Vandaag tel je voor sommige zeldzame antieke designiconen tot vele duizenden euro’s neer. Hoe lang houdt deze trend nog aan ? Worden ook de remakes waardevol ? We vroegen het Marcel Brouwer, designexpert van Christie’s Amsterdam.

Dat het zo’n vaart loopt als met de impressionisten in de jaren negentig zal wel niet, maar voor de belangrijkste designiconen worden toch steeds hogere bedragen neergeteld. Een authentieke Rietveld kost al snel 100.000 à 200.000 euro. Volgens Christie’s designexpert Marcel Brouwer is dat eigenlijk niet eens zo duur. Veel oud én hedendaags design blijft trouwens verrassend goedkoop, vindt hij.

Welke meubels doen het goed in de handel ?

Marcel Brouwer : De meest authentieke meubels die ook vernieuwend waren. Voor alles wat er min of meer op gelijkt en dat door een navolger werd vervaardigd, bestaat wel interesse maar die resulteert niet in een grote vraag of hoge opbrengst. De uitschieters vinden we bij het vooroorlogse meubilair. Een mooi voorbeeld voor de Lage Landen is het werk van de Utrechtse architect Gerrit Rietveld, dat zeer in trek is. De belangstelling komt zowel van grote buitenlandse verzamelaars als van galeriehouders en musea die tegen zware prijzen kopen.

Sinds wanneer is dat zo ?

Die ontwikkeling werd aan de gang gebracht in de jaren tachtig, toen de prijzen plotseling stegen. Dat is het best af te lezen aan de top van de markt. Zo bracht een Rood-Blauwe stoel van Rietveld, gemaakt in de jaren twintig en met een betrouwbare pedigree, in de jaren tachtig tussen 60.000 en 120.000 gulden op, afhankelijk van de staat. Zo’n stoel is natuurlijk uiterst zeldzaam. Nu hebben we bij Christie’s New York anderhalf jaar geleden een van die stoelen die in de jaren tachtig werd geveild, opnieuw verkocht voor 250.000 dollar. Dat zegt voldoende.

Hebben we de top bereikt ?

Op de echte mijlpalen uit de meubelkunst van de twintigste eeuw staat geen prijs. Misschien is die 250.000 dollar een te overtreffen bedrag, want vanaf het moment dat een meubelstuk als een sculptuur wordt beschouwd, wordt het nog duurder. Als een meubel min of meer op gelijke voet gaat staan met moderne kunst, is dit geen hoog bedrag meer. Voor een werk van Rietvelds tijdgenoot Piet Mondriaan, uit dezelfde periode en van dezelfde kwaliteit, betaal je veel meer. Dan moet je rekenen met miljoenen euro’s. Eigenlijk is zo’n meubel uit 1925 even revolutionair en zeker zo zeldzaam, maar toch levert het veel minder op.

Dus wordt het nog duurder ?

Ik denk inderdaad dat we naar een evolutie gaan waar belangrijke meubels als sculpturen worden beschouwd. Er zijn trouwens ook moderne kunstenaars en ontwerpers die in deze geest werken, zoals Sol Lewitt, Ron Arad en Frank Gehry. Misschien is het in dat verband wel een opmerkelijk feit dat toegepaste kunst en design in Nederlandse musea meestal onderdeel uitmaken van een kunstcollectie. In Duitsland worden ze apart geëxposeerd. De band tussen design en kunst wordt dus steeds nadrukkelijker gezocht, wat de stap van meubel naar sculptuur versterkt.

Staat Rietveld niet een beetje alleen aan de top ?

Ja en nee. Het is inderdaad zo dat veel mensen uit zijn omgeving, tijdgenoten dus, minder hoog worden gewaardeerd. Zo zijn de meubels van Horta, Van de Velde of Berlage, toch grote namen, lang niet zo duur. Maar als ik naar de States kijk, dan zijn daar bepaalde namen wel weer duur, zoals Gustav Stickley, een leidende figuur van de Amerikaanse Arts & Crafts-beweging. Zijn meubels zijn, in verhouding tot de Europese tenoren en tijdgenoten, veel prijziger.

Maar niet alle meubels van Rietveld zijn zo duur.

Zeldzaamheid en authenticiteit spelen een grote rol. De originele meubels die in de jaren twintig en dertig door Gerard van de Groenekan, de meubelmaker die voor Rietveld werkte, zijn vervaardigd, zijn zeer gezocht. Exemplaren die deze bouwer veel later heeft gemaakt, in de jaren zeventig en tachtig, zijn echter maar een fractie waard van de vooroorlogse productie. Ze zijn goed voor 2000 à 3000 euro, wat niet zo veraf ligt van de verkoopprijs van een moderne kopie die nu door Cassina wordt gemaakt. Er is een grens voor wat ‘verzamelwaardig’ is en wat niet. Collectioneurs waarderen de meubels van Rietveld die tijdens of na zijn leven zijn gemaakt door zijn meubelmaker ; de vroege exemplaren uiteraard veel meer dan de late. Maar sinds de rechten werden overgenomen door Cassina, hebben we te maken met meubels die nog wel als decoratief element in een modern interieur kunnen functioneren, maar die niet meer worden gekocht door verzamelaars. Ze worden niet als voldoende authentiek beschouwd.

Tegenwoordig zijn tal van remakes erg populair, van de meubels van Le Corbusier tot en met die van Saarinen of Eames. Worden deze replica’s verzamelobjecten of niet, en behouden ze hun waarde ?

Ik betwijfel dat. Doorgaans betaal je voor oude stukken nog altijd minder dan voor nieuwe uitvoeringen. De prijs voor een oude bureaustoel van Eames is gestegen, maar ligt lager dan voor een nieuw exemplaar, dat niet zal worden verzameld. Tot groot jolijt van de verzamelaar overigens. Bovendien is er ook een esthetisch verschil. Een oude Dar chair van Eames of een Baydur van Panton zijn van glasvezel en niet van plastic. Dat is mooier en bovendien heeft zo’n oude stoel een gebruikspatina. Het is een feit dat een oud designmeubel zijn waarde behoudt of in waarde stijgt, terwijl een nieuw exemplaar in de veiling veel minder opbrengt dan de prijs die ervoor werd betaald. Over het algemeen kan je wel stellen dat vintage-design betaalbaar blijft. Zo hebben we voor de komende veiling bijvoorbeeld acht nierstoelen van Arne Jacobsen, geschat op 1500 euro, dat is niet duur. Er is vrij veel te koop voor goede prijzen. Je vindt ook stoelen en zetels van Saarinen en Wegner, uit de jaren vijftig en zestig, voor 250 à 500 euro. De prijs varieert naargelang van de kwaliteit, de zeldzaamheid en de specialiteit van de galerie waar je koopt. Het aanschaffen van replica’s zou niet het eerste zijn dat op mijn verlanglijstje staat, wel het zoeken naar authentieke stukken van vroeger. Die zijn niet zo makkelijk te vinden, maar loop je er tegenaan en is de prijs redelijk, dan zou ik zeggen : kopen maar.

Zijn er momenteel nog designers of stromingen die in de lift zitten ?

We stellen een groeiende belangstelling vast voor alle meubels en objecten van de Memphis-groep : creaties van Ettore Sottsass en Alessandro Mendini, en van ontwerpers uit die omgeving. Ook al zijn ze recent, deze objecten worden gezocht en hoger gewaardeerd.

Waarom ?

Omdat de stijl zeer herkenbaar is en wereldwijd beschouwd wordt als de laatste grote internationale stijlstroming van de twintigste eeuw, te vergelijken met art nouveau en art deco. De verzamelaars richten zich op stukken gemaakt voor en na 1980. Latere remakes hebben niet dezelfde waarde. Bij de verkoop speelt dus ook de ondersteunende documentatie die de datering kan bewijzen, zoals aankoopfacturen, een rol.

Hoe zit het met meubels van Philippe Starck die toen toch ook al actief was ?

Ze zijn natuurlijk in grote oplage gemaakt en zijn momenteel nog niet in veiling, maar misschien komt dat wel. De vroegste edities ervan zullen weer gezocht worden, zoals dat altijd gebeurt. We moeten hoe dan ook als designverzamelaar Starck in de gaten houden. Maar op dit moment is hij nog niet aan de orde.

Wie moeten we nog volgen ?

Ook originele Italiaanse ontwerpers als Gio Ponti, Carlo Mollino en Gaetano Pesce zijn erg interessant. We hebben van hen altijd wel iets in veiling. Er groeit een publiek voor dit genre. Mollino wordt bijvoorbeeld steeds beter verkocht in New York. Ook zijn meubels behalen stilaan de status van sculptuur en worden daardoor flink opgewaardeerd.

Is er ook geen groeiende interesse voor meubels van architecten ?

Daar denk ik zeer positief over. Architecten zoals Jean Prouvé, die zich bezighouden met het ontwerpen van meubilair, hebben de afgelopen eeuw bewezen vaak vernieuwend te zijn, zowel naar vorm als naar materiaalgebruik. Dat merk je al bij de meubels van Horta, Berlage en Frank Lloyd Wright. Maar ook mensen als Sottsass en Gehry horen daarbij.

Hebben designverzamelaars belangstelling voor jongere ontwerpers ?

Zeker. Voor een aantal designers die in de jaren negentig zijn opgekomen, zoals Marc Newson en Ron Arad, is er een opvallende interesse. In tegenstelling tot een Starck produceren ze op kleine schaal en zijn hun meubels reeds bij aankoop vrij duur, waardoor de exclusiviteit beter wordt bewaard. De meubels van Newson en Arad zijn ook niet overal verkrijgbaar. Mooi voorbeeld is de Big Heavy Chair van Arad die we nu in veiling brengen. Dat meubel werd in de afgelopen jaren geproduceerd en de productie is nu al stopgezet. Het maken kost vele weken werk en de oplage is niet groter dan twintig stuks. Dit soort meubels wordt door verzamelaars als investering gekocht. We zien de prijs ervan, nu al geschat tussen 20.000 en 30.000 euro, nog stijgen. Als dat niet ‘levensvatbaar’ zou zijn, zouden we het niet doen. We hebben het hier wel over een kleine groep verzamelaars die wereldwijd actief is, mensen uit Frankrijk, Zwitserland en de States. Het zijn collectioneurs die de originaliteit ervan op prijs stellen. Dat geldt ook voor een Rietveld-meubel, dat ze eveneens kopen.

U durft zelfs heel recente creaties onder de hamer brengen.

Als u me zou vragen wat u nu moet kopen dat morgen meer waard is, dan moet u zeker uitkijken naar sommige hedendaagse ontwerpen. Het moet wel gaan om meubels of objecten met een persoonlijke uitstraling. Wat bijvoorbeeld heel aantrekkelijk zou kunnen zijn om te kopen zijn de creaties van de gebroeders Ronan en Erwan Bouroullec. Zij produceren op kleine schaal voor nog redelijke bedragen. Nu ontwerpen ze voor Vitra een exclusieve lijn. Ze lanceren nieuwe ideeën die ook door musea worden getoond, zoals in de tentoonstelling die nu loopt in het museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Dat is interessant. Het veilingwezen volgt die trend en brengt ook meer werk van hedendaagse ontwerpers. Ik denk dat dit spoor verder zal worden uitgediept. n

Tekst Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content