De wielersport kent een imagoboost. Behalve de Muur van Geraardsbergen beklimt de wielertoerist ook de sociale ladder, en de rennersuitzet wordt steeds duurder en flitsender.

Foto’s Lieve Blancquaert

“Wedden dat ik de top haal?”

Minister-president van de Vlaamse regering Patrick Dewael (46) zit doelbewust in het zadel. “Het is een kwestie van evenwicht, anders houd je een onregelmatig leven met korte nachten niet vol. Vroeger tenniste ik en reed ik paard, nu zit ik liever op de fiets. Eerst deed ik kleine afstanden, louter recreatief, nu fiets ik vaker in groep, met vrienden. Meestal op zondagvoormiddag, al trek ik er op mooie zomeravonden vaak alleen op uit. Het blijft een gemoedelijke en sociale bedoening, ik jaag niet op afstanden en snelheid. Na een tocht van zeventig à honderd kilometer pakken we samen een pint en praten we over de voorbije of de komende week. Dan ben ik heerlijk ontspannen. Fietsen is een uitlaatklep, al ben ik van nature nogal stressbestendig. In deze zware sport draait het om uithoudingsvermogen. Dat is ook wat ik bewonder aan Lance Armstrong of Johan Museeuw. Ze gaan diep, soms in gruwelijke omstandigheden. Maar goed, het moet een beetje pijn doen. Als ik van de fiets stap, wil ik me leeg voelen.”

Dewael fietst meestal in de eigen regio, met uitstappen naar Haspengouw en de Voerstreek. “Een heuvelachtig landschap, waar het aantal fietsroutes de jongste jaren flink toeneemt. Op zo’n parcours moet je je eigen tempo volgen en soepel trappen. Je moet ‘klein draaien’, anders sleur je al gauw aan je fiets. Veel technische kennis is er niet nodig. Een hartslagmeter heb ik niet, maar na wat valpartijen met schaafwonden draag ik wel een valhelm. Vooral in groep is het uitkijken dat je niet roekeloos wordt.”

Na een beklimming van Alpe d’Huez vorig jaar is tijdens de komende Tour de France de Mont Ventoux aan de beurt: “De plek waar Tom Simpson bezweek. Dat heeft als kind veel indruk op me gemaakt. Maar halverwege opgeven is geen optie. Wedden dat ik de top haal?”

“Een middel om karakter te kweken.”

“De liefde voor de fiets dateert al van mijn kindertijd”, bekent concertorganisator Herman Schueremans (48). “Naar en van het college in Leuven moesten we elke dag de Roeselberg en de Boelenberg over. Om het snelst natuurlijk.” Sindsdien onderneemt hij, afhankelijk van het seizoen, wekelijks een tocht van 60 tot 120 kilometer door het Leuvense, richting Hageland en Waals-Brabant. “Om het goed te doen moet je veel fietsen. Zelf heb ik te weinig tijd, al heb ik onlangs wel 120 kilometer gereden in de Ardèche. Nu, op mijn hoogtepunt haal ik gemiddeld 28 kilometer per uur, en dat betekent goed doortrappen. Dat houden mijn vaste fietspartners wel bij, maar zelf kan ik dan nog amper spreken (lacht). Voor mij is fietsen de perfecte ontspanning: ik kán gewoon niet aan mijn dagelijkse beslommeringen denken. Eigenlijk is het een middel om te leren op je tanden te bijten. En dat komt me te pas.”

Eind jaren tachtig gaf de Schueremans-ploeg een nieuwe impuls aan de noodlijdende Ronde van België: met truitjes van Walter Van Beirendonck en elektrische gitaren voor ritwinnaars vertaalde Schueremans zijn fietspassie ook naar de professionele wielersport. Als sponsor van een rittenwinnende Belgische wielerploeg nam Torhout-Werchter zelfs deel aan de Tour de France. Toen eind mei de Ronde van België uitreed, was Schueremans na twaalf jaar inactiviteit ook weer van de partij, als sponsor van de T/W-jongerentrui. “We moeten iets doen. Niet om onze naamsbekendheid, die is er toch al, maar om een positief signaal te geven aan een breed publiek. Wielrenners zitten niet bij de pakken neer, het zijn ook geen dikke nekken. Ze staan dicht bij het volk.”

“Een symbool van vrijheid.”

Wie in Maarkedal woont, een groen oord in de Vlaamse Ardennen op het parcours van de Ronde van Vlaanderen, belandt vanzelf op de trappers. Dirk Renard (62), directeur van de Onafhankelijke Ziekenfondsen, werd echter niet zomaar een fietsfanaat. “Als bergbeklimmer trek ik vaak voor een week de Alpen in. Daarvoor moet ik mijn conditie en uithoudingsvermogen opbouwen. Aan fietsen zijn er weinig risico’s verbonden: je lichaam wordt gedragen, dus raakt het op lange termijn niet beschadigd. Je kunt het altijd en overal doen, maar ook je leven lang. Voor mij is de fiets een symbool van vrijheid.”

Renard fietst minstens een halve dag per week en vaak alleen, onder meer langs Vlaamse waterwegen, waarbij hij ritten tot honderd kilometer maakt. Jaarlijks legt hij vier- tot vijfduizend kilometer af. Hij richtte ook een heuse wielerclub op. “Alleen durf ik wel eens een omweg te maken, dan blijf ik gerust acht uur weg. In groep moet je meer afspraken maken, maar het is wel prettiger en je presteert constanter. We houden de chronometer op het stuur goed in de gaten, al is dat op een heuvelachtig parcours als de Vlaamse Ardennen onbegonnen werk. Fietsers hebben onderling veel contact, vaak zijn het mensen die in ploegen werken, zoals fabrieksarbeiders of verplegers, of natuurliefhebbers.”

De huidige fietsrage dreigt de sport te veranderen, vreest Renard: “De jongste jaren besteden amateurs steeds hogere bedragen aan de nieuwste snufjes en materialen. De commercie brengt veel snobisme met zich mee.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content