aan die combinatie. Nu bestaat er zoiets als een computer, een instrument dat niet één functie heeft, maar dat in de loop van de tijd verschillende rollen zal vervullen. Zijn vorm correspondeert niet met de functie. Het is beschikbaar voor alles : werken, spelen, schrijven… We zitten dus in een moderniteit die ik zwak en vloeiend noem. Kenmerkend voor mijn werk zijn onderzoek en experiment. Ik denk dat wat ik doe één van de manieren is om aan architectuur te doen. Architecten moeten niet alleen bouwen, maar ook nadenken over de transformatie van de technologie, van de maatschappij, de economie.

Doen architecten dat voldoende ?

Er waren perioden dat alle grote architecten op zo’n manier werkten. Le Corbusier bijvoorbeeld, heeft wel gebouwd, maar hij heeft ook en vooral boeken geschreven met visies en reflecties.

Nu is dat zeldzamer geworden ?

Ja.

Hoe verklaart u dat ?

Misschien zijn er wel gewoon van die periodes ? Natuurlijk hebben we nu ook wel mensen die aan geavanceerd onderzoek doen, maar we zitten volop in het systeem van de archistar, de architect die enkel en alleen aanleidingen zoekt om te bouwen. Als er al onderzoek gebeurt, is dat meestal om redenen te vinden om te bouwen. Volgens mij wordt dat gevaarlijk. Want je moet ook op lange termijn werken. Er moet ook conceptueel onderzoek zijn, niet alleen technologisch. De hedendaagse architecten houden te veel van architectuur. Ze houden te veel van bouwen en construeren. Nochtans hebben andere culturele kunstvormen andere parcours doorlopen, ze hebben crisissen gekend over de wortels en de fundamenten van de discipline. Neem de schilderkunst, die abstract werd, die performance werd, die happening werd… Muziek die lawaai werd, die klanken heeft geproduceerd die onaangenaam waren, maar die beantwoordden aan de veranderingen van de geschiedenis en aan de gevoeligheden van de maatschappij. Architecten zijn over het algemeen niet geïnteresseerd in dit soort extreme experimenten.

Is er een crisis in de architectuur ? Moet er een komen ?

Goede vraag. Als de architecten de huidige crisis in de steden niet begrijpen, blijven ze alleen aan architectuur doen. Het is zoals in de muziek. Soms moeten de klanken compleet veranderen. Niet alleen wat je met die klanken doet. Volgens mij beseffen hedendaagse architecten wel dat er een crisis is. Maar meestal stellen ze die crisis voor in een figuratieve oplossing : een stijl of een taal die een beetje meer gedramatiseerd is. Een technologisch experiment. Maar het gaat niet alleen over het gebouw dat een andere identiteit kan hebben. Het gaat over de rol van de architectuur in de totale stad. De kwaliteit van een stad wordt gerealiseerd door de kwaliteit van de objecten. Niet alleen door de architectuur. Er is dus een grote verandering in de rol van design in de stad. En ook in de rol van design in de economie. En in de sociale economie. Design wordt een motor voor economische vooruitgang en zal zich ontwikkelen in àlle landen. Niet alleen in industriële gebieden maar vooral in landen in Zuidoost-Azië die richting industrie evolueren : India, Thailand, Singapore. Daar zijn veel designscholen, maar er is geen industrie. Er heerst een soort van publieke creativiteit. Een sociaal ‘enzym’ dat heel boeiend is. Het zal de traditie veranderen en de creatieve energie van bedrijven aanwakkeren.

U geeft nog steeds les aan ontwerpers ?

Ja, aan de designafdeling van de Politecnico van Milaan. Ik heb ook de Domus Academy opgericht. Elke dag werk ik met studenten. Ik geef les om te leren. De leerlingen geven me veel. Het is een wederzijds bijleren. Anders dan vroeger bestaat het merendeel van mijn studenten uit vrouwen. Architectuur en design zijn altijd mannelijke beroepen geweest, met alle bijbehorende beperkingen van dit type cultuur. Vrouwen dragen een andere gevoeligheid mee, een sofisticatie, een poëzie.

Hoe is het beroep van industrieel ontwerper geëvolueerd ?

In Italië werd industriële vormgeving destijds vertegenwoordigd door zeven of acht grote meesters. Vandaag zijn er duizend jonge ontwerpers die onafhankelijk werken, zonder enige link met bedrijven. Het is branding, van zichzelf. Dat geeft een heel andere logica. Het beroep van designer gaat niet meer om het ontwerpen van industriële producten, maar van industriële innovatiestrategieën. Dat is een veel dynamischer activiteit.

Andrea Branzi, Open Enclosures and Other Works, 5 oktober tot

1 februari 2009, Grand-Hornu Images, Rue Ste Louise 82, Hornu, www.grand-hornu-images.be, dagelijks van 10 tot 18 u., behalve maandag, entree 6 euro.

Nu vrijdag, 3 oktober, geeft Andrea Branzi een lezing over architectuur, om 19.30 u. in Grand-Hornu, reserveer snel (!), checken via 0475 772159, entree 6 euro.

De Architectuurbiënnale van Venetië loopt tot 23 november, www.labiennale.org

Portali, nog tot eind dit jaar in Galerie Argentaurum, Zeedijk 826, Knokke, www.beyondargentaurum

Door Leen Creve Portret Ann Vallé

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content