“Ze zijn allemaal zo – geen enkele is zo”, zei mij een vrouw die tegen de tachtig aanhikte. Zij maakte met haar arm een verticale beweging en vervolgens een horizontale, om duidelijk te maken in welke richting de vulva van elke gezonde vrouw georiënteerd is. Ik moest haar gelijk toegeven. Ook alle dames die ik gekend heb, waren verticaal van strekking. Het is een natuurwet die geen uitzondering maakt voor ras, cultuur of sociale klasse.

Ik vond het eigenaardig dat deze vrouw op jaren dat met zo’n stelligheid poneerde, alsof het een diepe wijsheid was die zij uit haar lange leven gedistilleerd had. Je zou verwachten dat ze zou zeggen dat je met de parelsteek mooie dingen kunt breien, dat je je vader en moeder moet eren of dat kanaries leuke vogels zijn. Wat ze in plaats daarvan zei, leek op het eerste gezicht voor de hand liggend en zelfs een beetje vrouw-onvriendelijk.

Ik leed in die dagen onder de liefde en ik denk dat zij dat gezien heeft, met haar bleekblauwe ogen die dwars door je heen leken te schouwen. Ze zag dat ik afzag en ze wou mij helpen, omdat ze vond dat het leven te kort is om te lijden aan iets minder tastbaars dan artrose. Ze wou mij duidelijk maken dat de vrouw die je mist ook maar een wezen van vlees en bloed is, met een pompend hart en darmen die peristaltisch knijpen. Ze wou aantonen dat het beneden je waardigheid is om je, voor een handvol hormonen, door de gehaktmolen te laten halen. Dat vond ik vriendelijk van haar – te meer omdat ik niet zomaar van iémand afzag, maar van haar adembenemende, eveneens verticaal georiënteerde kleindochter.

Die grootmoeder had veel meegemaakt, van kinderen die sterven tot andere noodlottigheden die een mens kunnen overkomen. Zij had dat alles overleefd en was liefdesverdriet als een luxeprobleem gaan beschouwen. Zelf heb ik liefdesverdriet nooit een luxeprobleem gevonden. Het heeft integendeel de neiging om, als kleefkruid, de rest van mijn wereld te overwoekeren. Die zwakte draag ik in mij, dat had die vrouw perfect gezien. Ze wou mij duidelijk maken dat het leven te kort is om het te verspillen aan hartzeer. Zij wilde aantonen dat niemand speciaal genoeg is om je tot wanhoop te drijven. “Allemaal zo”, was daarvan haar geradicaliseerde samenvatting. Het was geen romantische uitspraak. Het was down-to-earth als Alberto Sordi, de acteur die de Italiaanse stem insprak van de Dikke in Laurel en Hardy. Hij trouwde nooit, en schijnt eens gezegd te hebben: “Wie bij liefdesverdriet uit het venster wil springen, zou een gelijkvloerse woning moeten zoeken.”

Ik hou niet van bungalows, maar op sommige momenten kunnen domme grapjes wel je leven redden. We zaten in een café waar de tranen van liefdesverdrietigen sporen op de toog hadden getrokken, die roken naar bierschuim en teer van sigaretten. De zon viel door de ramen in een grimas van stralen. De flipperkast maakte lokkende geluiden. Het is waar, dacht ik: sommigen van ons zijn bekoorlijker dan anderen. Ze bewegen gracieuzer of hebben de kracht je met hun geur of intense blik te betoveren. Maar niemand is het waard om er je ziel voor op te hangen aan een vleeshaak. We zijn allemaal wezens die aan de ene kant voedsel in onze romp stoppen, dat er aan de andere kant deerlijk gehavend weer uitkomt. Allemaal kauwen we, en allemaal doen we kaka – behalve degenen onder ons die zijn toegerust met een stoma of zakje.

Dat is wat die vrouw mij wilde zeggen, met haar armbewegingen die leken op een pauselijke zegen, van links naar rechts en van boven naar beneden. Ik dacht aan de woorden van een Duitse Schriftsteller und Heilpraktiker: “Liefdesverdriet is de banaalste zaak ter wereld. Maar het is de enige.”

Same player shoots again, meldde de flipper. Ik maakte mij sterk dat droefheid op de vleugels van de tijd heenvliegt.

jp.mulders@skynet.be

JEAN-PAUL MULDERS

Zij had veel meegemaakt en was liefdesverdriet als een luxeprobleem gaan beschouwen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content