Koeienvlaaien smeren, bivakkeren in New York of een date met een sjeik: onze redacteurs zijn van geen kleintje vervaard. Een greep uit de anekdotes aan onze lunchtafel.

VAN DE GROND

Jaren geleden volgde ik in de aanloop naar de zomervakantie een opleiding paramotor. De eerste dagen bleken rampzalig : ik slaagde er maar niet in om de matras boven mijn hoofd te stabiliseren. Ik sleurde me suf, werd bijna zelf de lucht ingetild en kwam ’s avonds afgepeigerd thuis. Toch wilde ik niet opgeven. Pas op dag vier kreeg ik het ding stabiel en mocht ik tegen de wind in mijn eerste lijntjes lopen, terwijl ik de parachute netjes in evenwicht moest houden. Een dag later probeerde ik mijn eerste run met de motor van dertig kilo op de rug en kreeg ik het gevoel dat het kon lukken, ook al zou de tijd voor een solovlucht ontbreken. Uiteindelijk liep ik met een monitor op mijn rug vastgeklikt de vrijheid tegemoet. Een helse en komische sprint, maar toen ik het gas bediende, werden we van de grond getild en vlogen we als helden door de lucht. Zalig en angstwekkend tegelijkertijd. Terug op de grond wist ik het: de volgende uitdaging mocht wat minder zijn. Een jaar later reed ik met een Renault F1 op het circuit van Paul Ricard.

Pierre Darge

EEN NACHT MET EEN SJEIK

Op reis in Egypte hoorde ik dat prins Al-Waleed Bin Talal Al-Saoed, toen de op vier na rijkste man ter wereld, in mijn hotel zou logeren. Voor de grap vroeg ik de manager of hij een interview kon regelen. De kans op een gesprek was gering, maar voor de zekerheid bleef ik toch de hele dag stand by in de hotellobby. Geen prins te zien, tot ik om twee uur ’s nachts uit mijn bed gebeld werd : „The prince will see you now.” Twee bodyguards stapten met mij in een auto, buiten waaide een zandstorm. „Word ik in de herfst van mijn leven nog ontvoerd door een sjeik”, dacht ik. De prins was een kleine man in Arabische klederdracht met een hoofddoek. Hij zat voor een enorm scherm waarop hij het financiële nieuws volgde. Op tafel lag een portfolio met een overzicht van al zijn aandelen en een resem gsm’s. „Waarom doet u dat nu, almaar meer geld willen verdienen, terwijl u al zo abstract rijk bent ?” vroeg ik. Hij bekeek me alsof ik van Mars kwam. „It’s what I am good at, making money”, zei hij. De rest van het gesprek verliep stroef, en na twintig minuten wuifde hij dat het interview ten einde was. Toen de bodyguards mij naar buiten vergezelden, arriveerde een limousine met twee Russische buikdanseressen – net een scène uit een James Bondfilm.

Linda Asselbergs

Kofferleed

Ik ben de koningin van de verloren valiezen. In januari 2010 mocht ik op reportage naar India : heen en terug in vijf dagen. Omdat het sneeuwde in België haalden we op het nippertje onze aansluiting in Frankfurt. Na een vlucht van acht uur arriveerden we rond middernacht op de luchthaven in Mumbai. Zonder koffer. Die zou, zo gezegd, een dag later arriveren. Uiteindelijk werden dat er vier, net op tijd om ze terug in te checken. Meer geluk had ik een jaar later, toen raakte ze pas zoek op de terugweg van Saint-Barth naar Parijs. Het gebeurt wel vaker dat koffers in Sint-Maarten „van de band vallen”, zeker als ze van het rijkere buureiland komen. Na tien dagen bellen en mailen met Air France, huurde ik een privédetective in : veertig euro armer en een half uur later was mijn valies — weliswaar zonder wieltjes — op weg naar huis. Sindsdien reis ik enkel nog met handbagage en, als het niet anders kan, met een afschuwelijke, felroze reistas die schreeuwt „steel mij niet”.

Ellen De Wolf

Op stap met een druïde

In de winter van 2002 trok ik naar de Ardennen met een Vlaamse druïde, een burgerlijk ingenieur met lange haren en een baard die bosarbeider was geworden en zei dat hij met de bomen kon spreken. We zouden er samen de nacht doorbrengen bij La Table des Sorcières, een toversteen in het bos waarvoor we eerst een moeizame tocht over rotsen en boomwortels moesten maken. Zelfs mijn kinderen verklaarden me gek. Ter plaatse trok de man een tovenaarsmantel aan om rituelen uit te voeren die ons één moesten maken met de kosmos, maar de magie van het moment werd verstoord door hevige regenval. Uiteindelijk zijn we als verzopen kippen gaan schuilen in een grot, maar ook daar moesten we voortdurend wijken voor de regen. Midden in de nacht heb ik er de brui aan gegeven. In doorweekte ski-uitrusting en met mijn haar vol modder ben ik terug naar huis gereden. In Sint-Joris-Weert ben ik zelfs nog tegengehouden door de politie voor een alcoholcontrole – de blik van de agent sprak boekdelen. Ik was zelden zo blij om weer in mijn eigen bed te slapen.

Annemie Struyf

KOEIENSTRONT VOOR EEN KAASFABRIEK

Vaak zijn persreizen een va-et-vient van journalisten die in twee dagen een ver land gaan ontdekken. Helemaal anders was de uitnodiging van A.S. Adventure, in oktober 2011, om acht dagen mee te gaan naar Peru. Geen snoepreisje naar Machu Picchu, maar een week meeboeren met de bevolking van Ayacucho, een van de primitiefste streken in het zuiden. Meest memorabele herinnering : twee uur door de Andes rijden langs steile afgronden en kronkelende stofwegen, tot vierduizend meter hoog, om daar, misselijk van de rit en de hoogte, een hele dag koeienstront uit te smeren als mest en een plankenvloer te timmeren. Zo hielpen we mee aan de kaasfabriek die de organisatie Solid Peru er bouwde om lokale melkveeboeren een betere toekomst te geven. Elke Lahousse

WIM – EYJAFJALLAJÖKULL: 0-1

Geen reis naar New York of ik hou er een verhaal aan over. Maakt mijn bagage geen omweg langs de Bahama’s, dan word ik wel geveld door de griep. Het was niet anders in april 2010, toen een aswolk na de uitbarsting van de IJslandse Eyjafjallajökull het internationale vliegverkeer lamlegde, wereldwijd kwamen tien miljoen passagiers en vakantiegangers vast te zitten. Wat een blitzbezoek aan Manhattan moest worden, veranderde daardoor in een al even opwindende als chaotische zoektocht langs budgethotels, discountzaken voor proper ondergoed en overrompelde helpdesks. JFK leek in die dagen op een vluchtelingenkamp, waar het Rode Kruis gestrande reizigers dekens en voedselpakketten toestopte. Mijn toevluchtsoord was een raamloze kajuit in The Jane in de West Village : een hok ter grootte van – niet gelogen – een kleerkast, met een gemeenschappelijke wc en douche. Aan slapen kwam ik amper toe : ik werkte er ’s nachts om geplande interviews toch door te laten gaan, deadlines te halen en contact te houden met de redactie in Brussel. Die was beter geïnformeerd over ‘de wolk’ dan het luchthavenpersoneel in New York. Aan mijn terugvlucht ging eindeloos gespeculeer vooraf, en vele onbeantwoorde telefoontjes naar JET Airways. Uiteindelijk hielp de Europese woordvoerder in Brussel me aan een ticket, vijf dagen later dan gepland. Andere Belgen moesten meer geduld opbrengen : aan de incheckbalie smeekten woedende passagiers me om het nummer van de behulpzame man.

Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content