Andrea Ashworth

Andrea Ashworth groeide op met gewelddadige stiefvaders, angst, armoede en haar moeders hoop en liefde. Ze schreef er een roman over.

Haar moeder werd meer met “slet” aangesproken dan met “poppetje”. De mannen met wie ze leefde, bezongen of beschimpten haar naargelang het hen paste en naargelang de hoeveelheid drank. Andrea Ashworth (29) werd geboren in de sociaal achtergestelde wijken van Manchester. Toen ze vijf jaar oud was, stierf haar vader. “Onderweg naar huis van zijn laatste schildersklus was hij gestopt om te plassen, zei mijn moeder. Hij gleed uit in de modder, viel op een steen en verdronk met het gezicht voorover in een ondiep stroompje. ‘Nog geen tien centimeter diep’, vertelde ze aan iedereen.” Het leven van de jonge schrijfster leek er heel lang alleen maar op gericht haar incasseringsvermogen te verhogen. “Ik vluchtte in mijn boeken. Goede schoolresultaten waren een troost”, zegt ze. Ze was de oudste van drie meisjes; het jongste was een kind van haar eerste stiefvader.

Ashworth studeert en werkt in Oxford. Dankzij studiebeurzen draagt ze nu de titel van Junior Research Fellow aan het Jesus College in Oxford. Recent was ze te gast in Amsterdam om er de vertaling van haar roman voor te stellen: Eens in een brandend huis. Het is een mooie autobiografie waarin ze zonder veel pathos of slachtofferige tranen haar verhaal vertelt. Het is het verslag van een tiener die de wereld beschouwt en zich zo afschermt tegen het geweld. De manier waarop Ashworth eenvoudig “verslag” doet van de jaren na de dood van haar vader waarin stiefvaders elkaar opvolgen, is zo sober en warm en grappig dat het boek een pareltje genoemd mag worden.

De Britse pers reageerde enthousiast op Ashworths boek. Sommige kranten pakten breed uit met haar verhaal en boden veel geld voor een voorpublicatie. Manchester, de sociale wijken en de kinderen kregen even de volle aandacht.

Als we door de Amsterdamse straten lopen, ziet Ashworth haar uitvergrote foto’s in het uitstalraam van een boekhandel hangen. Haar boek in stapels eromheen, geflankeerd door de krantenartikels uit The Observer en The Sun. Ze stapt naar de boekhandel. Glunderend. Een man stopt voor het venster. Hij leest de omslag van het boek. Hij kijkt naar haar foto. Ashworth zegt tegen de man: “Mister? That’s me.” Met de zelfzekerheid van iemand die al een lange weg heeft afgelegd. En toch.

“Als je dromen allemaal waar worden, krijg je schrik. De crash van het gelukkig zijn, dat was de grootste angst in mijn kindertijd. Als mijn stiefvader merkte dat ik gelukkig was, wilde hij er zeker van zijn dat hij mij zo ongelukkig mogelijk kon maken. Dan sloeg hij me of zo…”

Waarom schreef je dit boek?

Andrea Ashworth: Ik wilde de vloed van herinneringen onder controle krijgen. Soms werden ze te demonisch. Eens ze zich begonnen op te stapelen werd het een tumult. Ik begon aan het boek in Amerika, waar ik met een beurs aan de universiteit studeerde. Dat was voor mij een luxe en die luxe had ik nodig om terug te kunnen kijken op mijn verleden. Engeland en mijn familie leken ver weg. Ik was 21, ik dacht: “Gosh! Waar kom ik vandaan.” Voordien had ik nooit het gevoel gehad dat ik minder geprivilegieerd was, of verwaarloosd of mishandeld. Ik zou die termen nooit toegepast hebben op mezelf. Het duurde heel lang voor ik erkende wat er gebeurd was. Het was een soort trauma. Ik kreeg de vreemde behoefte om mijn verleden te omhelzen en me er volledig in op te sluiten. Ik was in Oxford geweest, daarna in Yale en Harvard. Alles was zo groot en fantastisch. Ik denk dat ik bang was om mijn verleden, dat stuk van mezelf te verliezen. Mijn jongste zus heeft nu zelf een dochtertje en mijn andere zus is danseres geworden. Dat is hun manier om hun verleden te herzien en te ordenen. Ik heb een boek geschreven.

Na jarenlang stilzwijgen?

Soms vertelde ik vriendinnen wel eens in bedekte termen hoe erg het bij ons thuis was. Ik kwam er nooit toe er echt over te spreken. Zelfs in het boek vertel ik maar de helft. Mijn zussen verwijten me dat ik ons verleden mooier heb voorgesteld dan het was. Andere lezers vragen mij: “Hoe heb je die gruwel overleefd?”

Waarom heb je het wat milder gemaakt?

Uit discretie. Voor mijn moeder. Ik heb de situatie verbloemd. Als verhaal is het veel makkelijker te slikken. Het is vreemd, maar mijn moeder is nu zo trots op me omdat ik volgens haar iets heel lelijks wat meer luister heb gegeven. Het zou ook voor de lezer niet te pruimen geweest zijn. De essentie van familaal geweld is dat het zo repetitief is. Altijd maar weer hetzelfde liedje. Die eindeloze miserie kan een verhaal niet verdragen.

In je boek beschrijf je hoe het lezen van boeken een vluchtmogelijkheid bood. Was schrijven ook een vlucht?

Ja. Op een vreemde manier. Als kind gebruikte ik boeken om ergens van weg te vluchten. Bij het schrijven leek het alsof ik ergens in vluchtte. Het is heel therapeutisch geweest. Ik heb het gevoel dat ik mijn geschiedenis nu heb weggegeven. Dat is een bevrijding. Daarbij komt het besef dat je absoluut niet de enige bent die zoiets meegemaakt heeft. Ik krijg dagelijks tientallen brieven van mensen met een gelijkaardige jeugd.

Het is ook verontrustend. Ik had gehoopt dat mijn boek een testament kon zijn en een beschrijving van een vervlogen tijd, maar die cirkel van familiaal geweld blijkt niet uit te roeien. Ik vind het wel belangrijk dat ik in de vorm van een novelle gesproken heb over iets waar nog steeds zo angstvallig over gezwegen wordt.

Je velt geen enkel moreel oordeel in je boek. Waarom niet?

Ik wilde mijn familie niet tentoonstellen. Ik denk dat de onbevooroordeeldheid in het boek moreel en emotioneel de juiste keuze is voor dit verhaal. Natuurlijk velde ik in mijn echte leven wel oordelen over de situatie, mijn moeder en de stiefvaders, maar het zou het boek niet ten goede gekomen zijn die neer te schrijven. Het was in de eerste plaats bedoeld om herinneringen te verzamelen. Het moest wel. Ze kwamen altijd maar opnieuw opzetten. Ze drongen tussen alle academisch werk en lectuur. Ik schreef fichekaartjes vol met flitsen die ik kreeg uit het verleden. Soms was het maar een geur, of een stem, en ik voelde die angst opnieuw. Soms was het verschrikkelijk. Ik dacht dat ik gek ging worden. Langs de buitenkant was ik een jonge veelbelovende intellectualiste die snel carrière maakte als junior decaan in Oxford. Binnen in mij zat een meisje van negen dat bang was dat haar stiefvader haar moeder ging doodslaan. Het was moeilijk om die twee te verenigen. Ik heb het boek in twee maanden moeten schrijven.

Je leven lijkt wel een soort Assepoester-verhaal…

… een sprookje. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik zou ontsnappen. Schrijven was mijn droom. Dit boek is fantastisch voor mezelf en voor mijn familie. Ik doe nu het weldadigheidswerk dat ik altijd heb willen doen. Ik ben de woordvoerster geworden van kinderen in nood en organisaties die zich inzetten tegen familiaal geweld. Ik kom nu op televisie om dit soort leed te bestrijden. Het is alsof ik naar een andere planeet ben gecatapulteerd.

Het boek zou misschien zelfs verfilmd worden?

Ja… (Twijfelt) Het klinkt cru, maar mijn cinematografisch schrijven heb ik misschien te danken aan de slechte situatie thuis. Als je opgroeit in zo’n gezin en met zo’n spanning, ben je op je hoede voor ieder detail. Als ik bij mij thuis een kopje verkeerd durfde zetten, dreigde het gevaar van een flinke rammeling. Omdat ik zo kortgehouden werd thuis en me moest gedragen als een bang en stil muisje, groeide ook de wil om mij uit te drukken. Hetzelfde gebeurde bij mijn zus. Wij mochten nooit dansen thuis. Zij danst nu overal ter wereld.

Op school had ik de bijnaam “lachebek”, terwijl ik altijd heel bezorgd was dat mijn moeder zelfmoord zou plegen terwijl ik in de klas zat.

Hebben leerkrachten nooit iets gemerkt?

Onlangs bracht ik opnieuw een bezoek aan de school waar ik vroeger heb gezeten. Mijn oude juf zei me dat ze wel een vermoeden had gehad toen ik na een vechtpartij met een meisje gewond op school aankwam en zegde dat het niet zo erg was. Ik leek gewoon geworden te zijn aan geweld, zei ze.

Heb je een scheiding tussen je privé-leven en je publieke leven als overlevingsstrategie gebruikt?

Ik denk het wel. Nooit heb ik het gevoel gehad dat ik dat op een artificiële manier deed. Het was heel gewoon dat ik thuis mijn mond hield en geweld incasseerde om mijn moeder te beschermen en op school een flapuit was en goed studeerde. Kinderen normaliseren hun leven zoveel ze kunnen. Ik ben getraind in het overstappen van de ene wereld naar de andere.

Vraag je je soms af wat je stiefvaders van dit boek zullen denken?

Zij lezen geen boeken, wel kranten. Ik weet het niet. Ik heb hen al zo lang niet meer gezien. Ik hoop dat ik hen niet verraden heb. Ik veranderde natuurlijk hun namen. Het is zo gecompliceerd. Mijn tweede stiefvader was erg charmant. Ik hoop alleen dat als ze dit boek ooit lezen, ze zich anders zullen gedragen. Niets doet mij vermoeden dat zij veranderd zijn.

Hoe gecompliceerd was de liefde voor je moeder? Je zorgde voor haar. Zij koos de verkeerde mannen…

Mijn moeder was en is de sterkte in mijn leven. Ik ben blij dat ze het nu zo goed stelt. Men vraagt me vaak hoe ik door die ellende gekropen ben. Ik kan vele redenen aangeven: het goed doen op school, blijmoedigheid… Maar het cruciale is toch mijn moeder geweest. Ik me heb vastgeklampt aan het gevoel dat ze me gaf dat ze me liefhad.

Je was bang haar te verliezen.

Altijd. Ik heb heel wat gespijbeld op school om bij haar te kunnen blijven. Ik was zo bang dat ze zelfmoord zou plegen. Ik kon het gewoon voelen ’s ochtends. Op zo’n dagen gooide ik mijn boekentas terug in de hoek en ging ik bij haar bed zitten om er zeker van te zijn dat ze nog even zou willen leven. Toen ik thuis wegging om in Oxford te studeren, heb ik het heel moeilijk gehad. Oxford is de plaats waar je plezier hebt, waar je alleen maar moet studeren. Het is de plaats waar je in het holst van de nacht wakker wordt omdat er ergens nog een feestje aan de gang is. Niet omdat een man een vrouw de kop inslaat. Dat was voor mij een mirakel. Maar wel heel moeilijk.

Wat maakte jouw stiefvaders zo machtig?

Ze waren allebei zwakke persoonlijkheden. Mijn moeder was mooi op het moment dat ze hen ontmoette. Ze blaakte van energie. Die mannen voelden zich aangetrokken door haar sterkte. Maar omdat ze zich zelf zo zwak en gefrustreerd voelden door hun minderwaardige positie in de maatschappij, wilden ze haar kracht breken. In een nucleaire familie waar kinderen van verschillende mannen wonen is de moeder ook de enige bindende macht. Mijn stiefvaders wilden zich wreken. Ze wilden mijn moeders zelfzekerheid ondergraven en haar sterkte ruïneren.

Het was zo frustrerend dat niemand dat geweld kon stopzetten. Mijn moeder kon het niet. Wij konden het niet. De politie kon het niet. Zo zat dat tien jaar geleden. Iedereen hield zijn mond. Het was voor ons gevaarlijk om het aan iemand te vertellen, want je wist niet wat er met jou ging gebeuren als de politie kwam. Ik was heel bang omdat ik niet wist hoe mijn stiefvader zou reageren. Als kind verinnerlijk je dat geweld ook. Mijn moeder deed hetzelfde. Je neemt de schuld op je schouders. Je schaamt je ervoor. Je belaadt jezelf met een gevoel van waardeloosheid.

Toen we opgroeiden, werd er veel aandacht besteed aan incest. Ik haal maar een kleine situatie van seksuele toenadering aan in het boek. Wij dachten dat in elkaar geslagen worden nog niet zo slecht was, incest leek veel erger.

Eén keer heb ik mezelf willen doden. Ik zag het als een heldendaad. Ik dacht: als mijn stiefvader me hier dood aantreft, zal hij wel inzien dat het zo niet verder kan. Typisch voor een tiener. Ik realiseerde me heel snel dat het daardoor evengoed nog erger kon worden. Ik voelde me verantwoordelijk voor mijn zusjes en mijn moeder. Ik moest blijven leven want iemand moest toch voor hen zorgen. Het oudste kind zijn was een last maar ook een zegen.

Jullie moesten jullie moeder delen.

We hadden fantasieën over het vermoorden van onze stiefvaders. We hielden ook van hen, maar we zagen geen andere oplossing dan hen te lijf te gaan met het keukenmes. We konden er hele dagen over spreken hoe we dat zouden doen. We hebben het nooit gedaan.

Het moeilijkste als kind is dat je de man van wie je moeder houdt zomaar in je gezin moet opnemen. Mijn tweede stiefvader was in het begin erg charmant. Hij maakte ons leven weer opwindend. Hij speelde graag met ons. Ik denk dat we nooit echt ophielden van hem te houden. Als je in zo’n situatie zit, zie je de nuances in de vele emoties veel beter. Je realiseert je heel goed dat het niet zo eenvoudig is. Iedere buitenstaander ziet dat het zo niet langer kan. Je hoort de mensen zeggen: “Waarom gaat die vrouw niet weg bij die man?” Als kind in huis zie je dat er ook dankbaarheid en afhankelijkheid en liefde en schuldgegvoel is tussen die twee volwassenen, al is het maar zelden. De grote fout van mijn moeder was dat ze dacht dat ze alles kon fixen. Ze dacht dat ze die mannen kon veranderen. Ze dacht dat ze de brokstukken kon blijven lijmen. Op het einde lag ze zelf helemaal aan diggelen.

Wij hebben haar nooit veroordeeld, maar het was frustrerend omdat wij haar steeds die fout zagen maken. Zij hield van die mannen, ze dacht dat ze hen begreep. Dat gevoel van medelijden en medeleven van haar is zo uitputtend. Mensen kunnen groeien maar nooit veranderen. Mijn moeder voelt er zich nu heel schuldig over.

Ben je niet bang dat de situatie zich zal herhalen in jouw leven?

Neen, helemaal niet. Omdat het zo kamikaze was. Alles was zo spectaculair slecht. Alsof je in een horrorfilm leefde. Ik zou echt heel ver moeten afgedwaald zijn om die fouten te maken die ik mijn moeder heb zien maken. Ik ben er zeker van dat wij als familie uit die vicieuze cirkel van familiaal geweld zijn geraakt. Wij zijn zo alert geworden voor de signalen en we hebben zo hard gevochten tegen dat vroegere leven dat het onmogelijk is dat een van mijn zussen of ikzelf zoiets nog moet meemaken.

Ik kan iemand onmiddellijk vertrouwen. De twijfel komt pas later. Er lijkt zo’n vrees om verwond te worden in mij gegroeid te zijn, maar het blokkeert me niet. Ik denk dat het me belet verliefd te worden op de verkeerde persoon.

Andrea Ashworth, Eens in een brandend huis, Anthos, Amsterdam, 1998, 332 blz., 690 fr.

Anna Luyten / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content