‘ANDEREN HELPEN, DAT TROOST’
Rishan Kahsay groeide op als een prinses, tot de burgeroorlog inEthiopië angst en armoede bracht in haar familie. Een Vlaamse hulpverlener beloofde haar een betere toekomst in België, maar zevenjaar later pleegt hij zelfmoord. In de hel die volgt, houdt één droom haar overeind : een kraamkliniek oprichten in haar thuisland.
Voor de tweewekelijkse reeks De lange mars portretteren journaliste Elke Lahousse en fotografe Eva Vermandel mensen die van ver komen. Mensen van ginder en mensen van hier die mentaal, fysiek, in hun carrière of in afstand een hele weg hebben afgelegd. Verhalen over de dingen die een mens onderweg meedraagt.
Na alles wat Rishan Kahsay (50) overkomen is, de burgeroorlog in Ethiopië die haar familie uiteendreef, de dood van haar zus door kanker en dan die verschrikkelijke vrijdag in het West-Vlaamse Otegem, 26 juni 1998, de dag waarop haar man zelfmoord pleegt, is er één ding dat haar vandaag het meest emotioneert. Niet het vreselijke beeld van haar echtgenoot, opgehangen in het kamertje naast de badkamer. Niet het feit dat ze werd afgesneden van haar familie en thuisland, door oorlog en chaos. Neen, het is de liefde van de West-Vlamingen en haar schoonfamilie die haar na alle tegenslag het meest ontroert.
Ze vertelt vrij rustig over die zomerdag in juni, hoe ze haar twee zonen naar school bracht, thuiskwam, David in het rommelkot achter de badkamer vond en als een dier begon te huilen en roepen toen ze begreep wat er gebeurd was. Dat alles, daar kan ze vrij normaal over spreken. Het is enkel wanneer ze over Davids familie vertelt, de buren, vrienden en alle Otegemnaren die haar de weken nadien opzochten, bij haar bleven, het huishouden overnamen, het gras maaiden en haar zonen verzorgden, toen vier en zes jaar, dat haar stem stokt.
Na alle ongeluk dat haar achtervolgde, waren vriendelijke West-Vlamingen Rishans portie geluk. “Zonder hen had ik het niet overleefd. Dat ik, een doodgewone zwarte vrouw die nog maar zeven jaar in België woonde, zoveel liefde en vriendschap heb gekregen, dat is mijn redding geweest.” Ze zal het meermaals herhalen tijdens ons gesprek, hoe de vriendschap sterker was dan het verdriet. “Ik schaamde me enorm over het drama. In Ethiopië komt zelfdoding nauwelijks voor en is het een groot taboe. Had ik gefaald als echtgenote ? Maandenlang strafte ik mezelf op allerlei manieren, onder meer door op de grond te slapen. Mijn schoonfamilie en dorpsgenoten hebben mij gered.”
Sinds de dood van haar man en de vloed aan medeleven die erop volgde, mag er in Otegem niemand trouwen, sterven, ziek zijn of een kind krijgen, of Rishan Kahsay zal een kaartje sturen, naar de begrafenis gaan, een maaltijd koken, een koffieceremonie houden. Ze is voorgeprogrammeerd om te geven, te delen, te helpen. Als het moet, staat ze zelfs haar bed en slaapkamer af aan iemand die het meer nodig heeft. “Ik doe het met veel plezier. Ik zie het als mijn levenslange afbetaling voor de steun die ik hier gekregen heb.”
Altijd voor anderen in de weer, denkt nooit aan zichzelf. Daarin is ze altijd een echte Afrikaanse geweest. Als kind van een rijke familie stal ze maïs, suiker en kleren van de zolder om aan klasgenoten uit te delen. Later in Otegem leek haar kleine huis meer op een opvangcentrum. En om de situatie van vrouwen te verbeteren in haar geboortestreek Kilat, Noord-Ethiopië, opende ze vijf jaar geleden een kraamkliniek. Het werd haar passieproject na het overlijden van haar man. “Dat is ook typisch Afrikaans. Een tragisch noodlot overkomt je, maar je doet verder. Mij inzetten voor een goed doel, was als water dat mijn vurige verdriet bluste.”
Als elke mens één andere persoon zou helpen, dan is de hele wereld geholpen, zo redeneert Kahsay. “In Afrika is het doodgewoon dat je anderen helpt. Als je geen geld hebt, dan help je met je kennis en ideeën. Als je niet gestudeerd hebt, dan met je handen. Europeanen zitten doorgaans anders in elkaar. Jullie leven meer op jezelf, minder in een gemeenschap. Waarmee ik niet bedoel dat de Afrikaanse gemeenschap beter is.”
ETHIOPIË IN EEN ROMMELKOT
“Dit is doro wot, een Ethiopisch stoofpotje van kip en hardgekookt ei in pikante saus. De saus heeft twaalf uur staan trekken. De bijgerechten : warme spinaziebladeren, linzensaus, groene en witte yoghurt. Ik heb jullie mes en vork gegeven, maar eigenlijk eten wij met onze handen. Bedoeling is dat je een stuk zure pannenkoek afbreekt en in het eten dipt. Maar ik heb ook stokbrood, mocht je de pannenkoek te zuur vinden. Wijn ? Cola ? Smakelijk !”
Het is lunchtijd in Otegem, deelgemeente van Zwevegem, en Rishan Kahsay heeft zogezegd niet veel moeite gedaan om een lunch klaar te maken. Hoewel we met vier aan tafel zitten, ook een vriendin van Rishan en de fotografe schuiven mee aan, staat er eten opgedist voor twaalf. “Ook dat is typisch Afrikaans. Ik kan geen maat houden. Ik kook altijd voor tien man te veel. Want er moest maar eens een vriendin onverwacht aanbellen. Toch veel gezelliger als die kan aanschuiven. Jullie Belgen doen dat anders. Verwachten jullie acht man, dan koken jullie voor acht. Komen er plots twee extra, dan hebben jullie een probleem, want acht was de afspraak, niet negen of tien.”
Vallen nog onverwacht binnen die middag : André, een dorpsgenoot, en Kevin, haar oudste zoon. Beiden zijn blij dat ze mee aan tafel mogen. Het zijn zulke kleine cultuurverschillen die haar na 24 jaar in België nog altijd verrassen. “Dat jullie in alles gecontroleerder zijn, vind ik niet negatief. Het is alleen anders dan wat ik gewoon ben. In Ethiopië gaan mensen een krediet aan om een trouwfeest te kunnen geven voor achthonderd man. Wij geven al ons geld uit, mijn zichtrekening staat altijd op nul. Dat is natuurlijk ook niet goed. Maar ik vertel wel graag over mijn land, de cultuur, onze normen en waarden. Mensen kennen vaak alleen de stereotiepe beelden : hongersnood, aids, oorlog.”
Dat ze trots is op haar afkomst, toont Kahsay in wat ze haar ‘kotje’ noemt, haar lievelingsplek. Het is een opgeknapt rommelkot in de tuin, met een dak van plastic golfplaat en stro. Binnenin : mini-Ethiopië. Het inrichten van de kleine ruimte sleepte haar door haar rouwproces. Alle decoratie komt uit haar thuisland : familiefoto’s, geborduurde tafelkleden, een gevulde kruidenmand, wandtapijten en gordijnen, kilo’s ongeroosterde koffiebonen, geschiedenisboeken, woestijnposters, gewaden van Ethiopische stammen. “David en ik droomden ervan een Ethiopisch restaurant te openen. Een plek die tegelijk een Afrikaans koffiehuis, bibliotheek en museum zou zijn. We volgden allebei een koksopleiding. Maar ik zag het na zijn dood niet zitten om er alleen aan te beginnen. Mijn schoonvader heeft het vuile rommelkot helpen ombouwen tot een museumpje. Hier hou ik koffieceremonies voor de dames van Femma, de vroegere KAV, een organisatie die mijn ogen opende op vlak van integratie, waar ik al 21 jaar lid van ben. Iedereen die geïnteresseerd is in Ethiopië mag deze ruimte gebruiken, voor een communiefeest of bijeenkomst. De rest van mijn huis is kaal, koud en ouderwets ingericht. Alles investeer ik in mijn kotje.”
Gezellig is het er zeker, toch staan het gammele tuinhok en haar kleine rijwoning in groot contrast met de weelde waarin Kahsay opgroeide.
DAVID DE WERELDVERBETERAAR
Als klein meisje in Kilat leefde ze helemaal anders. “Mijn vader was een invloedrijke man die afstamde van een adellijke familie. Hij was een soort gouverneur en bezat een grote veestapel, verscheidene gronden en een bergstreek zo groot als jullie Ardennen. Alles werd van generatie op generatie doorgegeven. Mijn vader bezat zo veel rijkdom, dat hij kinderen had bij verschillende vrouwen zodat hij alles zeker kon doorgeven. In die tijd vond ik dat normaal. Meiden en knechten waren voortdurend in de weer om feesten voor te bereiden en gasten te ontvangen.
Mijn vader was ook een weldoener voor de streek. Hij stichtte er de eerste basisschool en ik leefde als een prinses. Hij leerde me paardrijden en met een geweer schieten. Met mijn moeder had mijn vader nog drie andere kinderen, ik heb twee broers en een zus, maar ik was zijn oogappel.”
Kahsay is acht wanneer de broer van haar vader zich aansluit bij de rebellen. Haar vader valt in ongenade en wordt overgeplaatst naar de regio Wagirat waar grote hongersnood heerst. Wanneer de revolutie uitbreekt, vlucht hij uiteindelijk als rebel naar de bergen in Noord-Ethiopië en daarna naar Soedan, waardoor hij zijn gezin 23 jaar lang niet zal zien. “Vanaf toen is alles compleet veranderd. Mijn moeder en grootmoeder bleven alleen achter en werden door de rebellen verplicht hun vee en gronden af te staan. Ons gezin belandde in armoede. Ik kon met moeite mijn middelbare studies afmaken, verder studeren zat er niet in.”
Zo belandt ze uiteindelijk als logistiek medewerker bij Artsen Zonder Grenzen in de woestijn van Aïsha. “Daar leerde ik David kennen, een Belgische hulpverlener. We werden vrij snel een koppel, maar toen hij me vroeg om te trouwen, twijfelde ik. Mijn familie had door de revolutie grote, onoverzienbare politieke en financiële problemen. David, idealistisch als hij was, wou dat oplossen. Natuurlijk kon dat niet, het was alsof je een grote ontwortelde boom met honderden takken en bladeren weer recht probeert te zetten. Maar omdat we elkaar graag zagen, besloot ik hem toch te volgen naar België.”
Als ze er vandaag op terugkijkt, hadden ze misschien nooit moeten trouwen. “David was een wereldverbeteraar, kende daarin geen grenzen. Ik voel me nog altijd schuldig omdat mijn familieproblemen misschien de oorzaak zijn geweest van zijn onrust. Onze eerste jaren in België waren een grote verrassing, door de cultuurverschillen die een gemengd huwelijk meebrengt. De geboortes van onze zonen Kevin en Steven waren mooie momenten, maar amper drie jaar nadat we in België arriveerden, werd mijn jongere zus Harek ernstig ziek. Ze had nog maximaal een jaar te leven en moest zo snel mogelijk geopereerd worden aan haar hart. David, die beloofd had voor mijn familie te zorgen, besloot haar naar België te halen voor de operatie, die één miljoen Belgische frank kostte.”
Zijn familie maakt een eerste som geld vrij, en met grote hulp van toenmalig schepen van Zwevegem, Francine Dewilde, wordt mijn zus naar hier gehaald. Dankzij mijn schoonouders en dorpsgenoten Rick Baert, André Coorevits en Romaine Millie wordt een grote benefietactie georganiseerd waarbij elk gezin in Otegem vijfhonderd Belgische frank doneert. Twee dagen later was er genoeg geld voor de operatie. “Zoiets was nog nooit gebeurd in Otegem. Van het kleinste kind tot de oudste man, iedereen wou helpen.”
Na een geslaagde operatie keert Rishans zus terug naar Ethiopië. “Ze heeft nog tien jaar geleefd en is uiteindelijk aan baarmoederkanker gestorven. Veel te vroeg. David kreeg het ondertussen steeds moeilijker. Hij had vaak hoofdpijn, klaagde over slapeloosheid, geluiden in zijn hoofd en had geen eetlust. Bovendien had ook onze oudste zoon Kevin het lastig. Pas later vernamen we dat hij ADHD heeft, maar aanvankelijk zocht ik de oorzaak van alle problemen bij mezelf. Was ik geen goede moeder ? Legde ik te veel last op Davids schouders ? Was ik te veel met anderen bezig, toonde ik te weinig affectie voor mijn eigen man ?”
En dan is er die vreselijke vrijdag in juni.
RISHAN DE VREDESVROUW
De eerste drie jaar na Davids dood, werkt Rishan Kahsay in de keuken van restaurant ’t Vossenhol in Tiegem. “Het restaurant ligt op een heuvel van een bos, een prachtige plek. Het deed me deugd om daar te werken. Natuurlijk was ik intens verdrietig, maar zodra ik daar binnenstapte, werd ik meegesleurd door de sfeer die er vaak in restaurants hangt : alles is er mooi gedecoreerd, mensen zijn opgekleed, komen om te eten en te drinken, ze zijn uit op geluk. En jij kan hen gelukkig maken door lekker eten te serveren. Maar omdat mijn kinderen nog te jong waren, kon ik nooit ’s avonds of in de weekends werken. Daarom ben ik een opleiding logistiek en verzorging gaan volgen. Ondertussen werk ik al jaren in woon-zorgcentrum Sint-Carolus in Kortrijk, op de afdeling dementie. De confrontatie met dementerenden is mentaal zwaar, maar het voelt goed om bejaarden te kunnen helpen. Elke keer als ik de bewoners in de ogen kijk, met hen een praatje sla of ga wandelen, moet ik aan mijn eigen grootmoeder denken.”
Haar grootmoeder was een vroedvrouw die Ethiopische vrouwen in ellendige omstandigheden hielp bevallen. Rishan mocht vaak mee en wachtte dan buiten tot ze het eerste gekrijs hoorde. Vaak liep het verkeerd af, voor het kind, maar dikwijls ook voor de moeder. Er was geen elektriciteit, er waren geen wegen, geen ziekenhuizen. “Ook mijn eigen moeder is vier keer een kind verloren na de geboorte. Eén beeld staat voor altijd in mijn geheugen gegrift. Ik was acht toen een buurvrouw moest bevallen. Haar buik was zo dik dat ik er zeker van was dat er meer dan één kind in zat. Ik had nog nooit een tweeling gezien, was razend benieuwd. Maar na drie dagen van weeën en ondraaglijke pijn is de vrouw gestorven. Ik heb nooit geweten hoeveel baby’s er in haar zaten. Ik bleef alleen met vragen achter en besloot toen dat ik later een kraamkliniek zou bouwen, om de situatie van die arme vrouwen in mijn geboortestreek te verbeteren.”
In 2005 richtte Rishan Kahsay met vriendinnen de vzw Ethiopië, ik wil leven op. Om geld in te zamelen voor de kraamkliniek, organiseert ze Ethiopische modeshows en koffieceremonies, geeft ze lezingen, zoekt sponsors. De Noord-Zuidraad van Vlaanderen geeft haar subsidies, allerlei organisaties, waaronder de Rotaryclub, zamelen geld in. In 2005 start de bouw van de kliniek, er wordt een waterput gegraven, elektriciteit gelegd, wegen aangelegd. In 2010 volgt de officiële opening en krijgt Rishan voor haar inzet de eretitel ‘Vredesvrouw’ van de Vrouwenraad. “Sinds de opening is geen enkele baby of moeder overleden. Het is een mirakel. De verpleegsters en twee vroedmannen die er werken, leveren zeer goed werk. Vorig jaar werden er 73 kinderen geboren. Ik ben het hele team achter de vzw zo dankbaar.”
De regelmatige bezoeken aan Ethiopië, haar ouders die allebei nog leven, maar vooral de inzet voor de kraamkliniek en haar twee lieve zonen hebben haar geholpen om Davids dood te aanvaarden. Ooit wil Rishan Kahsay nog een boek uitbrengen over haar leven, al 26 jaar maakt ze daarvoor notities.
Na een hele dag in haar tuinkot, een uitgebreide lunch en een Ethiopische koffieceremonie, is er nog één ding dat ik wil weten. Wat houdt haar in België ?
“Na de dood van David gruwelde ik van dit huis. Hoe kon ik blijven wonen op de plek waar hij zoiets bizars en vreselijks had gedaan ? Maar dan dacht ik aan die benefiet van de Otegemnaren voor mijn zus. En aan alle liefde van mijn schoonfamilie en vrienden na Davids dood. Zij zijn de reden waarom ik blijf. Maar het is meer dan dat. Mijn kinderen zijn hier geboren. Zij willen hier werken, zich settelen. Het is hier beter voor hun toekomst. Ethiopië is hard aan het veranderen. De mensen willen er groeien, mee met hun tijd. Ze willen modernere kleren en tradities overnemen van het Westen. Dat is positief, maar daarmee verdwijnt ook een stuk identiteit en authenticiteit. Ik zou opnieuw moeten integreren als ik zou terugkeren. Weet je wat het is ? Ik ben een Belg geworden, geen mosselen-met-friet-Belg, maar wel een Belg. Met een gebrekkige West-Vlaamse tongval. Dit is het land dat me heeft opgevangen. Ik kan me niet inbeelden dat ik België zou achterlaten. Ik ben een trotse Ethiopiër, maar gelukkiger als Belg.”
Rishan Kahsay mag zichzelf dan wel een Belg vinden, het is haar Afrikaanse vrijgevigheid waar ik een week later nog aan terugdenk. Ik verlaat Otegem met de restjes van de lunch, een pot Berbere-kruidenmix – de bekendste smaakmaker in de Ethiopische keuken, een zak mitmita – een pittig kruidenmengsel van chilipepers, en twee zakken met linzen. Rode linzen om soep van te maken, en groene voor een stoofpotje. Ze stopt me ook nog een poster van Ethiopische bergnyala’s en drie plantjes toe. “Je bent hier dag en nacht welkom”, zegt ze voor ik de deur achter me sluit.
Haar voornaam betekent zogezegd ‘paleis’. Maar prachtmens past haar beter.
DOOR ELKE LAHOUSSE & FOTO’S EVA VERMANDEL
“Helpen zie ik als mijn levenslange afbetaling voor de steun die ik hier gekregen heb”
“Had ik gefaald als echtgenote ? Maandenlang strafte ik mezelf op allerlei manieren, onder meer door op de grond te slapen”
“Weet je wat het is ? Ik ben een Belg geworden, geen mosselen-met-friet-Belg, maar wel een Belg. Met een West-Vlaamse tongval”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier