“De Spice Girls, natuurlijk ken ik die! Hun succes duidt op de angst voor de vampiervrouw.” Filosoof Hubert Dethier schreef een geschiedenis van het denken over de eros. Het werd een pleidooi voor de vriendschapsliefde.

In de Renaissance duikt het beeld op van de mens die een kunstenaar wordt van zijn eigen leven. Dan weet je dat je leven ook op het gebied van liefde en eros moet slagen. Als je in de erotiek verkrampt geraakt, dan word je een slecht mens, dan verlies je het gevoel voor mild zijn. Een bezeten iemand ontspoort.”

Hubert Dethiers‘ boek De beet van de adder, deel 3. De tafel van smaragd kreeg de ondertitel Filosofieën van de Eros en het Goudland. Het is een rondgang langs vele bekende en vergeten denkers en schrijvers. Velen uit de 16de, 17de, 18de eeuw. En hij verwijst geregeld naar de Middeleeuwen. Hubert Dethier is hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij doceert er o.m. de cursussen Filosofie van de Middeleeuwen en de Moderne Tijden, Geschiedenis der godsdiensten, Filosofie en kritiek van de religie. Hij is germanist, filosoof, kandidaat klassieke talen en graficus van opleiding. Die smeltkroes van intellectuele en artistieke achtergronden schemert door in zijn magnum epos. Zijn opzet is een groots werk achter te laten onder de titel De beet van de adder. Een eerste deel ging over de ketters en de deugd in de Middeleeuwen. In een tweede deel behandelde hij geloof en weten in de Middeleeuwen. In een vierde deel zullen de parallellen tussen de Renaissance en onze tijd aan de orde komen. Daartussen ligt het derde deel, De tafel van smaragd, een boek over het ontstaan van een nieuw zinnelijk gevoel dat samenhangt met het ontstaan van de steden. Het is een boek waarin Dethier aan de hand van citaten, ook uit zijn eigen dagboeken, een denken ontwikkelt over de liefde.

Hoe dicht staat de filosofie bij de liefde?

Hubert Dethier: Als je Plato leest of de teksten van Aristoteles, is het alsof die gisteren geschreven zijn. Er is geen eigenlijke vooruitgang in de filosofie. Dezelfde problemen komen steeds terug. Vriendschap, liefde, er is altijd over nagedacht.

De beet van de adder, de titel die u aan uw boeken meegeeft, komt uit Nietzsches “Also sprach Zarathustra”.

Hij verwijst daarmee naar de passionele, zwelgende liefde die de mens helemaal opslorpt. Maar na het zich verliezen in deze liefde dreigt er voor de gedreven mens nog een tweede gevaar: het zelfmedelijden. Nietzsche spreekt over een soort van christelijke verontwaardiging waaraan we ten prooi vallen na het gevoel van denkbeeldig aangedaan onrecht.

Ik gebruik de titel in de eerste betekenis, in de zin van eros, het ziekelijk verlangen van de mens naar het herstellen van een verloren gegane eenheid. Plato sprak erover in Het gastmaal. In dit werk gaat hij op zoek naar de essentie van de liefde door verschillende mensen erover aan het woord te laten. Een van de stellingen die verdedigd wordt, is die van Aristophanes. Hij zegt dat onze voorouders een perfecte eenheid vormden. Zij waren samengesteld uit twee delen. De mens had vier armen en handen, op een cirkelvormige nek zaten twee gezichten, en hij had vier benen en voeten. De mens had ook twee schaamdelen. Daarom waren er drie seksen: de mannelijke met twee mannelijke geslachtsdelen, de vrouwelijke met twee vrouwelijke, en de androgynen die waren samengesteld uit het mannelijke en het vrouwelijke. Maar de mensen werden hooghartig en Zeus, hun oppergod, besloot ze doormidden te snijden in de lengte. Dat betekende het einde van de vervulling. De mens was een stuk van zichzelf kwijt. Sindsdien is hij voortdurend op zoek naar de helft die bij hem past. Die zoektocht wordt liefde genoemd.

Was het belangrijk voor u om over die eros te schrijven?

Ja, uit ethische overwegingen. Als er een seksueel probleem aan de basis van je gedrag ligt, kan je nooit ethisch correct worden. Vele mensen zijn zwaar gefrustreerd, ook mensen die religieus onderontwikkeld zijn, zij gaan zich alleen in dogma’s interesseren. Wie seksueel mislukt is en niet gelukkig kan zijn, maakt veel kans zich op andere mensen te willen wreken. Hij is altijd bezig zijn wonden te likken.

Waarom moet de eros altijd ontsporen?

Het gaat naar Satan, het gaat naar De Sade. Ook in mijn boek krijg je die lijn. In de liefde leert men zichzelf en zijn vermogens beter kennen. We vernemen van onszelf en van de ander dat we op een zeer bepaalde manier in elkaar zitten. Sluimerende gevoelens of instincten, bepaalde intellectuele voorstellingen die tot fantasieën kunnen leiden, worden ineens tot ontwaken gebracht. We stellen vast dat er bepaalde seksuele perversiteiten in onszelf bestaan. Door een betere kennis van de zaak worden wij ons ook bewust van de mogelijke ontsporingen. Hierdoor wordt onze verantwoordelijkheid zeer zwaar op de proef gesteld. Hoe verstandiger wij worden, hoe meer verbeeldingskracht wij krijgen en hoe meer wij zien dat bepaalde fantasieën een steuntje kunnen zijn voor het beleven van onze seksualiteit. Zeker in een wereld waar frigiditeit en impotentie toeneemt. Men bedenkt middeltjes om daaraan te ontkomen. Trouwens, de hoofdklacht tegen heksen was dat ze mannen impotent maakten.

Hoe verklaart u dat?

Op het einde van de Middeleeuwen werd men geconfronteerd met zeer snelle maatschappelijke en politieke overgangen waarin men niet goed wist wat men met de vrouwen moest doen. In die tijd was er een zeer grote vrouwenbeweging. Deze is bloedig onderdrukt. Je zou haast kunnen spreken van een soort genocide. Men was bang voor maatschappelijke verschuivingen. Men was vooral bang dat de vrouw meer macht en verantwoordelijkheid zou krijgen. De kerk ontketende een zware strijd tegen de vrouw.

Angsten worden geconcretiseerd in zondebokken. Joden en vrouwen en arme Arabische vreemdelingen zijn altijd de zondebokken van de geschiedenis geweest.

In een periode van zeer zware stress, van ziektes en angsten en schaarste, denk aan de Dertigjarige Oorlog, krijgen mensen zo’n zware problemen dat die een invloed gaan krijgen op hun seksualiteit. Het maakt hen overmatig seksueel agressief.

Impotentie was al een probleem in de Middeleeuwen. Erasmus schrijft erover. Ook Montaigne schrijft over zijn eigen impotentie. De humanisten spreken op een zeer openlijke manier over hun seksueel leven. Pomponazzi zegt aan zijn studenten: “Ik ben zestig en ik heb problemen met mijn potentie. Ik moet allerlei middeltjes gebruiken.” Kan je je zoiets voorstellen in de huidige academische wereld?

Het christendom heeft met het concilie van Trente de seksualiteit willen onderdrukken. Men krijgt daarop een echt laboratorium van manieren om over seksualiteit en eros en een diepe relatie na te denken. Men zou hetzelfde van deze tijd kunnen zeggen. Ik zie door het toenemende aantal studenten in ons avondonderwijs wijsbegeerte de groeiende belangstelling voor filosofie. Doordat men van het geloof afvallig is geworden, voelt men zich uitgedaagd om met eigen middelen over het leven na te denken, over de zin van het bestaan. Mensen moeten opnieuw nadenken over het geloof, niet in de religieuze betekenis van het woord, maar wel over het geloof in zichzelf, in de andere, of in de doelmatigheid van de geschiedenis.

U staat in uw werk stil bij het beeld dat de late Middeleeuwers van de liefde hadden.

Ik heb altijd van de Arthur-romans gehouden. De Middeleeuwse liefde wordt op verschillende manieren beleefd. De geliefde is in eerste instantie een geheim dat ons wenkt. Zij confronteert de ridder met een opdracht, die de man ertoe moet brengen zichzelf te overwinnen. Kijk naar de graalgeschiedenis, de man moet tot het uiterste gaan. De middeleeuwer ziet de liefde als een opdracht die hem ertoe brengt zijn mannelijke seksuele brutaliteit om te zetten in de zin voor schone daden voor zijn dame. De vrouw wordt een middel voor de man om zichzelf te verwezenlijken, zij is het goddelijke zelf, zij is de koningin waarvan de man de vazal is. De liefde is daarnaast ook iets wat de sociale beperkingen te buiten gaat. Het gaat altijd over buitenechtelijke relaties, de liefde is niet mogelijk binnen het huwelijk zelf. Dat moet Arthur zelf ervaren. En er is nog een derde aspect aan de middeleeuwse hoofse liefde: de vrouw wordt aangestoken door de liefde en daardoor tot leven gewekt. Amor ontmoet potentia, de liefde ontmoet een bron van mogelijkheden, heet dat. In sprookjes noemen ze dat de prinses die wakker wordt gekust. Bij het ontstaan van het burgerdom zal de liefde nog andere vormen aannemen. In het burgerdom krijgt de vrouw een zeer bepaalde taak toegewezen. Zij moet het huishouden doen, zij moet de man als koopman bijstaan, zij moet de kinderen opvoeden. Voor de mens die een leven is gaan leiden binnen de stadsmuren, wordt zij de verheerlijkte, afwezige natuur.

Ziet u parallellen met het huidige vrouwbeeld?

Ja. Ook op dit ogenblik is er een zeer bepaalde bezetenheid voor de vrouw. Er wordt met vrouwelijke aantrekkelijkheid gepronkt in het openbaar. Neem nu Claudia Schiffer die volgens de reclame de Citroën uitgetest zou hebben. Het gaat niet meer om die vrouw zelf in de wagen, maar om de seksuele betekenis die zij uitstraalt. De impact van de eros in ons straatbeeld is groot. Eigenlijk staat de reclame bol van middeleeuwse motieven. De ridder wordt verhevigd in zijn mannelijkheid door op een paard te zitten. Ook de man van nu laat zich afbeelden achter het stuur van een sterke, snelle wagen die verwijst naar zijn seksuele kracht.

De geschiedenis toont aan dat de angst en de fascinatie voor de fatale vrouw geregeld opduiken. Ooit ontaardde dat in de heksenvervolging. Nu wordt het beeld van het wilde vrouwtje zelfs vrij populair. Kent u bijvoorbeeld de Spice Girls?

Natuurlijk ken ik die! Dankzij mijn kleindochters. Hun succes duidt op de ingeboren angst voor de vampiervrouw. Het is de fatale vrouw, het is de vrouw die de man met angst maar ook met fantasma’s vervult. Het is de vrouw waar hij naar verlangt wanneer hij zich bewust wordt van een aantal mannelijke mankementen in zich. Hij wil een superman worden. Hij meent dat hij dat kan bewerkstelligen door in de buurt te komen van de vrouw die breekt met de banale werkelijkheid.

Het zit zo: we zijn allemaal afvallig. We zitten allemaal in een soort van crisis. De godsdiensten hebben het niet zomaar meer voor het zeggen. Er is een soort van heropbloei van een andere religie. We hebben nu de religie van de vrouw. De vrouw wordt weer beschouwd als de Gouden Tijd. De erotiek, de seksualiteit wordt beschouwd als een paradijs hier op aarde dat we misschien later niet meer zullen beleven. Aangezien we niet meer zo geloven in het hiernamaals, proberen we hier zo lang en zo goed mogelijk te leven. We proberen er op tachtig jaar nog uit te zien als een vijftigjarige. Het geluk wordt zeer sterk geassocieerd met seksualiteit en met een zo lang mogelijk seksueel actief leven dat alleen gericht is op prestatieseks. Dat is de ontsporing die ik wil aanduiden in mijn boek. Men denkt niet altijd meer aan de liefde. Men doet aan seksuele krachtpatserij en men verliest daardoor iets essentieels, iets kinderlijks. We vergeten de geestelijke component van de erotiek: de behoefte aan tederheid, de behoefte aan troost, de behoefte aan een moeder of een vader.

U spreekt in dat opzicht over vriendschapsliefde.

Liefde is zoveel zinvoller wanneer ze ook als een soort van geestelijke verwezenlijking beschouwd wordt, als een vriendschap met de ander bijvoorbeeld. Het is veel prettiger als we die liefde niet zo totalitair meer gaan beleven, als een totaal in beslag nemen van de ander, als een verslaving.

De vriendschapsliefde, een begrip van de epicuristen, is niet de verslavende liefde. Ze is een liefde waarbij je de ander in zijn zelfstandigheid, in zijn eigen volwassenheid erkent, waarbij je niet altijd bij de ander moet zijn, even alleen kan zijn en ook goed beseft dat je niet alleen het leven van de ander kan invullen. Het is het goedvinden dat de ander ook nog iemand of iets anders dan jezelf nodig heeft.

Onze politici spreken over de “actuele” ontsporingen, alsof Dutroux een nieuw tijdperk heeft ingeluid. Hoe staat u daar tegenover?

Seksuele perversie is van alle tijden. Hoezeer we ons ook bewust inspannen om te weten, het is ook dankzij het weten, dankzij het bewustzijn dat er fantasma’s groeien. Maar dankzij dat weten moeten we ook onze ethische verantwoordelijkheid opnemen om de liefde op een zo deftig mogelijke en een zo normaal mogelijke manier te beleven. Ondanks alles blijven er in ons lichaam, in onze geest schaduwen aanwezig. Die schaduwen maken dat er iets schrikaanjagends leeft in ieder van ons.

Hoe vecht u tegen die schaduwen?

Als ethisch mens wil je die gevoelens gedeeltelijk onderdrukken. Maar soms, in zeer beperkte mate, geef ik toe aan mijn schaduwen. Men moet soms in beperkte mate en op een beheerste manier aan zijn agressie toegeven. Soms doe ik dat door eens uit te vliegen. Je moet niet altijd onderdrukken, je moet soms onbehoorlijk optreden, maar ik meen, en dat is een zeer delicaat onderwerp, dat men soms ook aan zijn seksuele fantasieën moet toegeven. Zo kan het soms zelfs goed zijn voor een huwelijk dat er zich een buitenechtelijke verhouding ontwikkelt. Het kan mensen uit elkaar drijven, dat is bijna altijd het geval, maar het kan ze ook nader tot elkaar brengen.

Hoe verhoudt zich de pornografie tot die cultuur van de eros?

Ik heb een tijdje lesgegeven aan de universiteit van Pretoria, en daar was pornografie een ernstig onderzoeksdomein in de communicatiewetenschap. De pornografie was naar verluidt gebruikt door de subversieve bewegingen in positieve zin, als een etnisch wapen om de hypocrisie van al die puriteinen, van die verkrampte Afrikaners met een totaal zieke seksualiteit te ondermijnen. We zouden hetzelfde kunnen doen in onze cultuur. De dialogen en de scènes in pornofilms zijn misschien wel banaal, maar anderzijds kan men er wel uit leren hoe mensen over het gewone leven denken: ze gebruiken in die films veel dingen uit hun eigen leven en vergroten dat uit. Er zijn natuurlijk tegenargumenten aan te halen bij harde porno. Vele mensen komen nu met seksuele ontsporingen in aanraking door de berichtgeving. Men vraagt zich af of dat ook zelf niet tot buitenissigheden aanzet. Of nog een bezwaar: het toeschouwer-zijn creëert een soort onverschilligheid. Hoe verklaar je anders dat je nu verhalen hoort over een vrouw die wordt afgemaakt terwijl er twintig mensen rondstaan? Ze kijken toe, zonder de minste vorm van participatie.

Hoe moeten mensen zich anderzijds wapenen tegen dat aanbod van “negatieve” modellen.

Ik kan hierbij alleen de rol van het onderwijs nog eens benadrukken. We moeten ons terug bij anderen betrokken leren voelen.

U wil zeer menselijke aspecten in uw denken behandelen.

Ik zie de filosofie niet als een bundeling van teksten maar als een reeks persoonlijke getuigenissen. Handboeken filosofie zijn meestal veel moeilijker dan de filosofische geschriften zelf. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar Nietzsche kan je zo lezen. Filosofen zijn geen dode honden. We moeten met hen een gesprek aangaan. In handboeken als dat van Störig worden filosofen gepresenteerd als gebalsemde lijken. Ik wil vooral laten zien hoe menselijk ze zijn. Het zijn geen wereldvreemden. De filosofie is er voor iedereen en iedereen is in mindere of meerdere mate filosoof. De filosofie mag niet verworden tot een wereld van beroepsmensen. Filosofen behandelen problemen op een verstandige en scherpzinnige manier die haaks staat op alle cafépraat. Wij moeten ons hoeden voor dat oppervlakkige gebabbel over de belangrijke onderwerpen die ons aangaan. We moeten daar op een andere manier over spreken.

Wat is volgens u de functie van de filosoof in deze tijd?

Filosofen zouden een ontwikkeld geweten kunnen helpen ontplooien bij hun medemensen. Zij zouden zich medeverantwoordelijk moeten voelen voor de bewustwording. Mensen kunnen veel meer dan we van hen verwachten. Wat er nu gebeurt door de commerciële televisie is verschrikkelijk. Men maakt alles veel te gemakkelijk. Men denkt rekening te moeten houden met de kijkdichtheid. Dat zou moeten betekenen dat er slechte programma’s gemaakt mogen worden die uitpuilen van een vreemde soort middelmatigheid en schunnige moppen. Dat is een soort van verlicht despotisme. De mensen zijn zo dom niet!

Hubert Dethier, De beet van de adder, deel 3. De tafel van smaragd, VUBpress, 1997.

Anna Luyten / Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content