Bij de slager, de verhalen over ziektes en operaties. Ik heb er respect voor, soms ook maakt het mij moe, de strijd tegen het lot dat ons allen wacht, het rekken door middel van scalpels en baxters. Gelukkig is er weer krabsla thans, en fricandon met kaas, even lekker als walgelijk, en ook de bakker is weer open en alles komt stilaan opnieuw op gang en ik droom al van het najaar, met herfstige blaren en al. Het verlangen, altijd, om niet hier te zijn maar daar, niet nu maar toen – en altijd ergens anders.

’s Nachts, als de accountants en de stukadoors slapen, tuur ik naar de maan, met een oude telescoop waarvan de verf is afgebladderd. Hij heeft nog aan mijn vader toebehoord, die hem de loenkbois noemde, bois van buis en loenk van lonken. Zoals alles wat aan mijn vader toebehoord heeft, is het een spannend ding, want het kan uit de tijd van de Grote drooglegging komen of van de Koreaanse oorlog, of anders uit de tijd van Hitler of van Belgisch Kongo.

Het geeft een vreemd gevoel zo ’s nachts naar de maan te zitten kijken, alleen, terwijl de tandartsen en de pedicures slapen of misschien ook wel door een loenkbois lonken. Je weet tenslotte nooit, welke activiteiten zelfs mensen die je nabij zijn er in het geheim op nahouden. En doen ze niets verdoken, dan zijn die mensen meestal saai en niet de moeite waard om er langer dan enige ogenblikken bij te verwijlen.

Bekeken met het blote oog is de maan best nog romantisch, Au clair de la lune en zo. Onze trouwe metgezel, die zonder veel kritiek te hebben zijn aloude spel speelt van de sikkels en de kwartieren, om ons te vermaken bijna. Een goedmoedig wezen dat niet veel meer ambitie koestert dan mens en dier in de donkerste nachten van feeƫriek schijnsel te voorzien. Door de loenkbois, echter, als je die kraters en voze plekken met eigen ogen van dichtbij ziet, krijgt diezelfde maan iets onuitstaanbaars en griezeligs. Je beseft opeens hoe kil het universum is, zoals je ook opeens kunt beseffen hoe kwetsbaar je lichaam is, een delicaat samenspel van molecules en stoffen waar je weinig vat op hebt.

Ik wend mij dan af van de maan. Ik wil haar kille zwijgzaamheid niet zien en val, zappend over onfrisse deernes die hun bekoorlijkheden platvloers exposeren, bij toeval op een documentaire over Norma Jean aka Marilyn Monroe. Een intrigerend document, dat mij laat kennismaken met de vrouw achter de beroemde foto’s. Ik wist niet dat ze ’s nachts, urenlang, met een bandopnemer haar zielenroerselen heeft opgenomen, met een stem die sexy is maar bodemloos verlaten. In het boekje van haar echtgenoot, de beroemde schrijver Arthur Miller, botst ze op de volgende notitie : “Ik mocht niet met haar getrouwd zijn. Ze is een kindvrouwtje, eenzaam, onvoorspelbaar en egoĆÆstisch.”

Ze raakt verslaafd aan drugs en psychoanalyse. Ze wordt zwanger maar krijgt een miskraam en zal nooit moeder worden. Het geeft al die sex-appeal van haar iets zinloos en steriel. Ze betovert met elke oogopslag, maar ik voel vooral medelijden, als ik haar op die hoge hakjes zie wankelen, kwetsbaar, een meisje dat slaapt met de president, maar toch zo hunkert naar de liefde die haar moeder haar ontzegde.

Op haar vijfendertigste zoekt ze voor de spiegel urenlang naar tekens van verval. Ze is zo’n aandachtsspons dat ze, op openbare plekken, seks heeft met wildvreemden. Ze geeft toe dat ze het altijd al moeilijk heeft gehad een orgasme te bereiken. Too much information, ik wil dit niet weten. Het is alsof ik alweer door een loenkbois kijk en dwars door het icoon de kale werkelijkheid zie gapen. Geef mij sluiers, geef mij zwachtels. Geef mij op zijn minst een schijn van poĆ«zie.

Dan slaag ik erin de slaap te vatten, men zou zeggen zonder dromen. ’s Ochtends, als de bankiers en de fietsenmakers al aan de slag zijn, staat de loenkbois nog steeds voor het raam, onschuldig. Ze heeft iets jongensachtigs. Ze doet denken aan de boeken Hoe en Waarom, waar ik vroeger zo gek op was en waarvan ik bijna de complete serie bezat, in de tijd dat de wereld nog ongeslachtelijk was. Ik meende hem te kennen en tot in zijn kleinste details te doorgronden, van De Voorhistorische Mens tot Atoomenergie, van De Sterren tot Paddestoelen, varens en mossen, zoals wetenschappers een goede eeuw geleden ook dachten dat zij alles wisten wat er te weten valt.

En eigenlijk wisten wij niets, zoals wij ook nu weinig weten, en ze later zullen lachen of huiveren om veel van wat wij nu doen en rotsvast geloven.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content