:: Reacties: jp.mulders@skynet.be

:: De voorstelling Mieke Maaike’s Obscene Jeugd trekt de komende

weken en maanden nog door het land. Info en reservaties : 09 225 18 60.

:: ‘De halveringstijd van liefde’ bundelt de 66 beste columns van Jean-Paul

Mulders uit Weekend Knack en De Morgen. Roularta Books, 15,90 euro.

Fris theaterstukje gezien, gisteravond, al klinkt het misschien raar ‘fris’ en ’theater’ in één zin te horen gebruiken. Vaak worden die twee als natuurlijke vijanden gezien. Soms is dat niet eens onterecht. Theaterzaaltjes, met hun duistere dialogen en sombere hoesters, zijn niet de plekken waar ik bij voorkeur mijn schaarse vrije avonden doorbreng. Culturo’s reageren vaak gechoqueerd als ik dit durf te outen, maar ook ik ontsnap niet aan de invloed van deze interactieve en flitsende tijden. In zo’n claustrofobische bonbonnière twee uur moeten kijken naar wat een regisseur mij voorgekauwd heeft ? Ik voel mij dan al vlug een gegijzelde, die bang wacht tot de Speciale Interventie Eenheid het gebouw bestormt om ons te bevrijden.

Bij de monoloog van gisteravond was dat gelukkig niet nodig ; zeldzaam waren de seconden waarin ik mij heb verveeld. Dat had te maken met de titel van het stuk : Mieke Maaike’s Obscene Jeugd, naar het bekende, fijne werkje van Louis Paul Boon. Ongetwijfeld zat ook de actrice er voor iets tussen : een zekere Lucinda Dusoleil, schoon kind van 22 dat behalve haar naam nog enkele andere charmes bij zich draagt. Heeft u tot dusver nog niet van haar gehoord, dan komt daar de komende weken wel verandering in. Ook als het op cultuur aankomt, volgt de Vlaming toch voornamelijk zijn pik (m/v). En die wordt tijdens dit stuk uitgebreid verwend. Alleen al de brutale, beetje Hollandse manier waarop Lucinda het woord ‘lul’ uitspreekt is om in te bijten. Het geil stroomt bij voortduring langs haar dijen en zij schrikt er niet voor terug om zich eerst gedeeltelijk en dan volledig te ontbloten, daarbij de fraaie tietjes tonend en later ook de keurig bijgetrimde foef. Maar inmiddels vreest u wellicht in een column van Herman Brusselmans te zijn verdwaald.

Het idee voor deze voorstelling ontstond toen de hupse filosofiestudente zich als kandidaat-model ging aanmelden bij het bekende Models Office van Pierre Eggermont. Die vroeg haar of ze in de plaats daarvan niet liever wou acteren. Zeker wel zag ze dat zitten. Naast haar filosofiestudies werd de prille Lucinda in een jaar klaargestoomd om op de planken te staan. Het aardige is dat ze dat allemaal zo ongegeneerd doet dat je de indruk krijgt dat de vrouwelijke lust zich nu toch voorgoed bevrijd heeft uit het keurslijf waarin ze nog altijd een beetje vastgekneld zat. Van deze Lucinda kan de vleesgeworden Mieke Maaike nog iets leren. Je ziet hoe ze ervan geniet als ze met haar kontje schudt, hoge kaplaarzen aantrekt of als een hondje à quatre pattes wegkruipt over de bühne als de lichten doven. Dat ze hoopt dat ze met dat alles tenminste nog een béétje zal choqueren, geeft ze eerlijk toe.

Jammer dat Boon dit zelf niet meer mocht beleven, zit je de hele tijd te denken. Hij was hier vast niet weg te slaan. Aan de andere kant mag hij wellicht blij zijn dat hij ribbedebie is, deze viezentist met de haren die gebrylcreemd tegen het grij(n)zende kopje waren geplakt. Mocht hij nu hebben geleefd, dan had men hem waarschijnlijk al achter slot en grendel gedraaid, vrees ik als ik in zijn onlangs in boekvorm verschenen Fenomenale Feminatheek bijschriften lees over twaalfjarigen met “reeds volgroeide bosjes”. “We hebben noodgedwongen toch een paar scènes uit de voorstelling moeten schrappen”, vertrouwt Eggermont mij toe. “Peuters van twee en drie jaar waarop wordt geplast : in deze tijd kun je dat moeilijk nog maken.”

Ik heb altijd gevonden dat er, naast een bevrijdende kracht, ook iets zieligs uitgaat van de scabreuzere werken van Boon. Als er over seks zoveel moet worden gesproken, denk ik, dan scheelt er meestal iets mee. Zou Boon hem, toen hij Mieke Maaike schreef, zelf nog wel overeind hebben gekregen ?

Na de voorstelling zie ik een oudere man, van wie men fluistert dat het een burggraaf of zoiets is, Lucinda uitgebreid feliciteren. “Echt mooi”, hoor ik hem zeggen. “En op geen enkele moment vulgair.” Het lijkt of hij meer zichzelf dan haar wil overtuigen. Zij neemt het compliment beleefd in ontvangst. Op haar manier is ze een hoogst fatsoenlijk meisje, dat op de vraag wat haar het meeste verdriet doet in de wereld keurig antwoordt : “Dat wij onze wc doorspoelen met drinkwater, terwijl elders mensen omkomen van dorst.” De klaproos noemt ze haar lievelingsbloem, “omdat ze verwelkt als je haar plukt en dus op haar mooist is in de vrije natuur.”

Ja, ze heeft het wel, die Lucinda Dusoleil. Zelden kon ik zo stijlvol van een sierlijk uitgevoerde striptease genieten. Uiteindelijk doet zij bijna hetzelfde als die meisjes op minder fortuinlijke plaatsten, waar aan palen wordt gedanst. Maar dan helemaal anders en gedekt – als u mij dat woord wil vergeven – door de net-niet-Nobelprijswinnende pen van Louis Paul Boon.

JEAN-PAUL MULDERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content