Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Hebben we niet gezien: elanden, beren, noorderlicht en walvissen. Waarom is een cruise langs het zuidoosten van Alaska dan toch een van de mooiste belevenissen die er zijn? Northern Exposure, je krijgt er nooit genoeg van.

De drie vertegenwoordigers van de plaatselijke bevolking in de bar van het Alaskan Hotel leunen samenzweerderig voorover. Ze willen ons best het geheim vertellen van dit piepkleine hotel dat recht uit een cowboyfilm komt. Het etablissement overleeft omdat er permanent één kamer betaald wordt door een geheime organisatie. Het is een vereniging van de rijkste families ter wereld en de meest invloedrijke figuren op aarde. Met dertien zijn ze, en op de dertiende dag van een willekeurige maand komen ze in dit hotel samen om over de toekomst van de wereld te beslissen. Wie dat dan zijn? De Rothschilds, de Getty‘s, het Vaticaan… Meer willen ze er niet over kwijt. Net wanneer we elkaar min of meer ernstig aankijken – zou het kunnen? – beginnen ze bulderend te lachen en besluiten ze ons een authentiek Alaskaans gedicht te leren: Fuzzy wuzzy was a bear, fuzzy wuzzy had no hair, so fuzzy wuzzy wasn’t fuzzy, was he?

Het is een typische namiddag in Juneau, hoofdstad van Alaska. Bevolking: 30.000, en we vragen ons af of ze allemaal even prettig gestoord zijn. Eigenlijk had de spandoek die we zagen toen we de stad binnenkwamen ons al moeten verwittigen. Het was een aankondiging van een bijeenkomst van de Alaskan Mothers Against Drunk Driving. “Er is niet veel anders te doen dan te drinken in een land waar je slechts enkele maanden enkele uren zonlicht hebt”, zeggen onze nieuwe vrienden. “Er bestaat zelfs een verschijnsel, cabin fever genoemd: mensen die gewoon gek worden van de kou, het altijd maar binnenblijven en het weinige zonlicht.” Maar onze vrienden steunen de Alaskan Mothers. Ze houden het bij drunk walking en stellen een spelletje kaart voor om te beslissen wie het volgende rondje zal betalen.

Juneau wordt steevast omschreven als een kosmopolitisch stadje, het San Francisco van Alaska. Dat klinkt wat overdreven, al staan er naast de charmante houten gevels ook flatgebouwen en winkelcentra. En dit moet gezegd: er zijn acht verkeerslichten, wat volgens onze vrienden dubbel zoveel is als in de rest van heel Zuidoost-Alaska samen. Al verschillende keren werd geopperd dat Anchorage, Fairbanks of nog een andere stad misschien beter geschikt zouden zijn als hoofdstad dan dit elegante, vriendelijke oord omringd door bergen vol groen. Maar voorlopig blijft Juneau de plaats waar de gouverneur woont en waar de beslissingen worden genomen (zij het waarschijnlijk niet in het Alaskan Hotel), en dus vind je er naast ambtenaren en politici ook een schare kunstenaars en schrijvers.

Maar die ontmoeten we niet in de Red Dog Saloon. Daar heeft een niet onbelangrijk deel van de toeristen zich verzameld. In de zomermaanden, wanneer de cruiseschepen aanmeren, zwelt de bevolking aan met 200.000 en Juneau ontvangt ze hartelijk. De Red Dog Saloon, met zaagmeel op de vloer en opgezette vissen en beren aan de muur, zou een ware toeristenval kunnen zijn, maar slaagt erin om ons van welgemeend amusement te voorzien. We zingen mee met de piano en begroeten iedereen die binnenkomt met: ” Where are you from?” Als ze willen antwoorden, gilt het hele café: ” Who cares!” Je had erbij moeten zijn om het te appreciëren.

De stadjes in het zuidoosten hebben geen wegennet dat hen verbindt. Echte Alaskanen nemen de ferry zoals wij de bus, langs The Alaskan Marine Highway. Een cruise is dus niet alleen een erg aangename maar ook een zeer logische manier om dat gedeelte van het land te ontdekken.

Cruiseschepen doen de Inside Passage, of een gedeelte ervan, nog het best omschrijven als een autosnelweg op zee. In zijn totaliteit een route van 1600 km, van onderaan Canada tot aan het uiterste topje van Zuidoost-Alaska. Gedurende zo’n 700 km vaar je langs een wirwar van eilandjes. Onze route gaat van Vancouver naar Juneau, vervolgens naar Skagway, dan naar Haines, en dan de terugtocht naar Vancouver via Ketchikan. De lucht is zo fris en zuiver dat onze longen er meteen van in de war zijn. Te veel zuurstof! Terug naar de cabine, nu! Het licht weerkaatst op helderblauw water, groene dennenwouden of glanzende sneeuwvlaktes. Boven op het dek lopen mensen met verrekijkers en dikke jassen. Beneden uit de wind zit men in zwembroek in het bubbelbad. Daarbuiten is een hoge witte muur, Hubbard Glacier, zo dichtbij dat het lijkt alsof je hem kan aanraken. En wij zitten op de dekpromenade met een anorak aan en de cocktail van de dag in de hand. Frank Sinatra klinkt uit de boxen. “There may be trouble ahead. But while there’s music and moonlight and love and romance; let’s face the music and dance.” Alaska bekijken vanop een schip heeft een bijzondere charme, is bijwijlen surrealistisch.

“Het publiek op een Alaska-cruise is anders dan op een sun, sea and fun-bestemming”, aldus Peter Mathieu van DKT-Travel. “Men is veel meer op cultuur ingesteld dan op amusement om het extreem te stellen. Excursies zijn er vooral op gericht om bezoekers zoveel mogelijk van het land te tonen en van de overweldigende schoonheid van de natuur te laten genieten.”

Natuur is iets waar je in Alaska nooit genoeg van krijgt, en dat geldt zelfs voor een aan-hooikoorts-lijdende-niet-eens-wandelschoenen-bezittende stadsgek als ik. Maar die natuur is dan ook spectaculair. Niet te vermijden. Groots, overweldigend en dramatisch. Niet zo’n lapje groen met minuscule flora, maar een gletsjer, een wilde rivier of een woud zover het oog reikt. In Juneau wandelen we over de Mendenhall, een veld van 3885 m², koud en wit. Als je diep in de sneeuw kijkt, zie je wonderlijke kleuren die je zou willen aanraken, vangen in je hand en meenemen. “Niet doen”, zegt Walt, die ons met de helikopter naar het ijsmaanlandschap heeft gebracht. “Sommige mensen vallen voorover, verdwijnen in zo’n gat en worden pas jaren later aan de andere kant van het land teruggevonden.” Het is waarschijnlijk de Alaskaanse zin voor humor, die we ondertussen kennen, maar we nemen het zekere voor het onzekere.

Uren kan ik in een bootje zitten, met een verrekijker speurend naar een van de vele diersoorten die ons zijn beloofd maar die maar niet willen opduiken. “Je zou denken dat ze die eland aan het begin van de tv-serie Northern Exposure toch hadden kunnen inhuren om even voor ons op en neer te paraderen”, mompelen we.

Onze gids Jordie vindt elanden maar niks. “Het zijn ontzettend lompe beesten die op hun stijve poten hardnekkig in het midden van de weg blijven staan en je met die kleine oogjes in dat immense hoofd een beetje bijziend aankijken. Ze zijn bovendien ook nog laf. Wanneer een dier wegrent voor een wolf, vlucht het weleens in de rivier. Na een aantal uren geeft de wolf het wachten op en is het weer veilig buitenkomen. Een eland blijft soms twee dagen in het water staan om zeker te zijn. Angsthazen zijn het.” De enige nationale diersoort die we in overvloed kunnen bewonderen, is de bald eagle, de adelaar met het witte hoofd, symbool van de Verenigde Staten. Vanop hun tak kijken ze hautain naar ons bootje. Wij vermoeden dat ze denken: kunnen we dat opeten? Maar volgens Jordie denken ze: tiens, geen elanden in het water vandaag.

De dorpjes die we zien, zijn verbijsterend compact. In de hoofdstraat van Carcross (Yukon-Canada, bevolking vijf mensen en evenveel sleehonden) staan zes gebouwen en een caravan die betere dagen heeft gekend. We zien de general store, het Caribou-hotel en het Golden Spike Café. Een bescheiden houten optrekje blijkt het postkantoor te zijn. In barre tijden worden brieven verstuurd met de hondenslee. Hier kan niet veel te beleven zijn, opperen we.

Verontwaardiging alom, want Carcross wordt het Hollywood van het Noorden genoemd, tenminste toch door de vaste klanten van het Golden Spike Café. Voor de televisiefilm Spinner, over het leven van de ons volledig onbekende hockeyspeler Brian Spencer, werd een schaatsbaan gebouwd. Het bureau voor toerisme werd gebruikt als schoollokaal en Main Street komt zelfs heel even in beeld. Als we daar niet van onder de indruk zijn, dan moeten we toch Snow Bound kennen. De verfilming van een waargebeurd verhaal over een gezin dat komt vast te zitten in de sneeuw, met Neil Patrick Harris, Dougie Howser uit de gelijknamige tv-serie, in de hoofdrol. En dan is er nog die bizarre sciencefictionfilm Saviour of the Soul II, gemaakt voor Hongkong. Daar is niet veel over te vertellen, niemand begreep waar die eigenlijk over ging. Is Northern Exposure dan misschien ook hier opgenomen, willen we weten, en is Carcross eigenlijk Cicely? Nu hebben we het in de Golden Spike helemaal verkorven. Northern Exposure is volledig in Roslyn, Washington, gedraaid.

Carcross is de enige stad in het binnenland die we bezoeken. Je bereikt het makkelijk vanuit Skagway (bevolking: 800), want er is – oh wonderen der vooruitgang – een weg naartoe. We zijn nu in het Yukon-gebied, de plaats waar honderd jaar geleden de goudkoorts toesloeg. Het traject dat we nu naar Carcross rustig in de bus afleggen, was vroeger een gevaarlijke route. Dramatische namen als Dead Horse Trail herinneren daaraan. Volgens de legende lieten drieduizend paarden daar het leven en onze buschauffeur beweert dat je sommige skeletten nog kan zien liggen, onderin het ijs op de hoogste bergen. Jaja, en vooroverbuigen en er aan de andere kant weer uitkomen, zeker.

In Skagway begon Jack London zijn zoektocht naar goud. En het was de thuishaven van Jefferson Randolph “Soapy” Smith, een van Alaska’s notoire gangsters en oplichters uit de goldrush-dagen. Hij dankt zijn bijnaam aan het feit dat hij erin slaagde om de arme mijnwerkers stukken zeep te verkopen, met de belofte dat er een twintigdollarbiljet in verstopt zat. Om sterke verhalen en stoere mannen heeft men in Alaska duidelijk nooit verlegen gezeten.

Dit is een reis van primeurs. In Ketchikan gaan we voor de eerste keer vissen. Op zalm, want Ketchikan (bevolking: 14.275) is de zalmhoofdstad van het land. Het is ook de stad waar het altijd regent. En de plaats om totems te zien. In de naam van de stad hoor je het verleden van Alaska. Ketchikan begon als een vissersnederzetting van de Tlingit, een van de oorspronkelijke bevolkingsgroepen. Zij noemden de plaats Kitschk-Hin of: de rivier van de donderende vleugels van de adelaar.

Alweer een adelaar. Geen elanden, geen wolven. Misschien een grizzly? “Als we per se een beer willen zien, kunnen we naar de Arctic Bar“, stelt onze schipper voor. “Hun logo zijn twee beesten die hét doen. Kunnen jullie thuis vertellen: we saw two bears doing it in a bar. En het zou niets eens gelogen zijn.” Ketchikan kent wat van het nachtleven en je ziet de overblijfselen van wildere tijden. Creek Street, een houten promenade op palen langs het water, was tot 1954 de wijk waar zich de huizen van plezier bevonden. In hoogdagen waren er zo’n dertig bordelen. Een daarvan kan je bezoeken; Dolly’s House, van de legendarische madam Dolly Arthur.

Alaska heeft de sfeer van weleer goed weten te bewaren. De inwoners hebben er nog steeds iets van avonturiers, sympathieke oplichters of vriendelijke excentriekelingen. Misschien heeft het nog steeds die last frontier-allures omdat het zo’n mannenland is. In afgelegen dorpen als Skagway zou er naar verluidt één vrouw zijn voor zeven mannen. En in een vaak herhaald citaat beschrijft een Alaskaanse dame die heren als volgt: “The odds are good, but the goods are odd”. De kansen liggen goed, maar de goederen zijn vreemd.

Lene Kemps

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content