Ze loopt als eerste achter de kist, geflankeerd door twee brandweermannen in uniform. De ene draagt een opgevouwen Amerikaanse vlag, de andere een brandweerhelm. Achter hen snikken mannen en vrouwen, oud en jong. Sommigen ondersteunen elkaar. Zij houdt haar rug kaarsrecht. Ze weent niet. Vanwaar ik zit, kan ik zien dat haar make-up perfect is. De ceremoniemeester steekt zijn hand op: de stoet houdt halt. De jonge weduwe staart bleek en ernstig voor zich uit. In het oksaal boven ons begint het strijkkwartet Mozart te spelen. De vrouw kijkt omhoog. Ze sluit haar ogen en ademt diep. Heel even speelt een glimlach rond haar lippen. Wat is ze mooi. “New Yorkse brandweermannen lijken een voorkeur te hebben voor veulenachtige vrouwen”, schreef een verslaggever van The New York Times. “Ze zijn vaak slank, met lange benen en lang haar.” Als dat zo is, dan is de weduwe van brandweerman Gregory Buck een perfect voorbeeld. De ceremoniemeester legt voorzichtig zijn hand op haar arm. Ze knippert even met de ogen. De stoet mag nu de kerk verlaten. Het strijkkwartet speelt verder. Het is al twee uur bezig. Elke dienst, zeker een begrafenis, is een langgerekte zaak in St. Paul’s Memorial Episcopal Church, de kerk waarvan ik ’s avonds de verlichte glasramen zie vanuit mijn tuin.

In die tuin zat ik een paar uren geleden de krant te lezen toen ik in de straat achter mijn huis brandweermannen in hun zondagse donkerblauwe uniformen zag samenstromen. Twee brandweerwagens draaiden hun ladders met een lawaaierig manoeuvre tot een puntige ereboog. Een groep doedelzakspelers in vol Schots ornaat trok blazend voorbij. Wat later hoorde ik het strijkkwartet Bach inzetten. Ik kende de overledene niet maar toch stapte ik enkele minuten later de kerk binnen. Alle banken waren volzet. In de zijgangen en achteraan in de kerk stond het volk recht. Een zwarte mevrouw met een grote hoed reikte me een herdenkingsbrochuurtje aan. Op de kaft stond een lief lachende man in een brandweeruniform. Op de achterkant stond hij opnieuw, dit keer met een deugnietachtige blik, terwijl hij de rook uitblies van een dikke sigaar die hij met een elegant gebaar tussen duim en wijsvinger hield. Gregory Buck, geboren op 9 maart 1964 en gestorven op 11 september 2001. Daarnet las ik in de krant dat er al meer dan 300 begrafenissen waren voor brandweerlui die omkwamen in het World Trade Center. Vier per dag behalve een zaterdag in oktober toen er 24 waren. Nog zo’n 40 voor de boeg.

Brandweerman Buck werkte in Brooklyn maar woonde op Staten Island. Zijn kerk is wat men in Amerika high Episcopal noemt. Dat wil zeggen dat het showelement hier nog volop in ere wordt gehouden. Pastoor Blasingame droeg de mis op in een rijkelijk met gouddraad geborduurde kazuifel, met zijn rug naar het publiek en een helper aan elke zij. Om het nog mysterieuzer te maken prevelde het trio Latijn. Achter hen flikkerden tientallen dikke kaarsen in hoge gouden kandelaren tussen manshoge bloemstukken. Vier misdienaartjes in ouderwetse zwart-witte tenues waren de hele tijd in de weer met schaaltjes, bekers, belletjes en een zilveren kruisbeeld op een zwarte stok. De twee oudsten moesten ook de wierookvaten hanteren, wat ze met groot enthousiasme deden. Ooit liep ik hier hoestend weg in het midden van een nochtans prachtig gezongen nachtmis. Ook vandaag vulden dikke grijze wierookwalmen de kerk. Een vreemd afscheidsritueel voor een dode die in een honderden meters hoge stofwolk aan zijn einde kwam. Vandaag heb ik het zoals iedereen stoïcijns ondergaan. Maar ik haal opgelucht diep adem als ik in het zog van de weduwe – ze heet Catherine, zo heb ik in het brochuurtje gelezen – de kerk verlaat.

Het is een bizar mooie dag. Er staan nog blaadjes aan de berken naast de kerk. De kist wordt in de vlag gewikkeld en op een antieke brandweerauto geladen. Een man in een Schots rokje speelt Amazing Grace op zijn doedelzak. Een politiehelikopter scheert laag over de kerk. Een kapitein met witte handschoenen aan brult een onbegrijpelijk bevel. Enkele honderden brandweermannen vormen een erehaag voor de lijkwagen. Voor 11 september kon de familie van een verongelukte brandweerman op de aanwezigheid van verschillende duizenden van zijn collega’s rekenen. Daarvoor zijn er nu te veel begrafenissen maar de vaste rituelen worden strikt in ere gehouden, ongeacht het geloof of ongeloof van de overledene. De families putten daar naar het schijnt veel troost uit. Catherine staat nu onder aan de trap van de kerk. Achter haar snikt een grijze vrouw, misschien de moeder van haar man, hartverscheurend. De weduwe houdt haar rug nog steeds kaarsrecht. Ze sluit opnieuw haar ogen, haalt diep adem en wendt haar gezicht naar de warmste decemberzon van de laatste anderhalve eeuw. Zo blijft ze staan tot de ceremoniemeester weer zachtjes haar arm aanraakt. Het is tijd om naar het kerkhof te gaan.

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content