Ze hadden me gewaarschuwd. Het ‘zwarte gat’. Of : “Je zult het nooit zo druk hebben gehad.” Ik had vrienden gezien die in dat ‘zwarte gat’ tuimelden. Anderen die zich in een maalstroom van activiteiten stortten. Bloemschikken, schilderen, talen leren, kookcursussen volgen, bomen snoeien. Maar ook vrienden die gracieus die pensioentijd ingleden en eindelijk de tijd kregen om boeken te lezen die ze nu eens niet nodig hadden voor hun werk. Naar concerten konden gaan omdat ze ’s ochtends niet bij het krieken van de dag moesten vertrekken om de files te ontwijken. Of op een weekdag (gepensioneerde) vrienden konden bezoeken of ontvangen.

En ik ? Ik vond het na 42 jaar werken wel voldoende. Als ik ’s ochtends en ’s avonds de eindeloze verkeersberichten over files hoor, vraag ik me af hoe ik dat zo lang heb kunnen doen. Rijden, stoppen, rijden, stoppen, rijden, ritsen. We kennen het allemaal.

De eerste weken hield ik de reflex bij het lezen van kranten of het horen van nieuws : wat kan ik hiermee doen ? Om meteen – met een zekere opluchting – te beseffen dat ik het niet hoefde ‘aan te pakken’. Dat doen anderen nu. Collega’s, van wie sommigen erg goede vrienden zijn.

Dat beroemde ‘zwarte gat’ ken ik alleszins nog niet. Samen met mijn man ben ik een boek aan het schrijven over de vluchtelingen van mei 1940. Er is weinig onderzoek naar gedaan, tenzij door de fantastische én onderschatte lokale historici.

Ze zijn boeiend al die verhalen van mannen, vrouwen en kinderen die vluchtten voor de bommen en het geweld. Juist daardoor wordt het nog vreemder dat ze gewoon tussen de plooien van de geschiedschrijving gevallen zijn. Opvallend toch : als mannen over die periode vertellen, gaat het over henzelf. Vrouwen hebben het over hun kinderen.

En dus duiken Marc en ik weer in archieven, net als in onze studententijd, meer dan veertig jaar geleden. En dus, ja, ik heb het nog nooit zo druk gehad. En dus, ja, werken we elke dag samen. Maar niet meer in het bureau dat we al die jaren deelden.

Want dat stond voor mij vast : ik wilde een eigen plek in ons huis. Een plek waar ik kan werken, maar vooral alleen kan zijn. Dat klinkt wat vreemd voor onze vrienden die Marc en mij altijd als een soortement Siamese tweeling beschrijven. We deden en doen veel dingen samen, nu al meer dan veertig jaar, we discussiëren nog altijd zoals in onze studententijd (ja we leerden elkaar kennen aan de unief), we hebben veel dezelfde interesses. Maar we hebben ook allebei de behoefte aan een eigen plek, eigen vrienden, eigen boeken en cd’s.

En dus hebben we een kamer van ons huis anders ingericht. Nieuwe boekenrekken, nieuw bureautje. Een heleboel ‘handige naslagwerken’, onmisbaar voor een journalist, verdwenen naar collega’s, naar De Slegte of naar de kasten op zolder. Ik ontdekte met veel plezier allerlei boeken waarvoor ik jaren geen tijd had gehad.

Boeken die ik opnieuw wil lezen, opsnuiven of gewoon doorbladeren. Later. Als ik weer tijd heb.

Misjoe Verleyen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content