Exclusief in Weekend Knack: de woning van architect Louis Herman De Koninck

Louis Herman De Koninck ontwierp dit huis in twee fases: het gelijkvloers in 1923, de twee bovenste verdiepingen eind jaren 60. © Jan Verlinde
Piet Swimberghe

Een primeur: een bezoek aan de woning van architect Louis Herman De Koninck in Ukkel. Een mijlpaal voor het modernisme in ons land.

De deuren van iconische panden blijven vaak gesloten, zelfs op Open Monumentendag. In Ukkel staat een meesterwerk van de Brusselse architect Louis Herman De Coninck (1896-1984), dat op het eerste gezicht eenvoudig lijkt, maar misschien net daarom een grote architecturale waarde heeft. Caroline Notté heeft hier een pied-à-terre en zij zette voor ons de deuren van het magnifieke pand open.

Eenvoud, dat was waar het voor de jonge Louis Herman De Coninck om ging. Hij was 27 jaar toen hij in 1923 een bouwvergunning kreeg om in het landelijke Ukkel (de plek rond Fort Jaco was toen nog niet residentieel) een bungalow te bouwen op een heuvelrug. De oorlog was net voorbij en alle jonge architecten keken op naar de revolutionaire architectuurexperimenten van de Nederlandse bouwmeesters en kunstenaars van De Stijl, zoals Theo van Doesburg, Piet Mondriaan en Gerrit Rietveld.

Beneden is er de open leefruimte met de vintage tafel en stoelen van Warren Platner. Alle architectuur is origineel, ook de granitovloer. De ruimte is hedendaags en toch bijna een eeuw oud. Kelimtapijt uit de collectie van Michel Antoine, wandlamp 'Elgar Copper' van Sammode.
Beneden is er de open leefruimte met de vintage tafel en stoelen van Warren Platner. Alle architectuur is origineel, ook de granitovloer. De ruimte is hedendaags en toch bijna een eeuw oud. Kelimtapijt uit de collectie van Michel Antoine, wandlamp ‘Elgar Copper’ van Sammode.© Jan Verlinde

Maar De Coninck bewonderde ook Henry Van de Velde die eerder in Weimar zijn kunstschool had opgestart die in 1919 ontpopt was tot de wereldberoemde Bauhausschool. En in Frankrijk geraakte hij gefascineerd door bouwmeesters als Le Corbusier, Chareau, Mallet-Stevens en zovele anderen die allemaal in de ban waren van de nieuwe strakke, zakelijke bouwstijl die zich afzette tegen de tierelantijnen van de art nouveau. Ze droomden van interieurs zonder versiering en van zuiver functionele woningen in een soort Japanse stijl. En wilden geen donkere maar luchtige huizen om te kunnen genieten van het licht en de natuur.

Louis Herman De Koninck heeft dat hier zijn hele lange leven kunnen doen, van 1923 tot aan zijn dood in de jaren 80. Tot in ’68 bewoonde hij dit – onderste – deel van zijn huis, nadien bouwde hij er twee nieuwe verdiepingen op. Maar het was in oorsprong dus klein en compact. “En dit deel, de onderste twee niveaus, is ook perfect bewaard”, legt Caroline Notté uit, die er vandaag woont. “Dit is voor elke architect een iconische plek, het is namelijk een van de eerste moderne huizen in ons land.” De Coninck is niet alleen bekend om dit huis, ook zijn Cubexkeuken was in de jaren 50 een hit.

OP MENSELIJKE MAAT

In 1923 was dit dus een revolutionaire woonst. Want tot dan zagen de meeste huizen er stereotiep klassiek uit met een vast grondplan, bestaande uit een centrale as met daarnaast enkele vertrekken. “Hier kom je echter meteen van boven binnen”, legt Caroline Notté uit, “om vervolgens via een nauwe trap naar de woonruimte beneden te gaan, die aan de tuin ligt. Dit geeft een vakantiehuisgevoel.” De Koninck had zijn slaapkamer en werkkamer boven. De afwerking was strak en modern met veel mozaïek, granitotegels op de vloer, een trapleuning die uit een simpele metalen buis bestaat, en voor de rest brede metalen ramen. Vrijwel alle vaste elementen zijn bewaard, tot en met enkele wandrekken, maar uiteraard niet het originele meubilair. “Niet alleen het feit dat alles bijna onaangeroerd bewaard bleef, is betoverend, maar ook de gehele structuur spreekt tot de verbeelding. Velen denken bij moderne architectuur altijd aan monumentaliteit, maar hier klopt dat niet en voel je ook wat Le Corbusier bedoelde met zijn Modulor-systeem waarbij hij woningen ontwierp op basis van een menselijke maat.”

Caroline Notté liet de zithoek aan de tuinzijde met bladgoud bekleden door Céline Nassaux. Staande lamp van Svend Aage Holm Sorensen. Deense vintage zetels van Greta Jalke en geometrische vaas van Ettore Sottsass (Bitossi Ceramiche). Ronde bijzettafeltjes van Ayush Kasliwal.
Caroline Notté liet de zithoek aan de tuinzijde met bladgoud bekleden door Céline Nassaux. Staande lamp van Svend Aage Holm Sorensen. Deense vintage zetels van Greta Jalke en geometrische vaas van Ettore Sottsass (Bitossi Ceramiche). Ronde bijzettafeltjes van Ayush Kasliwal.© Jan Verlinde

ZITHOEK IN BLADGOUD

De plek is ideaal voor een pied-à-terre in het groen. Hier voelt Caroline Notté zich de koning te rijk, en komen alle meubels en objecten waarmee ze zich omringt tot hun recht. In de zithoek liet ze een wand blauw schilderen, een tint van Corbusierinspiratie. Een andere zithoek aan de tuinzijde liet ze bekleden met bladgoud dat de lichtinval intensifieert. De aankleding is artistiek en bohemien, met vele trouvailles, kunstwerken en origineel design, zowel vintage als nieuwe creaties. “Koele en strakke interieurs zijn niet aan mij besteed en ik moet me ook met kunstwerken omringen die me nauw aan het hart liggen”, legt Caroline Notté uit. “Ik hou bijvoorbeeld van de tafels van Armand Jonckers, de foto’s van Benoît Feron of de tekeningen van Paulo Climachauska en de textielwerken van Joana Vasconcelos.”

Caroline is trouwens niet alleen actief als architect, ze richt ook huizen, winkels en restaurants in, en is ook zelf kunstfotograaf. “Ik denk nu wel niet dat de woning destijds op zo’n manier werd bewoond, maar het is voor mij sowieso een bijzonder inspirerende plek die je eigenlijk een beetje laat rondreizen. Je waant je hier zowel in België als, zeker in de wat wilde tuin, ergens in Brazilië.”

De originele inkomhal uit de jaren 20, indertijd pure avant- garde. Het reliëf rechts stelt de vrouw van de architect voor. Achter het vintage dagbed van Hans Wegner: geometrische vazen van Ettore Sottsass (Bitossi Ceramiche) en een lampje van Jean François d'Or. Vaas op de vensterbank van Arik Levy. Tapijt uit de collectie van Michel Antoine. De plaid op de zetel komt uit de collectie van Mille et Claire.
De originele inkomhal uit de jaren 20, indertijd pure avant- garde. Het reliëf rechts stelt de vrouw van de architect voor. Achter het vintage dagbed van Hans Wegner: geometrische vazen van Ettore Sottsass (Bitossi Ceramiche) en een lampje van Jean François d’Or. Vaas op de vensterbank van Arik Levy. Tapijt uit de collectie van Michel Antoine. De plaid op de zetel komt uit de collectie van Mille et Claire. © Jan Verlinde
De mozaïekvloer kaapt alle aandacht weg. Trapleuningen van metaal.
De mozaïekvloer kaapt alle aandacht weg. Trapleuningen van metaal. © Jan Verlinde
Het gebouw vanuit de tuin, met op de voorgrond een stalen tuinzetel van Pol Quadens.
Het gebouw vanuit de tuin, met op de voorgrond een stalen tuinzetel van Pol Quadens.© Jan Verlinde
De intiemste hoek van de living, met een blauwe wand, een vintage paravent van Alvar Aalto, een zitbank van Hans Wegner en op de voorgrond bijzettafels van Armand Jonckers.
De intiemste hoek van de living, met een blauwe wand, een vintage paravent van Alvar Aalto, een zitbank van Hans Wegner en op de voorgrond bijzettafels van Armand Jonckers. © Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content