Velen vinden het sfeertje van luchthavenhallen en megastationsgebouwen spannend, maar mij maakt het onrustig, dat slordige mengsel van zweet en goedkope deodoranten, talen uit alle hoeken en landen, heen en weer gewriemel, snacks die op je maag blijven liggen, kartonnen bekertjes en plastic lepeltjes, huidskleuren en huidziektes, krijsende baby’s, mensen die op het punt staan te vallen door het geschommel van bus, trein, vliegtuig of tram – de toevallige bijeengetroeptheid kortom van wildvreemden die niets bij elkaar hebben te zoeken en zich in mijn ogen samen naar hun noodlot spoeden.

Wij spoeden ons altijd naar ons noodlot, natuurlijk, als je het over een langere periode bekijkt. Van belang is de gratie waarmee je dat doet. Je kunt je naar je noodlot spoeden en onderwijl toch in het leven bijten alsof het een sappige kers is ter grootte van een pompelmoes. Zo las ik dat Hugo Claus lang geleden een nieuwe agenda inhuldigde en bij het vakje voorin kwam waar je naam en adres dient in te vullen, alsook dat onheilspellende : prévenir en cas d’accident, met een stippellijn daarachter.

Iedereen die ooit een ouderwetse agenda in gebruik nam, kent die vraag, ze wordt van generatie op generatie agendadrukkers doorgegeven en is altijd van aard geweest mij zenuwachtig te maken. Men denkt niet graag aan ongevallen, nog minder graag vult men in wie er verwittigd moet worden in het geval van een accident dat zo ernstig was dat je zelf niet meer naar je geliefden kunt bellen.

Belangrijk is wat Hugo Claus in dat veldje noteerde, te weten : pas d’accident ! Een antwoord dat je als bezwerend of het lot tartend kunt beschouwen, maar dat volgens mij van vertrouwen en grote levenskunst getuigde, contrasterend met de tegenzin waarmee ikzelf in dergelijk geval met de vraag verveeld zou zitten – om dan, in priegelige letters, braaf naam en telefoonnummer van de te verwittigen persoon in te vullen.

Claus blijkt overigens, net zoals ik, ‘iets’ met horloges gehad te hebben, hij was onder meer de trotse bezitter van een Omega Speedmaster. Zo ga ik de man nog sympathiek beginnen vinden, al heb ik niet veel boeken van hem met plezier gelezen, zoals overigens de meeste mensen die dat durven toe te geven. Hij blijft een writer’s writer en dan nog voornamelijk van de writers die zich graag inlikken en tegen een held aanschurken in de hoop dat iets van zijn goudstof ook op hen zal waaien, waar het de roosschilfers op hun jaskraag kan vergulden.

Intussen ben ik onderweg, kippenrennen en konijnenkoten razen voorbij met een rotvaart van 250 kilometer per uur, het blijft verbazen waarom mensen altijd zo snel mogelijk ergens willen raken, in de lucht zowel als op de autostrade, terwijl zij ter bestemming gekomen doorgaans weinig dringenders doen dan hun teennagels knippen en naar lege televisieformats gapen. Als ik honger krijg, scheur ik een snack open die luistert naar de roepnaam Coconut Bar Mango. Op de verpakking staat, eigentijds, dat hij zowel halal is als koosjer, geschikt voor veganisten alsook vrij van gluten en lactose en ook nog eens K-PARVE, waarvan ik niet weet wat het betekent, maar wat blijkbaar belangrijk genoeg is om te worden omkaderd.

Bij aankomst blijkt het hotel nieuw en strak maar van een comfort dat het mogelijk moet maken er desnoods de zomer en een stuk winter door te komen. Ik beschik over een magnetron en een heteluchtoven, een droogkast en een vaatwasser en zelfs over een strijkplankje en twee televisieschermen, waarop te zien is hoe ik het xxx-pakket kan activeren. Dat mijd ik natuurlijk, de tristesse van adult movies in luxehotels. Enige seconden lang moet ik aan DSK denken alsook aan mijn geliefden die ik al mis, na nog geen twaalf uur van huis te zijn verwijderd. Een echte reiziger. Ik pak een flesje bier uit de koelkast waarop staat Milder Genuss – nach Deutschem Reinheitsgebot, onschuldige woorden waarachter zich vreeswekkende echo’s verschuilen, zoals achter elke muur in deze hippe groene stad, waarin nog volop kogelgaten zitten voor wie de moeite doet ernaar te kijken.

Het is raar, comfortabel indommelen op een steenworp van de hoofdkwartieren en de ministeries vanwaaruit de Stuka’s en Stiefels werden losgelaten op familieleden die mij dat zelf nog hebben verteld. Op de setting van Der Untergang staan nu appartementsgebouwen waarin getatoeëerde mama’s stoomstrijkijzers hanteren. Er is ook een zandbak waar kinderen van speeltuigen glijden, men zou zeggen met minder gejoel dan gebruikelijk.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content