Belgisch architectenteam creëert vakantieproject in Kaapverdische oase

De gordijnen zijn van Claire Tondeleir uit Antwerpen. De stoel is tweedehands en de kussens zijn van lokale makelij. © FRANCISCO NOGUEIR
Veerle Helsen

In een geheime kustbaai op Kaapverdië bouwt een Belgisch architectenteam dertig villa’s en een hotel vlak bij de Atlantische Oceaan. Het geheel is zo sfeervol dat het straks ongetwijfeld opgepikt wordt door de grootste designbladen ter wereld.

In 2012 vliegt de Antwerpse ingenieur Jan Talboom naar Kaapverdië voor een vakantie met zijn zoon. Het vliegtuig maakt onverwacht een bocht boven een baai op het eiland São Vicente. Talboom raakt betoverd door het zicht op een indrukwekkende stenen woestijn aan zee en eenmaal op het tarmac probeert hij de baai te lokaliseren. Operatie Finding Neverland, want ze heeft op dat moment nog niet eens een naam. De verborgen zeebocht ligt in het midden van nergens, een vergeten uithoek in het noorden van het eiland. Er loopt geen weg en het maanlandschap is alleen te bereiken met een 4×4. De natuur kleurt terracotta (gebergte) en blauw (van de zee).

De vakantiehuizen zien eruit alsof ze recht uit een interieurmagazine zijn geplukt: exotisch, gedurfd en met internationale allure.
De vakantiehuizen zien eruit alsof ze recht uit een interieurmagazine zijn geplukt: exotisch, gedurfd en met internationale allure.© FRANCISCO NOGUEIR

Talboom raakt in de ban van de baai en terug in België overtuigt hij projectontwikkelaar Serge Hannecart om mee te werken aan zijn wilde droom, een vakantieproject in een woeste en onbereikbare oase. Hannecart is CEO van het Antwerpse vastgoedbedrijf LIFE, dat al meer dan 25 jaar meedraait, en vooral bekend is als drijvende kracht achter de co-working spaces Fosbury & Sons. Vandaag zijn de eerste villa’s klaar (deel verkocht, deels te koop) en zijn de contouren van een hotel vastgelegd. De vakantiewoningen zien eruit alsof ze recht uit een interieurmagazine zijn geplukt: dromerig, exotisch, gedurfd en met internationale allure. Hannecart sprak voor het ontwerp op Kaapverdië twee Belgische bureaus aan: POLO Architects (architectuur) en Going East (interieur).

De lamp werd door een lokale ambachtsman vervaardigd, de stoelen zijn tweedehands.
De lamp werd door een lokale ambachtsman vervaardigd, de stoelen zijn tweedehands.© FRANCISCO NOGUEIR

Andere toeristen

‘Vastgoedproject’, ‘investeerders’ en ‘ontwikkelaars’ zijn woorden waar normaal ook onze tenen van gaan krullen. Maar in dit ontwerp zit zoveel warmte, ziel en betrokkenheid dat enige nuance op zijn plek is. ”Is het zonde om een ongerepte baai te ontwikkelen voor toerisme?’ Dat is dé vraag die we ons stelden voor we aan dit project begonnen’, zegt Patrick Lootens van POLO Architects nog voor we zelf de vraag kunnen stellen. Het intuïtieve antwoord is ja. Ja, dat is zonde.

Door een gevlochten dak komt de zon piepen. Ze trakteert het huis op een schaduwspel.
Door een gevlochten dak komt de zon piepen. Ze trakteert het huis op een schaduwspel.© FRANCISCO NOGUEIR

Maar als je de context beter leest, wordt de vraag moeilijker te beantwoorden. Natuur versus architectuur. Omgeving versus mens. Kaapverdië, 500 kilometer voor de kust van Mauritanië en Senegal in West-Afrika, is een van de armste landen ter wereld. Het klimaat is droog (350 dagen zon per jaar) en exportmogelijkheden zijn schaars. Toerisme is een belangrijke bron van inkomsten voor de eilandbewoners, om niet te zeggen de redding. ‘Het is pas door het eiland te bezoeken en met de mensen te praten dat je die nuances kunt zien. Als niemand ooit in dit land durft te investeren, blijft het steken in armoede’, zegt Lootens.

‘Een plan als dit kan een positief effect hebben’, zegt ook Anaïs Torfs van interieurbureau Going East, die bevestigt dat ze in eerste instantie worstelden met dezelfde vraag.

De eettafel werd vervaardigd door Toni en Paul, twee lokale meubelmakers. Ook de houten kasten en de keuken (in mortex) werden in Kaapverdië geproduceerd.
De eettafel werd vervaardigd door Toni en Paul, twee lokale meubelmakers. Ook de houten kasten en de keuken (in mortex) werden in Kaapverdië geproduceerd.© FRANCISCO NOGUEIR

Terug naar de context van het verhaal. Het bekendste en populairste eiland op Kaapverdië, Sal, is stukgemaakt door het toerisme. All-inresorts, een wildgroei aan hotels en weinig respect voor lokale tradities hebben de ziel van het eiland aangetast. Het eiland São Vicente is anders. Het heeft weinig of geen hoogbouw, wordt het culturele hart van Kaapverdië genoemd en is het enige eiland waar architecturaal iets beweegt. Dat heeft het te danken aan Moreno Castellano en Eloisa Ramos, twee lokale architecten. Samen bouwden ze onder meer het Terra Lodge Hotel en het Aquiles Eco Hotel, hotels met een fantastische façade, en ze tekenen momenteel een museum voor schone kunsten dat in de hoofdstad moet opengaan. Ze zetten de toon voor een architecturale traditie die door het Belgische team wordt voortgezet met dit project, dat de naam Barefoot Luxury kreeg. Andere architectuur trekt ook andere toeristen aan. ‘Het zou een droom zijn als São Vicente om dit soort projecten bekend kon worden’, zegt Torfs. Het eiland krijgt nu internationale steun die hopelijk een doordacht toerismebeleid kan stimuleren.

Belgisch architectenteam creëert vakantieproject in Kaapverdische oase
© FRANCISCO NOGUEIR

De grote verdwijntruc

‘Met respect voor omgeving, natuur en bewoners’, zegt Patrick Lootens. ‘Dit zijn geen wereldvreemde, koloniale, witte villa’s met zicht op zee.’ Voor de muren gebruikte POLO Architects een lokale natuursteen die in de vallei ter plaatse ontgonnen werd. ‘Op die manier schakel je een duur en vervuilend transport uit en creëer je een woning die ‘zich nestelt’ in de omgeving.’ Als er zoiets bestaat als ‘introverte’ architectuur, dan is dit vakantiehuis een goed voorbeeld. De stenen werden gemetseld volgens een arbeidsintensieve traditie die de Kaapverdiërs als sinds mensenheugenis in hun vingers hebben. Het resultaat zijn villa’s die bijna verdwijnen in de natuur. ‘Van op een afstand zie je geen gebouwen staan’, zegt Patrick Lootens, en de foto’s geven hem gelijk.

Belgisch architectenteam creëert vakantieproject in Kaapverdische oase
© FRANCISCO NOGUEIR

Ook Going East koos in het interieur voor timide kleuren. ‘In onze voorstudie gingen we lokale materialen ‘rapen’ in de baai. Die hebben we vervolgens in potjes verzameld en ter plekke uitgestald’, vertelt Anaïs Torfs. ‘En toen wisten we dat we in de tinten van het maanlandschap wilden blijven.’ De projecten van Going East worden vaak omschreven als picture perfect, maar achter de mooie façade zit ook een mooie filosofie. Hun ontwerp op Kaapverdië is een miniverhaaltje waarin lokale materialen en mensen een hoofdrol kregen.

‘De schrijnwerkers hebben we gevonden tijdens de voorbereidingen voor het carnavalsfeest’, vertelt Torfs. ‘Ze vieren dat op een fantastische manier en een van de paradewagens had zo’n gedetailleerde afwerking dat we de makers gecontacteerd hebben.’ Die makers, Paul en Toni, hebben de overkapping op het terras gebouwd. Door een gevlochten dak komt de zon piepen en tegelijk speelt ze een spel met schaduwen. Daarnaast stelden Michiel en Anaïs een compleet team Kaapverdische ambachtslui samen, met onder meer ook tuinman Adilson, lasser Nunno, rietvlechter Oliver en glaskunstenaar Nelson. ‘We wilden zo weinig mogelijk importeren en zoveel mogelijk tradities van hier aanspreken’, zegt Torfs. Going East tekent warmte in hun ontwerpen en het zijn de onzichtbare menselijke verhalen die de pictures zo perfect maken.

Voor de muren gebruikte POLO Architects lokaal ontgonnen basalt. De muren zijn gemetseld volgens een arbeids-intensieve methode die de Kaapverdiërs al generaties in de vingers hebben.
Voor de muren gebruikte POLO Architects lokaal ontgonnen basalt. De muren zijn gemetseld volgens een arbeids-intensieve methode die de Kaapverdiërs al generaties in de vingers hebben.© FRANCISCO NOGUEIR

Vrolijk maar verweerd

Het klikte tussen Anaïs en Kaapverdië en die liefde zit in elk detail van het huis. ‘Ja, we zijn verliefd geworden, meteen al na de landing. In onze taxi speelde Cesária Évora op de radio (de beroemde zangeres die een Grammy won en altijd blootsvoets optrad, werd op dit eiland geboren, red.). Ik had haar al lang niet meer gehoord en haar muziek raakte me’, vertelt Torfs. ‘Mijn grootvader had vroeger een audiowinkel en legde vaak haar platen op. Die connectie zorgde meteen voor een emotionele klik met het eiland.’

In de woorden van zowel Patrick Lootens als Anaïs Torfs klinkt saudade en gemis. Van tranen bij de muziek tot veel te veel glaasjes grogue, de lokale rum met een alcoholpercentage van veertig procent. Iedereen die aan dit project meewerkte, is gevallen voor het eiland. Dat is nochtans niet vanzelfsprekend, want São Vicente is geen crush op het eerste gezicht. Mindelo, de hoofdstad, is het soort plek dat je moet leren appreciëren. Bij een eerste bezoek is het moeilijk connecteren en vraag je je af waar de cultuur zich verstopt heeft. Pas vanaf dag twee krijgt de stad een smoel. Dat komt door de bewoners (vrolijk), de huizen (alle kleuren van de regenboog) en de muziek (overal). Na twee dagen Mindelo besef je plots dat cultuur ook een andere betekenis kan hebben dan onze traditionele westerse invulling. Zowel het eiland als dit ‘vastgoedproject’ hebben meer te vertellen dan je in eerste instantie denkt. POLO Architects en Going East hebben letterlijk geproefd van São Vicente en zijn erin geslaagd om de complexe, vrolijke maar verweerde ziel in een hedendaags interieur te vertalen. ‘Het zijn de kleine dingen die het hem doen’, legt Torfs uit. ‘Er zit overal een dubbele laag verborgen.’

Van op een afstand zie je de gebouwen nauwelijks staan.
Van op een afstand zie je de gebouwen nauwelijks staan.© FRANCISCO NOGUEIR

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content