Het meubilair van de belangrijkste Scandinavische architect van de twintigste eeuw is vooral een toonbeeld van eenvoud. Alvar Aalto voor beginners.

In de winter ligt het erfgoed van Alvar Aalto verborgen onder lover, zwaar van sneeuw, aan de rand van bevroren meren, in afgelegen mysterieuze wouden. Driekwart van de greatest hits van de Finse architect staat in steden waar geen zinnig mens ooit van heeft gehoord: Seinäjoki, Muuratsalo, Otaniemi, Jyväskylä en Rovaniemi, de stad van de Kerstman in het verre noorden van Finland. Wie Aalto’s buitenlandse projecten aan nader onderzoek wilt onderwerpen, kan kiezen tussen Bagdad, Leverkusen, Siena, Reykjavik, Wolfsburg en de Parijse banlieue.

In Helsinki, waar Aalto op het einde van zijn carrière zijn kantoren had, stoot de architectuurfanaticus niet alleen op enkele grote projecten, zoals het Finlandia-concertgebouw, de Academische Boekhandel en enkele universiteitsgebouwen, maar ook op een enigszins melancholisch souvenir van 1937: restaurant Savoy, dat boven de stad zweeft, en gevestigd is op de hoogste verdiepingen van een oud kantoorgebouw langs de mooiste boulevard van de Finse hoofdstad. In restaurant Savoy serveren in strak uniform gehulde diensters onder andere een heerlijk dessert met de champagnekleurige poolbraambes als belangrijkste ingrediënt. Het uitzicht is aangenaam, maar het interieur, destijds geheel ingericht door Aalto met zijn eigen meubilair, lampen en tafelgoed, is spectaculair.

Nu is ‘spectaculair’ eigenlijk een volstrekt verkeerde beschrijving van de meubels van Aalto. Zijn stoelen, tafels en krukken zijn de eenvoud zelve, Ikea avant la lettre, het tegendeel van luxe. Ze worden overal in Finland sinds jaar en dag gebruikt in kleuterscholen, bibliotheken en vakantiewoningen (nergens zo goed als in Aalto’s eigen paradijselijke vakantiestek, aan een meer in Jyväskylä), terwijl ze in de rest van Europa sinds de jaren vijftig de woningen van weldenkende, beetje progressieve, maar toch brave gezinnen sieren.

Aalto (1898-1976) werd in 1920 lid van Ornamo, de vereniging van Finse designers, één jaar voor hij zijn architectuuropleiding voltooide. Met de schilder en glasontwerper Henry Ericsson trachtte hij in die periode een partnership op te richten dat gespecialiseerd was in industrieel design. De onderneming was geen succes; in de archieven is slechts een handvol meubelontwerpen van de vroege jaren twintig overgebleven.

Toen hij in 1923 zijn architectuurpraktijk begon in Jyväskylä, een provinciestad in het centrum van Finland, ontwierp hij regelmatig meubilair voor kennissen en familie, en hij kreeg ook een aantal opdrachten voor openbare gebouwen.

Daaronder enkele religieuze voorwerpen (een altaarkleed, kandelaars) die waren bestemd voor de kerken die hij in de streek renoveerde, en lampen voor de lokale arbeidersclub, tevens zijn eerste belangrijke project als architect.

Vier jaar later verhuisde Aalto naar Turku, waar zijn atelier was gevuld met meubels van Thonet, die hij speciaal had laten importeren. Intussen kwamen zijn projecten om meubilair in grote hoeveelheden te laten maken maar niet van de grond: zijn ontwerpen voor het hoofdkwartier van de agricultuurcoöperatieve van Zuidwest-Finland werden bijvoorbeeld nooit uitgevoerd.

Aalto was een bewonderaar van het meubilair van de Bauhaus-school, de buisstoelen met stalen karkas van Marcel Breuer in het bijzonder. Zijn experimenten kunnen worden vergeleken met het werk van Charles en Ray Eames, al was Aalto in hoofdzaak een architect, terwijl de heren Eames van beroep ontwerpers waren.

Tijdens een belangrijke meubelbeurs in Turku toonden Aalto en zijn vrouw Aino een selectie slaapkamermeubilair op de stand van de O.y. Huonekalu-ja rakennustyötehdas A.b. (wat ingewikkeld klinkt, maar gewoon betekent Meubilair en Constructie Fabriek NV). Daar werd geklonken op een lange samenwerking: het bedrijf, dat in 1966 haar naam veranderde in een wat makkelijker bekkend Huonekalutehdas Korhonen Oy, zou nog steeds meubilair van Aalto fabriceren.

In 1930 presenteerden de Aalto’s een eerste stoel met een element van geplooid hout op een tentoonstelling van modelappartementen. Datzelfde jaar zocht Aalto tevergeefs een fabrikant in Helsinki voor de productie van staalbuismeubilair; waarna hij met hangende poten naar de fabriek van Otto Korhonen in Turku terugkeerde. Daar zetten de vrienden hun materiaal- en vormonderzoek verder. Het eerste resultaat, een stoel met poten van metaal of hout, werd in 1932 voorgesteld.

Het zitvlak was gemaakt van dunne, over elkaar gelegde vellen gelamineerd en naar wens gebogen hout. Twee modellen gingen in productie, een standaardstoel en een stoel met armleuningen. Later kwam er een model bij waarvan de rug en zit van één stuk gebogen plywood waren gemaakt, wellicht de beroemdste stoel van Aalto.

De stoelen werden onder meer gebruikt voor het sanatorium van Paimio, waar tuberculosepatiënten werden verzorgd.

Origineel meubilair uit het sanatorium (stoel, maar ook bed en nachtkastje) wordt thans voor astronomische bedragen verkocht door gespecialiseerde galeries.

Korhonen en Aalto bleven experimenteren. Ze slaagden erin massief hout te plooien door een stuk hout open te zagen en zo een soort waaier te creëren, waarin ze met lijm ingesmeerde stukjes plywood stopten. Opwarmen, plooien, klaar! De methode werd met name gebruikt voor de poten van stoelen en tafels.

De nieuwe vondsten werden voor het eerst onthuld in het Londense warenhuis Fortnum & Mason’s, tijdens een tentoonstelling die was georganiseerd door een architectuurcriticus en vriend van Aalto, Philip Morton Shand.

De tentoonstelling, in 1933, was een succes en de meubels van Aalto werden daarop continu in Groot-Brittannië verspreid. In dezelfde periode ging ook Zwitserland voor de bijl toen Wohnbederf AG, een bedrijf uit Basel, een aantal oudere ontwerpen van Aalto in productie bracht. Er was almaar meer vraag naar de meubels van Aalto en daarom stond de architect in 1935 met zijn eerste echtgenote Aino en een koppel bevriende entrepreneurs, Maire Gullichsen en Nils-Gustav Hahl, aan de wieg van artek OY/AB, dat sindsdien verantwoordelijk is voor de marketing en verkoop van zijn meubilair.

Zijn stijl was, zoals het toen hoorde, modern, licht, hygiënisch en pretentieloos; en dus heel anders dan de gestroomlijnde maar zware vormen van de art deco.

Aalto bleef nadenken, innoveren, maar concentreerde zich vanaf de jaren veertig toch vooral op architectuur. In 1947 lanceerde hij nog enkele meubels met poten waarvan de bovenkant in twee richtingen plooide, de zogeheten Y-leg. In de jaren vijftig kwam daar de X-leg bij, een soort van waaiervorm, waarbij elke poot in feite een cluster van vijf smalle poten is. Aalto had er een koosnaampje voor: het kleine zusje van de architecturale kolom.

Alvar Aalto in zeven categorieën

1. Het krukje

Als je alle perfecte designmeubelen naast elkaar zet, dan is het houten krukje van Alvar Aalto uit 1933 nog net iets perfecter. Eenvoudig en bescheiden, maar briljant. En soms, hoera, nog voor weinig geld op rommelmarkten te vinden.

2. De stoel en de fauteuil

Kiezen is moeilijk omdat Aalto een hele reeks gelijkaardige stoelen, fauteuils en hybrides heeft ontworpen. Die zijn stuk voor stuk schitterend, maar de mooiste is wat ons betreft de Paimio Chair uit 1932: een halve ligstoel waarvan de armleuningen zijn geïntegreerd in een frame van gebogen gebleekt hout; zit- en rugvlak zijn één vloeiende zwart- of witgelakte plank, die begint en eindigt in een krul.

3. De vaas

De Savoy, ontworpen voor het door Aalto ingerichte restaurant met dezelfde naam in Helsinki, dingt zeker mee naar de titel van beroemdste vaas ter wereld. Oorspronkelijk bestemd voor tulpen, en in Finland decennialang een typisch huwelijkscadeau. Drie of vier jaar geleden maakte de vaas een ongelooflijke comeback, vooral in donkerblauwe versie. We zijn ze nu een beetje beu gezien, maar dat gaat wel weer voorbij. In productie bij iitala, verkrijgbaar in vele maten en kleuren.

4. De lamp

De ijzeren lampenkap van Aalto lijkt meer dan elke andere lampenkap op een hoed (in dit geval een hoed uit de triadische balletten van Bauhaus-kunstenaar Oskar Schlemmer). De lamp wordt voor zover we weten niet verdeeld in België. Jammer.

5. Tea trolley

Je kan je afvragen of het dienwagentje nog relevant is in de 21ste eeuw. Aalto’s variant met witte poten, officieel een tea trolley, is in elk geval erg verleidelijk, zij het misschien iets minder hip dan Joe Colombo’s wagentje van de jaren zestig; meer Bols dan Martini.

6. De tafel

De ronde tafel is perfect voor bibliotheken, scholen en koppels met problemen: ze bestaat uit twee stukken die je gemakkelijk van elkaar haalt. Een tafel voor twee, of ieder zijn tafel, je kiest maar. Bij artek.

7. Het glas

Eigenlijk buiten categorie, maar wel aanverwant. Het mooiste drinkglas van de geschiedenis is een ontwerp van Aino Aalto, de eerste echtgenote van de architect. In 1932 kreeg ze er een gouden medaille voor tijdens de Triënnale van Milaan. Nog steeds in productie, bij iitala. En een duidelijke inspiratiebron voor de iets fijnere ribbelglazen van Ikea.

Bronnen: Alvar Aalto: Points of Contact, Alvar Aalto Museum, 1994 en Alvar Aalto, Phaidon Press, 1998.

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content