Alles voor la bella figura

Wie het heeft, laat het zien. Wie het niet heeft, doet alsof. Italianen leven voor la bella figura (de schone schijn) en houden van fare la vasca (het flaneren in de hoofdstraat). Zien maar vooral gezien worden is bepalend voor de Italiaanse stijl.

Indrukwekkend zijn ze wel. De heren in hun nette pak, handgemaakt hemd, zorgvuldig uitgekozen das, blitse zonnebril met de gsm in aanslag. De dames in bontmantel, zijden blouse en hoge hakken, perfect gecoiffeerd, van kop tot teen pure luxe. Wandelende uithangborden voor het etiket Made in Italy, al kan er altijd nog een Louis Vuitton of een Hermès bij.

Ze zien er af uit. Gekleed, maar nooit opgetut. Alsof ze moeite hebben gedaan, maar zonder dat het enige inspanning heeft gekost. Terwijl het cumulatieve effect van tien verschillende labels op één persoon in andere landen uitsluitend kerstbomen voortbrengt, slagen Italianen er altijd in om er niet alleen verzorgd en doordacht, maar ook nog nonchalant uit te zien. Terwijl ze nooit nonchalant zijn. Geen Maria zou het in haar hoofd halen om snel even in jogging naar de bakker te hollen, terwijl een Mieke zelfs ongegeneerd in jeans naar de opera gaat.

Maria’s denken aan de kleinste details en laten niets aan het toeval over. “Je mag nooit zilver en goud combineren”, fluisterde een welmenende oudere Italiaanse collega me ooit in het oor. Ik had twee zilveren ringen aan terwijl de knoopjes op mijn zwarte jasje, alsook de minuscule gespjes van mijn schoenen goudkleurig waren. Zo ver gaan ze dus. Resultaat: wij zien er slordig uit en zij lopen erbij om door een – naar keuze goud- of zilverkleurig – ringetje te halen.

Italianen verwijzen graag naar hun omgeving en verleden om hun ingeboren stijlgevoel te verklaren. “Wij groeien op in een land waar de architectuur perfect harmonieus is, de landschappen uitzonderlijk mooi en de cultuur ontzettend rijk. Hoe zouden wij nu slecht gekleed kunnen zijn?” zegt modejournaliste Barbara Christmann, half-Duits, half-Italiaans, wonend in Milaan. “Goede smaak zit ingebakken in het dagelijkse leven.” De verklaring dat een Botticelli-engel er eleganter uitziet dan een Rubensiaanse schone en dat een rij pijnbomen sierlijker is dan een stel knotwilgen, voldoet echter niet. Kan er iets mee te maken hebben, maar het is hoogstwaarschijnlijk niet het volledige verhaal.

Zijn ze eigenlijk echt stijlvoller dan de rest van Europa? Ja en nee. “Ze zijn niet noodzakelijk beter gekleed, maar ze dragen hun kleding beter”, zegt Barbara. “Een Italiaanse trekt als het moet een vuilniszak aan, omdat ze het zelfvertrouwen heeft.”

“Ze hebben een evenwichtige klassieke stijl, maar zijn weinig creatief of individueel”, zegt Karla Otto, Duitse van afkomst, maar al jaren persattachee in Milaan. “Ze kiezen voor kwaliteit en classicisme. Maar ze zien er dan ook allemaal hetzelfde uit. Erg burgerlijk. Dat ergert me soms een beetje.”

De Italiaanse elegantie is er een die voortkomt uit een nauwkeurig volgen en perfectioneren van de heersende codes. Het is een gedisciplineerd stijlgevoel, gebaseerd op altijd het juiste doen, niet op experimenteren en fouten maken. Het is kleding die veel meer te maken heeft met er goed uitzien dan met je goed voelen. Meer met schijnen dan met zijn. Al vormen die twee begrippen in een Italiaans hoofd waarschijnlijk een onontwarbaar kluwen. Want wie de buitenkant verzorgt, is vanbinnen toch oké?

Italianen zijn wandelende modeplaatjes, maar dan wel afkomstig van hetzelfde negatief. Het zijn doorslagjes van elkaar, kopietjes. Vrouwen dragen maar één soort bontjas: een enkellange wijde bruine nerts. Mannen begaan maar één “roekeloze” stijlfout: ze dragen bruine schoenen onder hun grijs of zwart pak. Als Gianni Agnelli zich laat fotograferen met zijn horloge over de manchet van zijn hemd, dan imiteren honderden zakenlui hem meteen. Een Barbour-jasje, een Web-zonnebril en Tod’s aan de voeten. Italianen denken in uniformen.

In een stad als Milaan of Rome is geen groengeverfd haar, gepierced oor of kaalgeschoren schedel te bekennen. Er anders uitzien dan de meesten is geen streven. Er binnen de opgelegde regels beter uitzien dan de rest, dat is het ultieme doel. Een onconventioneel model als Karen Elson kan wel het gezicht van Chanel worden, maar mag in Milaan niet meespelen. De kleine Eve met de getatoueerde schedel wordt opgevoerd als freak.Naomi Campbell, Claudia Schiffer en Karen Mulder, klassieke schoonheden, daar zijn ze gek op.

Engeland, het land van de uniformen en het klassesysteem, brengt excentriciteit en radicaal gedrag voort. Zowat alle jeugdbewegingen zijn in Londen ontstaan. In Italië zijn in het stadsbeeld haast geen moderebellen te bespeuren. Cijfers wijzen erop dat het uiteraard niet allemaal kindergeluk, rozengeur en maneschijn is. Er zijn net zoveel drugverslaafden en weglopers als elders in Europa. Maar ofwel zijn ze minder zichtbaar, ofwel zien ze er beter uit.

Bart Van den Bossche (docent Italiaanse literatuur aan de KULeuven) studeerde in de universiteitsstad Bologna, maar zelfs daar bleef vestimentair verzet vrij beperkt. “Tolerant zijn ze zeker. Iemand met een extreem uiterlijk zullen ze niet afwijzen, integendeel, dat vinden ze wel interessant. Maar het komt gewoon niet in hen op om zelf te experimenteren. Ze conformeren zich graag, zonder dat daar enige dwang mee gepaard gaat. De nood om jezelf te vinden en je persoonlijkheid te uiten in je kleding bestaat blijkbaar minder. Misschien heeft het te maken met de sterke familiebanden. Ze hebben al een plaats in de wereld: ze zijn broer, zus, zoon, dochter van iemand. Het feit dat Italië erg heeft geleden onder zowel links als rechts terrorisme, komt er ook bij kijken. Een alternatief en radicaal uiterlijk zou eventueel op extreme politieke overtuigingen kunnen wijzen, en daar hebben ze veelal afstand van genomen.”

Het Italiaanse stijlgevoel berust op traditie. Op de klassieke, natuurlijke stoffen die ze van oudsher produceren en de technisch perfecte coupe waar ze al eeuwen goed in zijn. Waarom zou je een hightech polyester nemen als er kasjmier en wol voorhanden is? Onkreukbare, waterwerende en vederlichte kostuums, waarom niet, maar alleen uit de Zegna-ateliers. Avant-garde of experimentele mode wordt in Italië veelal ontvangen met de glimlach die mijn familie reserveert voor moderne kunst: “Artiesten hé meneer, daar begrijpen wij niks van. Het zal wel mooi zijn, maar ik hoef het niet per se in mijn salon.”

Tegen ontwerpers als Martin Margiela en Comme des Garçons wordt nu nog vaak vreemd aangekeken. In modekringen wordt gegniffeld over de verkoopster in die dure Milanese boetiek die in afwezigheid van haar baas de Margiela-bestelling in ontvangst nam en meteen een kleine hartstilstand kreeg. Ze heeft een hele nacht ijverig doorgewerkt om alle zoompjes om te naaien en kreuken uit de stof te strijken. Dat de kleren er bewust tweedehands uitzagen en gewild onafgewerkt waren, daar kon ze niet bij. Arte povera mag dan van ginder komen, moda moet richissime zijn.

Deze voorliefde voor luxe en afkeer van alles wat naar armoede ruikt, is volgens journalist en Italiëkenner William Ward het gevolg van de relatief jonge welstand. “De meeste zakenmannen in maatpak herinneren zich nog dat hun familie geen schoenen kon betalen”, zegt hij. Het land dat het in de jaren zeventig moest stellen met een onderontwikkelde industrie, gebukt ging onder de overheidsbemoeienis en de stakingen niet meer kon tellen, bleek in de jaren tachtig de vijfde economische wereldmacht. Meer Tatcherite dan de Engelsen, meer yuppie dan de New Yorkers, stortten de Italianen zich op alles wat een label draagt: een typisch Nuovi ricchi-verschijnsel.

“Ze werden en masse de grootste consumenten van Europa met een zorgeloze, op luxe gerichte en materialistische instelling”, schrijft Ward. Koppel deze stijgende koopkracht aan de explosieve boom van het Made in Italy-label in diezelfde jaren en je hebt een fenomeen: de fashion victim in de meest elegante zin van het woord. Italianen geven ontzettend veel uit aan kleding, meer dan aan de inrichting van hun huis bijvoorbeeld. Er staat hoogstwaarschijnlijk meer Italiaans design in Bommerskonte dan in Bologna. Ze kunnen zich die dure levensstijl veroorloven omdat ze vaak langer thuis wonen, of omdat ze er niet zelden twee tot drie jobs op nahouden.

William Ward vindt hen trouwens helemaal niet zo stijlvol. ” La bella figura heeft voornamelijk met impliciete rijkdom te maken, meer dan met elegantie. De Milanese design-hausse kwam niet op gang doordat er genoeg Italianen waren die zich geroepen voelden zich perfect te kleden, als wel doordat genoeg mensen bereid waren er te kunnen uitzien alsof ze nog veel meer geld uitgaven.”

Aah, la bella figura. Het heeft niets te maken met de juiste maten, maar meer met aanzien. Wat de Amerikanen keeping up with the Jones’s noemen, heet in Italië: niet onderdoen voor de Rossi’s. De schone schijn ophouden. Vaders betalen tot de dood voor dat prachtige huwelijksfeest waarvoor elke dorpeling en zijn volledige veestapel worden uitgenodigd. Op dezelfde manier werken ouders zich krom om hun kinderen te voorzien van “alles wat wij vroeger nooit hebben gehad”. Vogue Bambino kan enkel in Italië. Een merk als I Pinco Pallino, dat van elk meisje een prinsesje maakt en elk jongetje in een troonopvolger omtovert, is ook een mooi voorbeeld. Italiaanse bambini worden opgevoed in de vaste overtuiging dat ze de mooiste zijn en dat ze recht hebben op het beste. Zo kweek je ragazzi die bulken van zelfvertrouwen en hun kleding met de nodige dosis overtuigde elegantie dragen.

Niet zozeer de spiegel, maar veeleer het vergrootglas – de blik van de buitenwereld – is erg belangrijk voor Italianen. Als ze vragen: “Hoe zie ik eruit?” bedoelen ze eigenlijk: “Hoe zien de anderen mij?” “Je bent je heel bewust van het feit dat je bekeken en beoordeeld wordt”, zegt Barbara.

“Het is duidelijk dat de Italiaanse vrouw zich kleedt voor de man”, meent Janie Samey, modejournaliste van Le Figaro. “Zelfs al is ze dan minder uitgesproken sexy geworden, ze wil nog steeds die mannelijke aandacht, ze wil alle blikken naar zich toetrekken.”

Zien en gezien worden, dat is het spel. Een Italiaanse traditie als fare la vasca of lo struscio, de pronkwandeling, is typisch. Ward noemt het een vorm van “zichzelf tentoonstellen”. “Tussen zeven uur en half negen ’s avonds vullen de straten zich plots met wandelende mensen die in de frisse avond een luchtje komen scheppen. Het is niet hetzelfde als een wandelingetje voor de gezondheid, want lo struscio gaat alleen maar om het vertoon. De opzet is dat je drie tot vier keer kalm heen en weer wandelt (slentert) tot iedereen alle anderen grondig heeft bekeken. (…) Staren, je omdraaien en de aandacht trekken is allemaal toegestaan.”

J ean-Louis Dumas van het huis Hermès in Parijs vertelde me ooit dat elegantie een machtig wapen is. Hij placht wel eens een sierlijke borsalino op te zetten om een vergadering binnen te wandelen. “Ik heb meteen het voordeel van de verrassing”, zei hij. “Elegantie intrigeert mensen, het maakt dat ze twee keer naar je kijken en extra naar je luisteren.”

Italianen hebben dat bijzonder goed begrepen. Elke Italiaans product – laat het dan een potje pesto, een fruitpers of een T-shirt zijn – is omgeven door een aura van glamour en seks. Italië staat voor stijl en de inwoners zijn het mooiste bewijs daarvan.

Toen Gabriele D’Annunzio, schrijver en would-be militair, begin deze eeuw besloot om het dorpje Fiume (nu Rijeka in Kroatië) te veroveren, gingen daar eerst uitgebreide kledingsessies aan vooraf, op zoek naar het geschikte uniform. Zoals Ward schrijft: “D’Annunzio organiseerde een spectaculaire luchtaanval op de nietsvermoedende Adriatische stad, waarvan de niet-Italiaans sprekende bevolking zich onmiddellijk overgaf bij de aablik van de massa’s leren laarzen, capes, dolken en met veren getooide vlieghelmen.” Goed gekleed is de strijd al half gewonnen.

Lene Kemps / Collage Tom Hautekiet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content