ALLERGIE Stof tot nadenken

Steeds meer mensen blijken overgevoelig voor boompollen, huisstofmijt en andere vreemde stoffen. Tijdig ingrijpen is de boodschap.

Baby’s met eczeem, snotterende kinderen en volwassenen met chronische bronchitis. Het zijn geen onschuldige klachten. En ze komen steeds meer voor. Wat is er aan de hand? Professor dokter Wim Stevens is immunoloog aan de Universiteit Antwerpen.

Immunologen onderzoeken het uitzonderlijke talent van het menselijk lichaam om zich te beschermen tegen invloeden van buitenaf en tegen tekortkomingen van het eigen systeem. Een indrukwekkend mechanisme, waar zelfs het best georganiseerde leger ter wereld wat van kan opsteken. Ware het niet dat het ook grondig fout kan gaan.

Wim Stevens: “Etymologisch betekent allergie allos (anders) en ergon (werk), en slaat het verschijnsel op het immuunsysteem dat anders werkt dan het zou moeten. Dit immuunsysteem is ontworpen om ons te beschermen tegen indringers van buitenaf of tegen interne agressors. Tegen infecties of tumoren, bijvoorbeeld. Vreemde stoffen vormen in normale omstandigheden geen probleem. Het afweergeschut maakt er korte metten mee. Maar er zijn ook veel wat men noemt atopische mensen, mensen met een erfelijke aanleg voor het krijgen van een allergie: op sommige stoffen reageert hun immuunsysteem niet beschermend, maar het maakt hen juist ziek.”

Mensen met allergie vertonen bepaalde symptomen. Ze hebben huiduitslag of ze hoesten, niezen en piepen. Sommigen gaan zelfs in shock. Hoe ontstaan deze verschijnselen? Wim Stevens: “Ons beschermingsmechanisme, het immuunsysteem, maakt antistoffen. Deze immuunglobines (Ig’s) moeten indringers weren en vernietigen. Een bepaald type immuunglobine, IgE, dat optreedt bij allergieën, heeft de eigenschap dat het zich kan vastmaken aan bepaalde cellen in de huid, de slijmvliezen en het bloed.

Stel dat je overgevoelig bent voor boompollen, dan maakt je lichaam IgE’s aan, wanneer je pollen inademt. Eenmaal aangemaakt zetten ze zich voor altijd vast in wat men noemt de mestcellen in de slijmvliezen van je neus: het afweergeschut staat klaar voor een nieuwe confrontatie. De volgende keer dat je boompollen inademt, wordt – onder invloed van de IgE’s – een biochemisch mechanisme in gang gezet. De stoffen die dan vrijkomen (mediatoren genoemd, zoals histamine, leukotrieën, prostaglandinen), beginnen in te werken op hun omgeving en lokken daar vervelende reacties uit.

Heel vaak zijn dat de bloedvaten. Het chemisch effect van die stoffen op bloedvaten is bijna altijd dat ze dilateren, uitzetten. Je krijgt dan rode vlekken op je huid. Doordat histamine ook inwerkt op de zenuwuiteinden in je huid, ontstaat er tegelijkertijd jeuk. Uitgezette bloedvaten veroorzaken de verstopte neus bij hooikoorts. In de luchtwegen kunnen de vrijgekomen mediatoren de spieren doen samentrekken en ontstaat het beklemmend gevoel dat typisch is voor astma. In de darmen geeft dit proces krampen.

Dit zijn de onmiddellijke reacties. Maar deze chemische stoffen brengen na verloop van tijd ook een ontsteking voort. Ze trekken andere cellen aan, die op hun beurt hun inhoud vrijgeven en nog meer problemen veroorzaken. Je kunt je een doodgewone boompol, die wij een allergeen noemen, voorstellen als een sneeuwbal die een lawine veroorzaakt.

Het is belangrijk dit lawine-effect in te zien, wil je allergieën doeltreffend behandelen. We moeten de sneeuwbal proberen te onderscheppen. Want het is bijna onmogelijk om een lawine van mediatoren in het lichaam te stoppen.”

Er zijn verschillende vormen van allergie. In het algemeen betreft het de productie van bepaalde eiwitten die dienen als afweerstoffen. Maar bij sommige allergieën produceren de lichaamscellen andere stoffen, die meer lokaal kunnen inwerken: de cytokinen. Bijvoorbeeld bij contactallergie voor cosmetica.

Wim Stevens: “Bij allergieën die met antistoffen van het immuunsysteem te maken hebben, horen verschillende aandoeningen. Wij noemen ze clusters, omdat ze samenhangen. Een eerste cluster groepeert de aandoeningen van het ademhalingssysteem en de ogen: conjunctivitis, rhinitis beter bekend als hooikoorts, sinusitis en astma. Een tweede cluster bevat een aantal verschijnselen in de huid. De best gekende is netelkoorts. Een totaal ander verschijnsel is atopisch eczeem of kindereczeem, dat dikwijls samengaat met aandoeningen van het ademhalingssysteem. Een derde cluster is het maag-darmstelsel, waar typische allergiesymptomen zoals braken, diarree en krampen voorkomen. Deze clusters geven gelokaliseerde reacties.

Maar je hebt ook allergieën die veralgemeende reacties geven. Een voorbeeld van zo’n allergische reactie is de anafylactische shock na een wespensteek. Die steek veroorzaakt niet alleen een plaatselijke reactie, maar een dilatatie in vele organen. Een plotselinge openzetting van alle bloedvaten, die de bloeddruk doet vallen. Iemand met deze allergie zal na een bijensteek waarschijnlijk netelkoorts ontwikkelen, een reactie van oppervlakkige bloedvaten. Maar eventueel ook angio-oedeem, een vochtopstapeling door dilatatie van diepere bloedvaten. In de keel of in de luchtwegen kan angio-oedeem tot verstikking leiden.

Het aantal mensen met allergische aandoeningen neemt toe. Professor Stevens onderzocht Vlaamse schoolkinderen tussen 6 en 18 jaar. “We peilden naar ademhalingsklachten zoals astma, hooikoorts, frequente verkoudheden, frequente bronchitis, valse kroep en chronische neusklachten. En we vroegen naar atopisch eczeem. Ongeveer een derde van onze schoolpopulatie heeft ooit een van deze klachten gehad, 16,6 % heeft de klachten op dit moment. Dat is veel. Andere studies tonen aan dat de frequentie voor alle leeftijden toeneemt. Dit fenomeen wordt nu algemeen aanvaard. Alleen is nog niet duidelijk waarom.

Een derde bevinding is dat het type van overgevoeligheid verandert. De overgevoeligheid voor huisstofmijt en gras- en onkruidpollen is ongeveer gelijk gebleven. Maar de allergie voor boompollen is opvallend toegenomen. Aanvankelijk werd dit aan de luchtverontreiniging toegeschreven. De redenering was dat slechte lucht de overlevingskansen van bomen doet afnemen. Als reactie proberen die zich ferventer voort te planten door meer pollen, de mannelijke vruchtbeginselen, vrij te geven. Meer pollen in de lucht betekent meer kans op bevruchting van een vrouwelijke stamper, en dus meer nieuwe bomen. Maar deze hypothese klopt niet. Het aantal pollen in de lucht is niet toegenomen. We zitten met een fenomeen zonder verklaring. Misschien zijn de boompollen kleiner en krachtiger geworden. Maar dat is opnieuw een hypothese. Op dit ogenblik is de theorie van de luchtverontreiniging onwaarschijnlijk.”

Ruw geschat zou een op vijf mensen last hebben van allergie. Waarom de ene wel en de andere niet?

Wim Stevens: “In de ontwikkeling van allergieën spelen verschillende factoren. Meestal begint het al bij de erfelijke bagage die je hebt meegekregen. Een moeder met een bepaald type overgevoeligheid krijgt kinderen met 25 % kans op dezelfde allergie. Is de vader ook overgevoelig, dan verhoogt dit risico tot 50 %. Hebben beide ouders hetzelfde type overgevoeligheid, bijvoorbeeld astma, dan weegt de erfelijke factor nog meer door. Er is duidelijk familiale voorbestemdheid, al komt die niet altijd tot uiting. Net zoals ouders die geen van beide overgevoelig zijn, toch een overgevoelig kind kunnen krijgen.

Het zijn namelijk vooral omgevings- en milieufactoren die bepalen of je al dan niet ziek wordt, en wat je zal krijgen. Een kind wordt niet geboren met een allergie voor huisstofmijt. Het wordt geboren met aanleg voor overgevoeligheid. Vervolgens moet het aan huisstofmijt blootgesteld worden, voor het de allergie kan krijgen. Daarom zijn kinderen eerst overgevoelig voor voedsel, voor koemelk en eieren bijvoorbeeld. Die raken ze kwijt, maar na een paar jaar worden ze wel allergisch voor huisstofmijt.

In de derde plaats spelen nog andere factoren mee zoals irritatie door luchtbezoedeling. Wanneer luchtwegen overprikkelbaar worden door het inademen van ammoniak- of chloordampen, dan ontwikkelt een gevoelig persoon gemakkelijker astma. Het kan dus best dat iemand pas op latere leeftijd astma krijgt. De genetische eigenschap was er al, maar is nooit tot uiting gekomen. Waarom is niet duidelijk.”

Wim Stevens hamert al jaren op het gevaar van dieren voor overgevoelige kinderen. Zo is in atopisch allergische families de kans op ziekte groter wanneer er honden en katten lopen, dan wanneer contact met deze huisdieren vermeden wordt. “Een kind met aanleg voor allergie een hondje cadeau doen, is bijzonder onverstandig. Dieren kunnen een allergie veroorzaken. Zelfs een kortharige hond. Het probleem zit immers niet in de vacht, maar in het speeksel van het dier. Het heeft ook geen zin om kinderen te testen voor dierenallergie. Als dit negatief is, geeft het een vals gevoel van veiligheid. De allergie komt pas later. En dat proces is niet meer om te keren. Iemand die blootgesteld wordt aan allergenen, zal vaak eerst neusklachten krijgen en pas later astma. We weten nu heel goed hoe dieren daarin een rol kunnen spelen. Een hond geeft na gemiddeld vijf jaar neusklachten, na zeven jaar astma. Voor een kat is dat gemiddeld vier en vijf jaar, voor een Guinees biggetje zes maanden en een jaar.” Zelfs op school, waar viervoeters in principe niet thuishoren, dreigt gevaar voor overgevoelige kinderen. Hun vriendjes die thuis katten en honden hebben, brengen de haren en huidschilfers van die dieren in hun kleren mee.

Leven met een allergie is geen sinecure. Gelukkig hangt niet iedereen voor eeuwig aan de klachten vast. Pollenallergie bijvoorbeeld wordt voornamelijk geassocieerd met jongere mensen. Na de leeftijd van 45 jaar verdwijnen of verminderen de klachten vaak. Maar het betekent niet dat alle mensen met hooikoorts er ooit volledig vanaf zullen raken. Hoe een allergie zich manifesteert, verschilt van persoon tot persoon. Daarom krijgt ook niet iedereen met pollenallergie automatisch astma.

Wim Stevens: “Iemand met astma heeft een allergie voor pollen, maar heeft ook luchtwegen die abnormaal reageren. Het probleem is tweevoudig: overgevoeligheid voor stoffen van buitenaf, de allergie, en overprikkelbaarheid van het orgaan. De allergie voor pollen kan verdwijnen, maar de overprikkelbaarheid van de luchtwegen blijft. Dit verklaart waarom sommige mensen hun hooikoorts kwijtraken maar hun astmaverschijnselen behouden. Ze reageren misschien niet meer op pollen, maar nog wel op ammoniak, chloorgassen of inspanning.”

In België leven ongeveer 500.000 mensen met astma. Hun ziekte kan nog steeds niet worden genezen, maar de behandeling is wel heel wat verbeterd. In tegenstelling tot vijftien jaar geleden wordt astma nu behandeld als een ontstekingsziekte.

Wim Stevens: “Het fenotype, de verschijningsvorm van astma, is veranderd. Twintig jaar geleden werd astma beschouwd als een intermitterende ziekte: ziektevrije perioden afgewisseld met aanvallen. Dat zien we niet meer. Astma geeft nu veel meer chronische klachten, maar minder uitgesproken opstoten. De overprikkelbaarheid van de luchtwegen is essentieel voor de ontwikkeling van de ziekte. In de luchtwegen komen de sneeuwballen terecht. De astma zelf is de lawine die volgt.

De behandeling is veranderd omdat we nu moeten voorkomen dat de sneeuwbal een lawine veroorzaakt. We moeten ervoor zorgen dat het ontstekingsproces niet plaatsgrijpt. Op dit ogenblik – en ik sluit verandering in de toekomst niet uit – is het beste middel om dat te bereiken cortisone. Hoe hevig mensen ook mogen reageren bij het horen van dat woord. In de behandeling van astma wordt het lokaal toegediend. Het is waar dat het, in hoge dosissen en op lange termijn gebruikt, bijwerkingen kan geven. Maar die wegen niet op tegen de schade die deze ernstige aandoening kan aanrichten.” Cortisone voorkomt dat het overprikkelbare orgaan chronisch ontstoken raakt. Wordt de behandeling onderbroken, dan komt het ontstekingsproces echter weer op gang. Deze nieuwe behandeling verhelpt de essentie van allergisch lijden dus niet.

Wim Stevens: “Er zijn andere therapieën die dat misschien wel kunnen, bijvoorbeeld hyposensibilisatie. Deze therapie maakt het individu progressief minder gevoelig en uiteindelijk ongevoelig voor een bepaald allergeen, doordat het herhaaldelijk in kleine hoeveelheden ingespoten wordt. Er zijn aanwijzingen dat deze therapie iets kan doen aan de grond van de ziekte. Zo is bewezen dat wie gevoelig is voor huisstofmijt, na hyposensibilisatie minder snel gevoelig wordt voor andere allergenen zoals dierlijk celweefsel.

Toch heb ik mijn bedenkingen. Ten eerste, hoe bestudeer je dit? De medische wetenschap steunt op dubbel blindonderzoek. Dit betekent dat je gedurende minimum drie jaar volwassenen en kinderen inspuit met de echte stof, en daarnaast een controlegroep behandelt met een placebo, een schijngeneesmiddel zonder genezend effect. Dat is menselijk niet haalbaar. Hoe bewijs je het effect van hyposensibilisatie op lange termijn?

Ten tweede is deze therapie belastend voor de patiënt en is de behandeling ook duur. Ten derde houdt het een klein maar zeker gevaar in. Een patiënt kan anders reageren dan het boekje voorschrijft. Hyposensibilisatie geeft goede resultaten bij rhinitis. Maar alhoewel je van rhinitis niet kunt sterven, is het in principe wel mogelijk dat je na een inspuiting met het allergeen een levensgevaarlijke shock doet. Heeft een therapie die gevaarlijker kan zijn dan de aandoening zelf eigenlijk zin? Astma is een veel ergere ziekte dan rhinitis, en dat is een argument om het risico wel te lopen. Helaas geeft hyposensibilisatie hier minder goede resultaten.”

Nogal wat mensen proberen homeopathie. Is dit een alternatief voor de klassieke geneeskunde? Wim Stevens: “Homeopathie betekent dat je de kwaal behandelt met de kwaal. Maar dan moet je er wel de oorzaak van kennen. We krijgen nu pas een klein inzicht in de mechanismen van allergische aandoeningen, terwijl veel homeopathische principes dateren uit de vorige eeuw. Ik heb bijgevolg mijn vraagtekens bij hun nut voor de behandeling van allergieën. Ik beweer niet dat er absoluut geen resultaten worden geboekt. Maar ook bij placebogroepen in dubbel blindonderzoek met klassieke medicijnen zien we bij 30 % van de mensen een verbetering, omdat ze de indruk hebben dat ze daadwerkelijk geholpen worden. Waarom zou ik kiezen voor homeopathie waarvan ik totaal niet weet hoe het werkt, terwijl de klassieke geneeskunde over afdoende middelen beschikt?”

Ook acupunctuur wint aan belangstelling voor de behandeling van astma. Wim Stevens: “Van alle alternatieve behandelingen is acupunctuur wellicht de meest gefundeerde. Als het door specialisten wordt toegepast. Maar ook hier moeten mensen weten dat astma nog niet te genezen is. Vele patiënten laten zich alleen maar behandelen wanneer ze klachten hebben. Zodra die weg zijn, vergeten ze hun medicatie. Iemand met suikerziekte neemt toch ook niet alleen maar insuline als hij of zij in coma dreigt te raken? Hij gebruikt regelmatig insuline om problemen te voorkomen, en om op lange termijn te verhinderen dat er schade ontstaat. Astma is een voortschrijdend proces. Als het niet behandeld wordt, dreigt het uit te monden in emfyseem, in de teloorgang van de longblaasjes. Mensen beginnen maar iets te voelen als de functie van een orgaan in belangrijke mate verstoord is, vandaar hun gebrek aan motivatie om de behandeling te onderhouden.” De nieuwe aanpak van astma komt zeker kinderen ten goede. Als de luchtwegen van een kind niet overprikkeld worden en ziektevrij blijven, is de kans veel groter dat het op latere leeftijd echt beter wordt. Maar beweren dat astma er wel uit groeit, is helaas een oud misverstand. En zo zijn er nog meer.

Wim Stevens: “Er wordt wel eens gezegd dat je door de behandeling van eczeem astma krijgt, en door de behandeling van astma eczeem. Dat is waanzin. Die twee lopen vaak cyclisch naast elkaar. Eczeem is een chronische aandoening die je vanaf de minste vlek moet behandelen. Veel mensen lopen gefrustreerd van arts naar arts, omdat hun eczeem steeds terugkeert. Ze mogen niet verwachten dat het verdwijnt, ze moeten het blijven behandelen om te verhinderen dat hun hele lichaam vol komt te staan. De huid moet zo intact mogelijk blijven. Wachten tot het vanzelf overgaat? Er zijn 1001 argumenten om te pleiten voor behandeling. Er is geen alternatief. Vergelijk het met een brandende vuilnisbak. Een klein brandje, juist. Maar als je het niet blust, gaat het hele huis in vlammen op.”

Marianne Meire / Tekening Stief Desmet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content