De Amsterdamse interieurontwerper San Ming heeft smaak, eigenzinnigheid en zelfspot. Over de kwaliteit van zijn eigen interieur doet hij nogal bescheiden.

Hoe komen jullie in mijn appartement terecht?” vraagt San Ming ons meteen na aankomst. “Het is toch maar een saaie vrijgezellenflat?” Geen vijf minuten later vertelt hij doodleuk dat alles straks de deur uit moet: deze inboedel wordt verkocht. Alsof de verhuiswagen al voor de deur staat. Ming verpatst regelmatig zijn volledige interieur. Zo kan hij telkens opnieuw zijn flat herinrichten. In vroegere reportages zag die er helemaal anders uit: rustieker. Nu wordt Mings stijl almaar soberder en stedelijker.

Het interieur mag dan wel veranderen, Ming blijft op dezelfde plaats wonen, in Amsterdam-Zuid. Deze fraaie woonbuurt, de meest exquise van de Grachtenstad, werd begin deze eeuw gebouwd onder leiding van de vermaarde architect Hendrik Berlage, in een stijl die zweeft tussen de Amsterdamse School en het zuivere modernisme. Het is een moderne wijk met een vrij grote architecturale eenheid, die Ming wel mooi maar eentonig vindt. De verscheidenheid van Antwerpen of New York – waar hij lang heeft gewoond – spreekt hem meer aan. Dat is een reden waarom Mings interieur zo’n individuele stempel draagt: binnen de muren van deze flat creëert hij zijn eigen universum. Door het decor regelmatig te veranderen, zet hij zich af tegen de uniformiteit van de omgeving. Het enige wat San Ming nooit weggooit, zijn z’n boeken. Hij heeft er behoorlijk wat in huis, van architectuur tot fotografie. De bibliotheek is trouwens Mings geliefkoosde stek. Altijd hangt er sigarettenrook, want het is de plaats waar hij de meeste tijd doorbrengt. Ook de gasten worden in de bibliotheek ontvangen. De boeken zijn dan een onuitputtelijke bron van inspiratie. Nog voor de thee wordt uitgeschonken, ligt het tafeltje er al vol mee. “Mijn vader was uitgever, dus kreeg ik al een fonds uit de familiebibliotheek. Maar de meeste boeken koop ik zelf, zowel nieuwe als oude: veel komt uit het antiquariaat.”

Mings interesse is erg breed. Hij begon zijn carrière als modeontwerper. “Maar dat vond ik te veel gedoe. Kleren boeien me ook niet. Waarom elk jaar alles heruitvinden? Ik hou wel van verandering, maar niet te veel. Als ik een interieur bedenk, dan moet het minstens vijftien jaar standhouden. Het mag niet te trendy zijn. Het is niet moeilijk om een rode bank neer te zetten waar je na twee weken al genoeg van hebt.” De stap uit de modewereld ging vanzelf. “Ik vertrok een kwarteeuw geleden naar New York en heb daar tien jaar gewoond. Op een dag vroeg iemand me om een catalogus te maken voor een winkel. Ik had dat nog nooit gedaan, maar voor ik het wist, werkte ik als stylist. Toen ben ik ook beginnen werken voor tal van magazines. Vandaag leg ik me nog uitsluitend toe op interieurontwerp.”

“Als ik een huis vormgeef, ontwerp ik alles, tot en met de stoelen, de tafels en het huislinnen. Ik kook zelfs voor de mensen die me vragen hun interieur in te richten.” Ming vindt dat heel vanzelfsprekend: “Vroeger deden de ontwerpers dat toch ook? Kijk maar naar Berlage, die zowel meubels ontwierp als stadsplannen tekende. Ook Le Corbusier ontwierp alles.”

“Ik ben een beetje een assembleur-decorateur. Tegenwoordig vinden architecten dat woord vies. Mensen nemen je zelfs niet meer au sérieux. Architectuur zou iets anders zijn dan interieurs aankleden. In architectuurscholen leren ze vooral niét te kijken, je moet altijd ontwerpen. Onzin natuurlijk. Alles hangt toch samen?”

“Ontwerpers zijn ook zo vreselijk op hun naam gesteld. Ze moeten kunnen zeggen: ‘Dat heb ik gedaan’. Maar dat zoeken naar originaliteit is onzin. Wat is er nu origineel? Niets. De principes blijven altijd dezelfde, die had Palladio al ontdekt. Je hoeft het wiel niet steeds opnieuw uit te vinden. Ontwerpers gaan tegenwoordig heel ver, maar de vraag blijft: is dat kunst? Ik werk nog steeds, zoals ze dat altijd hebben gedaan, met verf en karton. Ik ben het niet eens met mensen die denken dat de computer dit overbodig maakt: een schilderij kan je alleen maar zelf schilderen.”

Dat neemt niet weg dat San Ming gesteld is op moderne snufjes. “Ik ben gek op domotica. Afstandsbediening voor de gordijnen: heerlijk. Het comfort van de volgende eeuw moet je weten te gebruiken. Heel mijn huis verandert trouwens: ik haal zelfs de keuken weg. Er komt een simpel fornuis, want ik kook toch niet. Dineetjes laat ik door een cateringbedrijf verzorgen. Al dat gedoe over keukens tegenwoordig: iedereen heeft een fornuis met zes pitten, een wok en een grillplaat, maar kookt niet. De keuken wordt belangrijker dan de woonkamer. Als ik lekker wil eten, ga ik op restaurant. Het is toch leuk om uit te gaan? Ik spendeer liever geld aan mijn bibliotheek dan aan mijn keuken.”

San Ming sleutelt wel aan de opsmuk van zijn flat, maar nooit aan de architectuur. “Omdat die goed is. Wat ik het leukst vind, is de hal waarop alle kamers uitgeven: een soort centraal plein.” Die hal gaf Ming een uitgesproken art-decoversiering met hoge houten lambrisering en mozaïek op de vloer. Ook de slaapkamer werd bekleed met imitatieblokken. Zo krijgen de ruimtes een architectonische lijn. Vanuit de hal heb je boeiende doorzichten. Meest opvallend is het zicht op de grote donkerbruine zitbank van de woonkamer, die ook vanuit de bibliotheek beeldig is. De woonkamer met de donkere wanden is verbluffend. Witte lijnen spelen een belangrijke rol in de decoratie. Zelfs de zetel is ermee getooid. De zitbank heeft Ming getekend naar het voorbeeld van de witte fauteuil, een authentiek meubel van Jean-Michel Frank, in 1932 ontworpen voor Hermès. Samen met veel hedendaagse ontwerpers heeft Ming grote bewondering voor deze vooroorlogse Franse designer. Net als Frank slaagt hij erin om zelfs in een vrij kaal interieur een mysterieuze sfeer te scheppen. Dat doet hij aan de hand van donkere kleuren, stijlvol afgewerkte meubelen en symbolische toetsen. Bewonder bijvoorbeeld de witte consoles boven de zitbank en het wandtafeltje met de twee vazen. Ming tekent wel meer meubilair in de geest van Frank, zoals de grote tafel aan de tuinkant, gebaseerd op diens tafel ontworpen voor Guerlain.

De flat is niet alleen het woonhuis van de decorateur, maar ook het atelier. Aan het kleine tafeltje in de bibliotheek schildert en ontwerpt hij. “Ik zeg altijd tegen de mensen dat ik een heel leuk atelier heb. Sommigen geloven dat, maar ik heb helemaal geen atelier. Ik schilder op dat tafeltje. Dat is misschien wat onhandig, maar wel heel plezierig.” Zuiver functioneel hoeft een woning voor Ming niet te zijn. Alleen een aangename ruimte om in te wonen. “Zelfs een tuin heb ik niet nodig. Ik woon toch in een stad? Tuinen zijn als keukens: modeverschijnselen. Hier kan je ze niet gebruiken.”

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content