Hij wordt steevast omschreven als een filosofische ultraconceptualist, maar zijn sculpturale, aërodynamische kleren zijn perfect draagbaar; nu ja, toch de meeste ervan. Maar de ontwerpen van Hussein Chalayan zijn vooral esthetisch, en tonen tegelijk een ander modespectrum.

Al sinds het begin van zijn carrière brengt Hussein Chalayan, 29 en Cypriotisch-Turks van origine, elke modejury in verwarring: is hij een productontwikkelaar die toevallig mode als zijn werkterrein heeft gekozen, of verzint hij kunstinstallaties, en zijn de rekken vol perfect uitgevoerde kleren niet meer dan een achteloos surplus? Chalayan weet als geen andere van zijn tijdgenoten al deze categorieën te combineren. Meer nog: hij haalt de tussenschotten tussen de verschillende vakjes neer, schijnbaar zonder moeite. Als tiener wilde hij niets anders dan architectuur studeren, maar op het laatste moment zag hij er toch van af.

Zijn eerste collectie toonde hij in een kunstgalerie. Er staan meer projecten met kunstenaars dan eigen collecties op zijn cv vermeld. “Je kan mij niet vergelijken met een andere ontwerper,” vindt hij, “want ik ben resoluut anders. Ik denk veeleer na over ruimte en volume in relatie tot het menselijk lichaam. Natuurlijk maak ik ook kleren. Maar ik benader mode als een ontwerper, in de ware, brede zin van het woord. Dus maak ik dingen die niet noodzakelijk als kleren moeten beschouwd worden. Het zijn objecten voor het lichaam.”

Hij heeft zijn eigen ritme, en een eigen inwendige klok. Hij houdt niet van de opgelegde vaart die Modeland dicteert. Hij laat zich niet meedrijven op de chaotische golven van seizoengebonden trends. Tot op zekere hoogte denken vele ontwerpers zoals hij: bekijk de loopbaan van om het even welke designer en de rode draad is vlug gevonden. McQueen zal zich altijd als een wildeman op zijn patroonpapier storten, bij Saint Laurent is steeds een smoking te zien en Versace zal immer grossieren in felle kleuren en ontklede huid. Chalayans dada’s zijn minder makkelijk te duiden, omdat hij helemaal buiten de modearena trekt, daar waar woorden als chic, boho en logo geen enkele betekenis hebben. Collega-ontwerpers trekken elk seizoen alle registers open om hun thema-van-het-moment te visualiseren, om alweer de grote verandering aan te kondigen. Chalayans collecties daarentegen zijn haast onderling verwisselbaar, zodat elke subtiele variatie, elke anders gelegde klemtoon bijna als een revolutie binnen zijn eigen universum wordt afgedaan. Ondertussen bevat zijn repertoire toch een aantal vertrouwde silhouetten: wijd uitwaaierende jurken die er letterlijk uitzien als ontluikende bloemen, of rechte japonnen in ongebruikelijke materialen, zoals gekreukt papier, of bedrukt met prints uit wetenschappelijke boeken, van meteorologische banen tot de uitgestippelde trajecten voor vliegtuigen in het luchtruim. Bij Chalayan vindt men nooit zoiets banaals als een slip dress. “De kledingmarkt dicteert dat mode vergankelijk moet zijn”, zegt hij. “Vele ontwerpers willen niets anders dan telkens weer iets nieuws brengen en er keer op keer aandacht mee trekken. Maar wanneer je, zoals ik, met beperkte middelen moet werken, dan heb je de luxe niet om zo te denken. Die vergankelijkheid is erg frustrerend, maar ik meen dat ik een manier gevonden heb om verder te evolueren met steeds dezelfde elementen.”

Zijn modeshows, om een voorbeeld te noemen, zijn anders. Wat haast iedereen vanzelfsprekend vindt bij een defilé, laat hij achterwege. Bij Chalayan geen zelfverzekerde halvemijlspassen, geen tikkende hakken, geen wiegende heupen. Zijn modellen wandelen langzaam, op platte schoenen; ze zijn onderdeel van een choreografie, maar volstrekt naturel. Rustig ogende, gelaten draagsters van uiterst complexe ontwerpen.

Een show van Chalayan is geen parade van vrolijk huppelende meisjes, eerder een reeks tableaux vivants in slow motion, die zich niettemin op het netvlies branden. Zijn aanpak heeft al vele onuitwisbare beelden opgeleverd: in ’94, een hoop jurken, bedrukt met teksten, zwevend in de lucht, opgehangen aan balons gevuld met helium. Of het slotbeeld van zijn wintercollectie uit ’98: meisjes op een rij, allemaal met een yashmak op, de islamitische hoofddoek die alleen de ogen vrijlaat. Aan de ene kant stond een volledig naakt model, op haar gitzwarte hoofddoek na. Naast haar: een meisje met een verlengde hoofddoek die net tot over haar borsten viel. Zo ging het verder tot de laatste vrouw, van top tot teen bedekt. Vorig jaar nog bracht Chalayan opblaasbare rokken en jurken die zichzelf openden, met behulp van een afstandsbediening. Of jurken die met zilverkleurige bouten en schroeven ineengezet waren. De collectie voor deze winter, dit voorjaar gepresenteerd in Londen, is opnieuw erg visueel. Het defilé was opgevat als een stilzwijgend theaterstuk (maar met een soundtrack van Bulgaarse volksmuziek), handelend over een familie – moeder, vader, grootmoeder en twee dochters. Het decor stelde een woonkamer voor, met meubels, vazen en ingelijste foto’s. Een voor een werd elk artefact door de protagonisten ‘weggedragen’, op z’n Chalayans. Een kleine, rondslingerende tas bleek perfect in de zak van een kledingstuk te passen. De spelers ontdeden de stoelen van hun overtrekken; na enig vouwwerk werden de overtrekken getransformeerd tot ideaal zittende jurken. Op die manier verdween elk object in de kleren van de modellen. Op het einde bleven enkel nog een stoel, een tafel en een jong meisje achter op het podium. Ze ging midden op het houten, cirkelvormig salontafeltje staan. Als in een surrealistische tekenfilm toverde ze het tafeltje om tot een spiraalvormige rok; zelfs de tafelpoten bleken inklapbaar. En alsof het de gewoonste zaak ter wereld was, liep de mannequin met de tafel rondom haar middel de bühne af.

Tijd en ruimte, vorm en functie, beweging en stilstand, natuur en cultuur: met deze abstracte gegevens ontwerpt Chalayan zijn collecties. Het menselijk lichaam, curves, verhoudingen en (a)symmetrie incluis, bekijkt hij als vaste materie, een onderdeel in een groter geheel van geometrie en klare lijnen. Morfologie wordt bij hem omgezet tot vlakken en flappen; zachte huid wordt ingekapseld in het soort materialen waarmee men zweefvliegtuigen bouwt. Zelfs zijn meest simpel ogende items hebben iets wiskundigs. Een rechte jurk is belijnd als schrijfpapier. Een T-shirt is bedrukt met cirkels, gemaakt met een spirograaf, zoals in een computertekening, of zoals een opspringende ijzeren veer. Zijn collecties dragen vage, conceptuele titels: Geotropics, Panoramic, After Words, Cartesia.

Het tijdstip waarop een ontwerper van zich laat horen, is vaak bepalend. Iemand als McQueen zal altijd verbonden blijven met Britpop en Sensation-kunst, gewoon omdat ze terzelfdertijd in de media verschenen, en omdat ze alledrie iets arrogants en uitbundigs uitstraalden. De naam van Hussein Chalayan kwam bovendrijven in de periode tussen 1996 en 1998, meteen ook de jaren waarin drum and bass een mainstream-fenomeen werd. Wie wil, kan de vergelijking trekken. Aan de ene kant drum and bass: een volledig nieuwe klankkleur; hoekige, tot op de seconde precies afgestelde muziek, gemaakt door producers die opzettelijk alle publiciteit schuwen. Aan de andere kant Chalayan: vastberaden het ritme en de vormtaal van de mode te veranderen.

Insiders kennen Chalayan echter al langer dan de dagen van drum and bass. In ’93 studeerde hij af van de St Martins School met een collectie die meteen door de toonaangevende Londense winkel Browns werd aangekocht. De kledinglijn heette The Tangents Flows en bestond uit items die de ontwerper in de achtertuin van een vriend had begraven, om ze maanden later weer op te delven, nadat de natuur haar verwoestend werk had gedaan. Voor Browns verzorgde de toen piepjonge Chalayan ook de etalages, een eer die vóór hem enkel aan Galliano was te beurt gevallen. Sinds die opgemerkte begindagen is Chalayans ster gaan rijzen. In 1998 begon hij ook te ontwerpen voor Top Shop, de Britse, H&M-achtige winkelketen, en een tijdje later kwam zijn eerste, fel bejubelde lijn voor het New Yorkse kasjmierlabel TSE uit. Onlangs tekende hij ook voor het Franse regenmantelmerk Ramosport. En eind juni sloot hij een contract met Marks & Spencer om mee te werken aan de designerlijn Autograph.

Tijdens de British Fashion Awards kreeg hij tot tweemaal toe de titel van Designer Of The Year. Het is dus niet verwonderlijk dat er nu volop gespeculeerd wordt over zijn toekomst. Het kan niet anders of hij wordt opgepikt door een prestigieus Europees luxehuis, zo gaat dat.

Maar die stelling werp je beter niet op in het bijzijn van de ontwerper. Een interview met Chalayan moet volgens zijn regels verlopen. Wijk af van de afgesproken onderwerpen en hij vraagt je, zichtbaar geïrriteerd, de cassetterecorder af te zetten. Drie keer gebeurt het. De eerste keer als de namen van Jil Sander en Prada ter sprake komen. Een week voordat dit gesprek plaatsvond, suggereerde de Herald Tribune dat Chalayan door Prada aangemoedigd was om de vrijgekomen functie van hoofdontwerper bij Jil Sander in te nemen ( Jil Sander had net ontslag genomen bij haar eigen bedrijf, nvdr). Chalayan reageert verongelijkt. “Geen commentaar”, klinkt het. De recorder moet voor de tweede keer uit als het over zijn privé-leven gaat. “Daar praat ik nooit over”, zegt hij, gechoqueerd omdat iemand het onderwerp durft aansnijden. “Mijn seksualiteit heeft niets met mijn werk te maken.” Het bandje gaat voor de derde keer op ‘stop’ als de namen van collega-ontwerpers vallen. Niet dat hij haatdragend lijkt. We noemen een designer met wie we hem vergelijken, en hij kijkt niet bepaald instemmend. “Wat zij doen heeft meer met branding te maken.”

Woorden als branding en marketing hebben geen plaats in zijn woordenboek. Rondom hem smelten steeds meer modehuizen samen tot machtige luxeconglomeraten, maar zijn label is een van de weinig overblijvende alleendrijvende eilanden. In tegenstelling tot McQueen, Owen Gaster en Antonio Berardi, is hij een van de weinige Britten die het zonder licentiedeal moet doen. In Modeland is het logo tegenwoordig allesoverheersend, maar dat in de kleren van Chalayan heeft geen hoofdletters, zijn logo is zoals de naamlintjes die in de truien van schoolkinderen genaaid zijn. Deze kleine lettertjes zeggen veel over Chalayan. Hij weigert de ster te spelen, wat vele reporters voor ons al hebben opgemerkt. De meesten vinden zijn houding misplaatst, of begrijpen ze gewoonweg niet.

Hussein Chalayan, opgegroeid als enig kind, houdt van eenzaamheid en afzondering. In zijn werk komt het thema van geïsoleerde figuren in lege ruimtes steeds opnieuw naar voren; het voorgenoemde meisje met de tafelrok, helemaal alleen op het witte podium, is maar een enkel voorbeeld. “Als kind was ik nogal serieus. Altijd alleen op pad. Op de speelplaats liep ik steeds op m’n eentje.”

Nu is hij 29 en hij laat zich graag omringen door vrienden met wie hij een hechte band heeft. Maar veel tijd brengt hij niet door met andere mensen. “Het is niet slecht om je af te zonderen. Op die manier kan je mensen en hun gedrag makkelijker observeren. Je hebt meer plaats en tijd om na te denken als je alleen bent.”

Er weerklinkt weinig emotie in zijn stem. Zelfverzekerd praat hij over feiten en ideeën, maar zelden over zijn gevoelens of overtuigingen. Hij benadrukt zijn roots: “Mijn naam is Turks”, en overloopt vluchtig zijn kinderjaren. Geboren in 1970. Zijn vader runde restaurants en zijn moeder bleef huisvrouw, altijd in de weer met borduur- en beeldhouwwerk. Zijn ouders gingen uit elkaar toen hij vijf was. De eerste tien jaar van zijn leven woonde hij op Cyprus, daarna verhuisde hij naar Engeland. Op z’n twaalfde trok hij naar het jongenscollege. Hij is nostalgisch over zijn jeugd. Hij vertelt over zijn muzikale familie en over het restaurant van zijn grootvader. In het midden van die zaak lag een dansvloer. Hij en zijn neefjes hebben er vele avonden gedanst. Hij spreekt ook, ietwat triest, over het gebrek aan kansen dat vrouwen in zijn cultuur ondervinden. “De meesten moeten jong trouwen. Veel mogelijkheden om hun talenten te ontplooien krijgen ze niet.” Hij houdt van vrouwen. “Ik ben liever in het gezelschap van vrouwen. Niet dat ik niet met mannen kan opschieten. Het hangt af van de persoon.” Een muze heeft hij niet. “Ik kan niet werken rond één bepaalde vrouw. Ik vind het wel fantastisch als een beetje ongewone mensen mijn kleren kopen en ze op hun eigen manier dragen.”

Sommigen vinden zijn kleren zo simpel dat ze haast streng overkomen, zo naïef dat ze aseksueel ogen. “Een designer kan geen seksualiteit dicteren”, reageert hij. “Zoiets heeft meer te maken met de manier waarop iemand zich gedraagt, hoe die zich voelt en zich wil manifesteren. Boven alles zijn vrouwen voor mij mensen. Als je kleren ontwerpt, werk je met vormen, niet met lichaamsdelen, hoewel het lichaam bepaalde eisen stelt die je niet moet negeren. Mijn shows tonen veeleer een totaalconcept waarbinnen het lichaam een symboolfunctie heeft.”

Chalayans aanpak staat diametraal tegenover die van collega’s die het moeten hebben van bloot en seks. Hij zal niet vlug toegeven aan trend dictators die sexy, of toch ten minste sensuele kleren eisen. Ook hij toont blote huid, maar op een niet-seksuele manier, vaak zelfs van elke seksualiteit ontdaan. Zijn modellen zijn wezens die traag bewegen, of, zoals in een collectie uit ’98, houten en glazen maskers dragen. Hun armen kleven tegen hun lichaam, omdat een kledingstuk van Chalayan soms geen mouwen heeft.

Hij denkt eraan een parfum te lanceren. Niet uit financiële overwegingen, of om zijn label wat meer status te geven. “Het is niet omdat een parfum een typisch modeproduct is, dat ik er radicaal tegen ben”, zegt deze atypische ontwerper. “Daarvan lig ik niet wakker. Ik denk meer na over een manier om een parfum te maken op een manier zoals het nog nooit gedaan is.”

Iemand die romantiek puurt uit grafieken, schaalverhoudingen en contourlijnen, moet op zijn minst een bijzonder parfum creëren, dat kan bijna niet anders. Maar een geur is altijd vergankelijk, van korte duur, verdwenen in een mum van tijd. Chalayan kent echter het geheim om de houdbaarheidsdatum te overschrijden; zijn hartverwarmend intelligente kleren zijn daar het bewijs van. Zijn devies lijkt: maak iets zodanig mooi en oogstrelend dat niemand het ooit, ooit vergeet.

208-209

210

214

Bethan Cole/IFA bewerking Peter De Potter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content