Sleen doet de regie, ik geef NERO zijn mimiek en decors. (Dirk Stallaert)

Al 3 jaar en 13 albums tekent Dirk Stallaert (40) de Nero-verhalen die geestelijke vader Marc Sleen hem voorlegt. Zopas nog ontving hij de Bronzen Adhemar voor zijn in klare-lijnstijl getekende Nino-albums. In het verleden heeft de Aalsterse tekenaar wel vaker met sukses allerlei stijlen uitgeprobeerd. Kijk maar naar zijn vroegere werk Kitty in Gazet van Antwerpen, zijn samenwerking met Jean-Pol voor Kramikske, e.a. Maar is het wel zo fijn om een kameleon te zijn ?

?Ik was al een tijd met Nino bezig toen Marc Sleen een wedstrijd uitschreef. Hij zocht een opvolger. Op dat ogenblik had ik geen tijd om deel te nemen. Pas later, toen ik hoorde dat hij geen laureaat vond, heb ik mijn onafgewerkte tekeningen ingezonden. ’s Anderendaags al kreeg ik telefoon : hij vond ze fantastisch. Wat hij erin gezien heeft, weet ik niet. Ze leken nergens op. Misschien was hij wanhopig. De andere inzenders hadden geen niveau of hadden niet de moeite gedaan om zijn stijl te benaderen. En dat is nu precies mijn sterkte. Of is het een zwakte ? Ik vraag het mij af. Bij andere tekenaars zie je dat ze zich in het begin heel sterk door een bepaald model laten inspireren. Ik heb altijd veel voorbeelden gehad en had de pech dat ik ze vrij goed kon naäpen. Vroeger dacht ik : op de duur zullen die stijlen zich wel vermengen, dan krijg ik mijn eigen stijl. Maar dat is niet gebeurd. Ze zijn naast elkaar blijven bestaan, als olie naast water. Vraag me om iets à la Vandersteen of à la Morris te tekenen, en dat zal ook wel lukken.

Voordat ik met hem samenwerkte, had ik Sleen nooit ontmoet. Toen ik 5 was, heeft mijn grootmoeder wel een paar van mijn tekeningen naar hem opgestuurd. Niet veel meer dan schetsen eigenlijk, krabbels van een kind. De brief die hij terugschreef, heb ik nog altijd in mijn Poëzie steken. Hij schreef : ?Als dat werkelijk tekeningen zijn van een 5-jarige, dan heeft hij zeker talent.” Hij scheen het niet te kunnen geloven.

Het was meteen serieus werken voor Sleen. Nadat hij het lopende verhaal had afgerond, moest ik inspringen. Samen met een stripverhaal moet je ook een persoonlijkheid overnemen en de stijl van Sleen heeft heel wat persoonlijkheid. Hij kan op een bepaald ogenblik een zeer realistisch portret in zijn verhaal steken, terwijl twee prentjes verder een ventje met zeer korte benen en ongelooflijke lange armen opduikt. Sleen springt zeer los om met zijn stijl.

We werken nu zo, dat Sleen mij schetsen levert die de handeling duidelijk maken. Soms staat er een uitgewerkt personage tussen, meestal is het rudimentair. Sleen doet eigenlijk de regie van de strip, bepaalt welk figuur waar staat. Ik krijg de vrijheid om houdingen te bepalen, gelaatsuitdrukkingen, ook perspektieven die Sleen zelf nooit gebruikt heeft. Natuurlijk is hij een specialist als het op natuur en dieren aankomt. Teken ik een vogel, dan ziet hij meteen de fouten. Maar ik heb de indruk dat hij zich inhoudt. Hij weet ook wel dat hij Afrika-verhalen beter zelf kan doen.

Het is best mogelijk dat sommige kollega’s mijn stijl beter vinden dan die van Sleen, maar ik zie dat anders. Ik heb zijn stijl altijd sympatiek gevonden. Alleen is het publiek veeleisender geworden. Sleen trok zich vroeger van achtergronden niets aan. Als er zich een scène in een stad afspeelde, dan tekende hij een prentje met hier en daar een uitgewerkt gebouw en voor de rest blinde muren. Nu vraagt hij zelf om de decors te detailleren. Maar vaak vind ik het te ver gaan. Omdat een krantestrip klein wordt afgedrukt, gaan de details een beetje verloren. En in elk handboek zal je lezen : geen overbodige details op de achtergrond. Omdat die afleiden van het verhaal. Maar de reakties van het publiek wijzen blijkbaar in een andere richting.

Anderzijds wil Sleen dan weer niet dat ik fouten verbeter. ?Laat maar staan.” Zo heeft hij altijd gewerkt. In het begin hertekende ik hele pagina’s van Nero, zoals ik dat voor mijn eigen beeldverhalen deed. Ik heb ingezien dat die werkwijze niet erg handig is. Binnen de kortste keren kijk je tegen een achterstand aan. Het is een gigantische taak, zo’n krantestrip. Aanvankelijk had ik gehoopt, naast Nero, met Nino op een volwaardige manier te kunnen voortdoen. Dat is niet gelukt. Maar ik heb bij Sleen wel sneller en efficiënter leren werken.

Een probleem dat nog moet opgelost worden, is dat van de scenario’s. Ik kan ideeën leveren. Dialogen schrijven, gaat me ook nog af. Maar bij het echte schrijven sta ik voor een muur. Dan denk ik : dit is toch al eens verteld ? Een echte scenarist staat daar niet bij stil. Die zal het verhaal op zijn manier nog eens vertellen.”

Dirk Stallaert : Sleen trok zich vroeger van achtergronden niets aan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content