Nuchterheid en gevoel voor humor zijn niet bepaald de sterkste kanten van modeontwerpers. Meestal komen ze over als wereldvreemd, neurotisch en prikkelbaar, en dan nog alleen als ze in goeden doen zijn. Wat te denken dus van Agnès B., die haar wereldwijde mode-imperium leidt vanuit een kantoor in de Parijse rue Dieu?

De gevel van het gebouw is zo discreet dat je voorbij de gezandstraalde deur loopt zonder het naamplaatje te zien. Verrassend genoeg geeft die deur toegang tot een reusachtige gelijkvloerse ruimte met witte muren en een bleekhouten vloer, met beelden en abstracte schilderijen. Af en toe komt er iemand door de enorme ruimte richting lift gestapt. De ateliers liggen op de tweede verdieping. Je ziet het personeel niet, maar je voelt het overal om je heen. Dat het er gonst van de activiteit, dat weet je. Toch zie je alleen een moderne kunstgalerie en geen zenuwcentrum van een mode-imperium met meer dan 100 winkels en een jaarlijkse omzet van 1,2 miljard Franse frank.

Agnès B. ontvangt ons op de zesde verdieping van dit verbouwde pakhuis. Daar deelt ze een licht en luchtig kantoor met Florence, al meer dan tien jaar haar assistente. Een bureau heeft ze niet, ze werkt liever aan een grote eettafel, waar ze soms ook luncht met haar naaste medewerkers. In een hoek staat een grote sobere sofa. Dit is de omgeving van iemand die het niet nodig vindt belangrijk te doen of indruk te maken. Misschien verklaart dat ook waarom catwalk shows, marketing en reclame haar vreemd zijn.

Een kleine gestalte komt met uitgestoken hand op ons toe. Prachtige groene ogen, natuurlijke blonde krullen losjes bij elkaar gebonden, geen make-up, als enig sieraad een zilveren ring om haar rechtermiddelvinger. Ze draagt een grijze cardigan over een kuitlange, zwarte splitjurk (allebei eigen ontwerpen) en een paar zwarte DM-boots. Afgezien van de boots (waarschijnlijk een knipoog naar de Britse straatmode) gaat ze gekleed in die koele, sobere stijl die haar rijk en internationaal bekend heeft gemaakt. De cardigan in sweatshirt-materiaal met een rij parelvormige drukknoopjes is haar handelsmerk. Een klassieker die met de jaren nauwelijks verandert en waarvan ze sinds 1979 al twee miljoen stuks heeft verkocht.

Smaakvolle eenvoud is de essentie van Agnès B.’s ontwerpen. Ze zien er heel vrouwelijk uit, meestal in wit, zwart, antracietgrijs of marineblauw. Haar ontwerpen zijn niet goedkoop, maar veel vrouwen betalen graag iets meer voor kleren die de modegrillen overleven. Een blik in haar persboek van de jaren ’80 zegt genoeg: afgezien van de kapsels hadden de meeste foto’s ook vandaag genomen kunnen zijn.

De productie houdt Agnès B. in Frankrijk. Zo schept ze werkgelegenheid voor Franse arbeiders en doet ze niet mee aan de uitbuiting van goedkope werkkrachten in de Derde Wereld. “Ik wil mijn naam niet op dingen die door kinderen gemaakt zijn,” zegt ze “of door slechtbetaalde vrouwen uit het Verre Oosten die ’s nachts moeten doorwerken in ellendige omstandigheden. Dus koop ik stoffen in Engeland en Italië en laat ik alle naaiwerk hier uitvoeren. Dat verklaart de prijs. Maar ik probeer iets te bedenken voor wie houdt van mijn werk maar het niet kan betalen.”

“Mijn kleren zijn niet om mee te pronken, maar juist voor mensen die er niet te koop mee willen lopen.” Niettemin is het label Agnès B. waanzinnig populair in Hollywood, zowel bij filmsterren als bij producers. Misschien omdat John Travolta en Uma Thurman er zo goed uitzagen in Pulp Fiction, in de dansscène in het restaurant, toen zij de twistwedstrijd won. Zij droeg een strak wit shirt met enorme manchetten en een nauwe zwarte broek, hij een zwarte pak met lederen kraag. “Regisseur Tarrantino was al eens in onze winkel hier in Parijs geweest”, zegt ze. “Toen hij met de filmopnamen wilde beginnen, stuurde hij zijn costumière om de kleren uit te kiezen.”

Dat Madonna in haar laatste film een grijze wollen pantalon en een wit hemd van Agnès B. droeg, daar had ze persoonlijk de hand in. “Ik schreef haar dat sobere kleren haar heel mooi zouden staan. Gewoon in een opwelling. Sommige dingen die ik haar had zien dragen, vond ik afschuwelijk. Overdreven.”

Ze noemde een hemd naar Robert de Niro, ook een vaste klant in de Parijse winkel. “Ik geef al mijn ontwerpen een naam, en van dit hemd dacht ik dat het hem goed zou staan. Op een dag kwam De Niro hier binnengestapt en grapte tegen de verkoopster: ‘Jullie hebben mijn naam gestolen, wat is hier aan de hand?’ Harvey Keitel was meegekomen, en die zei quasi-verontwaardigd: ‘Hier is niets waar mijn naam op staat!’ Dus werken we nu ook aan een Keitel-jasje.”

Agnès B. trouwde drie keer, kreeg vijf kinderen van drie verschillende vaders, en is al vier keer grootmoeder. Ze heeft tijden van bittere armoe gekend en weet goed wat het is, een gezin grootbrengen en een zaak beginnen zonder geld. Ze werd in 1941 geboren in Versailles als Agnès Trouble. Ze was de jongste dochter in een respectabel, katholiek en burgerlijk gezin. Haar grootvader was generaal in het Franse leger en voerde het bevel over de Franse strijdkrachten in het Midden-Oosten. Toen Agnès werd geboren in het door de nazi’s bezette Frankrijk, was hij krijgsgevangene. “Hij was streng en correct”, herinnert ze zich. “Bij grote gelegenheden was hij beladen met decoraties. Hij was erg vaderlandslievend en rechts. Mijn vader was advocaat. Hij had gevoel voor humor en interesse voor cultuur. Toen ik 12 was, nam hij me mee naar Italië.”

Weinig deed vermoeden dat Agnès B. een leven zou leiden waar de familie Trouble het moeilijk mee had. Ze was verstandig en artistiek aangelegd. Op haar dertiende besloot ze museumconservator te worden. Maar later veranderde ze van gedacht. Zeventien was ze en studente kunstgeschiedenis aan de Ecole du Louvre toen ze haar eerste man, Louis Bourgeois (vandaar Agnès B.), leerde kennen en met hem trouwde. Op haar negentiende verjaardag werd hun tweeling Etienne en Nicolas geboren. Een jaar later verliet ze Louis Bourgeois en trok ze met haar kinderen naar Parijs. “Het was hard, heel hard. Ik was niet ongelukkig, maar leefde vijf jaar lang zonder geld. Elke maand had ik problemen om de huur te betalen. Dat ik ooit nog een succesvolle zakenvrouw zou worden, kwam toen niet bij me op. Ik leefde van de ene dag in de andere. Ik had niets in huis, zelfs geen geld om kleren te kopen, tenzij af en toe iets op de vlooienmarkt. De platen waar we naar luisterden, waren geleend van vrienden.”

Op haar familie, die verontwaardigd reageerde op haar non-conformistische levensstijl, hoefde ze niet te rekenen. En mocht die haar wél hebben willen helpen, dan had ze die hulp zeker geweigerd. In 1968 moest ze nog altijd haar uiterste best doen om haar twee zonen te kunnen onderhouden en intussen ook haar tweede echtgenoot, een schilder.

Ze verzeilde midden in de rellen van mei ’68. Studenten en arbeiders trokken door de straten van Parijs en vochten tegen de oproerpolitie. De stakingen en de sociale onrust brachten het regime van president de Gaulle bijna ten val. Agnès was toen wel blut, maar vond dit de meest opwindende en stimulerende periode van haar leven. Nadat ze de hele dag gewerkt had als freelance ontwerpster, hielp ze ’s avonds met het drukken en aanplakken van pro-studentenaffiches, “zodat iedereen wist wat er gebeurde”. Thuisgekomen hoorde ze dan molotovcocktails ontploffen, en de traangasgranaten van de politie. “Dus liepen we naar buiten, pikten de gewonden op en voerden ze naar het ziekenhuis. Het leek wel oorlog, maar het had ook iets moois en iets creatiefs omdat de mensen van gedachten wisselden. Op straat werden forums gehouden, mensen debatteerden over politiek, kunst, psychologie. En dat bracht radicale veranderingen teweeg. Later kwam het tot een akkoord tussen arbeiders, boeren, studenten en intellectuelen. Het zette de Franse maatschappij aan tot bezinning.”

Aan mijn collectie Lolita, voor jonge meisjes, heb ik veel plezier beleefd. Het was een soort van wraak op mijn moeder,” lacht ze, “omdat ik helemaal niet hield van de kleren die ik als 14-jarige moest dragen. Dat waren altijd de afdankertjes van mijn oudere zus en die waren saai en lelijk.

Ik was de schande van de familie toen ik mijn eerste echtgenoot verliet en voor mezelf begon te werken. Ik wilde niet dat iemand macht over me had, noch door geld, noch door wat anders. Mijn familie was geschokt, maar kon niets doen omdat ik niets vroeg. Omdat ik geen geld had, kleedde ik me een beetje apart, met spulletjes van de vlooienmarkt en uit legerstocks. Iemand van het blad Elle zag me op een feestje en de volgende dag kreeg ik een telefoontje van de moderedactrice met de vraag of ik voor haar wilde werken.

Ik denk dat het verschil tussen de Engelse en de Franse stijl nu minder groot is dan voorheen. Enkele jaren geleden hadden we de street fashion die uit Engeland kwam, een look die toch helemaal anders was. Nu leven we in een tijd van wereldwijde communicatie, en dat verandert alles. Misschien lopen de Franse meisjes er overdag wat chiquer bij, zij hebben meer aandacht voor details. Als Engelse meisjes ’s avonds uitgaan, kleden ze zich gewaagder dan de Franse. Engeland ziet er ’s avonds veel feestelijker uit.”

In 1975 opende Agnès B. in Parijs een winkel in een oude slagerij. Ze verkocht er katoenen werkkleding (die ze zelf verfde), vliegers en Chinese fietsen. Wat later volgde nog een winkel, en nog een. In 1980 opende ze haar eerste boetiek in New York. Sindsdien groeide haar bedrijf uit tot een multinational en verkoopt ze kleren voor mannen, vrouwen en kinderen, parfum en schoonheidsproducten. Ze heeft nu 110 winkels wereldwijd, waarvan 39 in Japan (geen in België).

Haar kinderen zijn haar zeer dierbaar. De tweeling Etienne en Nicolas is nu 36 en getrouwd. Nicolas is schrijver en heeft een zoon van 11, Nelson. Etienne is de directeur van haar bedrijf en zijn vrouw Laurence is Agnès’ beste vriendin. Het koppel heeft drie kinderen: Leonard (13), Luna (8) en Jean (6). Agnès’ oudste dochter Arianne is 22 en studeert sierkunsten. Haar jongste twee dochters, Aurora (17) en Iris (13), zitten nog op de middelbare school. “Aurora is heel artistiek aangelegd en Iris is niet weg te slaan uit de ponyclub.” Beide meisjes wonen samen met hun moeder, haar vriend, de fotograaf Thierry Lefebure, en hun Duitse herdershond in Versailles in een groot 18de-eeuws huis met een prachtige tuin. Dit is haar heiligdom, de plek voor ongestoord familiegeluk of voor enkele zeldzame momenten voor zichzelf. En dan nog is ze altijd creatief bezig. “Dan verzamel ik stenen of schelpen of droog ik bloemen en zoek ik een hoekje dat ik daarmee kan opvrolijken.” Ze werkt hier alleen op de momenten dat ze voor de spiegel eigen ontwerpen aantrekt om te zien of ze nog voor verbetering vatbaar zijn: een diepere zak bijvoorbeeld of een knoopje bij of af.

Dat ze zo’n hecht gezinsleven kan combineren met de leiding over een multinationaal mode-imperium, heeft ze te danken aan haar lef en haar nuchtere aanpak. “Ik kreeg de tweeling toen ik pas 19 was, dus was ik het snel gewend te werken en kinderen op te voeden. Het is niet altijd gemakkelijk geweest, maar ik heb mijn kinderen altijd gezegd: als ik caissière was geweest in een supermarkt, zouden jullie mij niet méér gezien hebben dan nu en ons leven zou een stuk lastiger geweest zijn. Dus jullie mogen van geluk spreken.”

Je tijd goed besteden, is essentieel volgens Agnès B. “Ik weet wanneer ik moet ophouden, en als ik naar huis ga, dan ben ik er helemaal voor mijn gezin. Ik blijf nooit overwerken, behalve wanneer ik een collectie af te maken heb. Dan kan het gebeuren dat ik een nachtje of drie doorwerk. Ik verlaat dit pand gewoonlijk rond zeven uur en ga dan altijd recht naar huis. Dan praat ik met mijn kinderen en eet ik samen met hen. (lachend) En daarna ga ik uit, want ik hou ook van het nachtleven!”

Agnès B. ziet er niet alleen veel jonger uit dan ze is, ze weigert zich ook te schikken naar de traditionele grootmoedersrol. Zodra haar dochters naar bed zijn, trekt ze vaak naar haar favoriete club, de New Morning, gekleed in een van haar eigen zwartlederen pantalons. Daar luistert ze naar de nieuwste rock- en reggaebands. Maar ook een optreden van David Bowie, The Rolling Stones of U2 zal ze nooit overslaan. “Soms ga ik naar een restaurant of naar een bar om samen met vrienden iets te drinken, maar ik hou nog het meest van liveconcerten.”

Toen ze in de jaren ’60 nog als freelance ontwerpster de eindjes probeerde aan elkaar te knopen, werkte ze twee jaar lang dagelijks 12 uur zonder één enkele dag vrij te nemen. Als ze er nu eens tussenuit knijpt, is het meteen voor enkele weken. Ze gaat graag op reis, het liefst naar Egypte. Daar is ze nu al tweemaal geweest. “We reisden per trein van Caïro naar Alexandrië. Toeristische plekken zijn aan mij niet besteed, ik ben liever in echte steden en hou van de mensen die er werken. Maar ik leef met een fotograaf en als we samen weg zijn, is dat nog niet echt vakantie. Het draait er altijd op uit dat ik mensen ga vragen om voor hem te poseren”, lacht ze. “Soms slenter ik uren rond terwijl hij werkt, maar toch vind ik het leuk. Ik vind niet dat ik iets mis, omdat ik nooit ga winkelen als ik op reis ben. Alleen van markten ben ik niet weg te slaan.”

Tijdens de weekends of schoolvakanties rijdt ze met haar kinderen en kleinkinderen vaak naar zee. Hoewel ze haar best doet om al haar nakomelingen evenveel aandacht te geven, heeft ze een boontje voor haar jongste kleinkind. “Jean lijkt erg sterk op mij en op mijn vader, meer dan mijn eigen kinderen, zowel fysiek als mentaal. Wij begrijpen elkaar heel goed.”

Leuke herinneringen heeft Agnès nog aan familievakanties in Antibes uit haar eigen kindertijd. Ze bracht dan uren door in het zeewater. Met een duikmasker verkende ze de zeebodem. “Ik ben een echte waterrat, ik leerde zwemmen toen ik drie was. En als we naar de Zuid-Franse kust gaan, vraagt Jean me altijd om in het diepe water te zwemmen. Ik heb hem leren duiken toen hij nog heel klein was en hij vindt het enig. Dus nu duiken wij samen en hij wijst dan naar alles wat we onder water zien.”

De echte reden voor Agnès B.’s succes is misschien dat de voormalige kunststudente van werken een kunst heeft gemaakt. “Al werkende gaat er voor mij een fantasiewereld open. Ik heb geen last van stress meer. Vroeger wel ja, omdat ik moest vechten om mijn kinderen te kunnen grootbrengen, maar nu heb ik een veel gemakkelijker leven. Ik vind het zalig. Dus maak ik me over mode geen zorgen. Het mooiste aan kinderen is dat ze je beletten jezelf al te ernstig te nemen. Het leven gaat immers door.”

Alix Sharkey

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content