Sommigen gruwen ervan, anderen zien ze als statussymbolen. Sportschoenen blijven allang niet meer in de lockers liggen ; nu staan ze in museumkasten, in de hipste modetijdschriften en vooral, in ieders schoenenrek. Eén paar, twee paar, tien paar. Just do it.

Peter De Potter/illustratie Tom Hautekiet

Als sport de nieuwe religie is en Nike, Adidas en Reebok haar Heilige Drievuldigheid, dan zijn hun sportschoenen de meest gegeerde relikwieën. Op de devotie staat geen leeftijd : jong en oud rept zich naar de sportwinkel, het liefst meer dan één keer per seizoen. Want het aanbod verandert sneller dan het weer en niemand wil de verse levering missen. Gympen zijn niet in de mode ; ze zijn mode.

De tijden dat je ze, met wat tegenzin, enkel voor de sportavond of de weekendwandeling kocht, zijn allang voorbij. Vandaag draag je ze altijd en overal ; je verzamelt en koestert ze. Ze zingen de gospel van de straat, het schoolplein, de dansvloer en waarom niet, het kantoor.

Een paar sneakers (sportschoenen die veel steun geven) maakt je meteen cutting edge ; weet je het juiste model te bemachtigen, dan ben je onaantastbaar. Want hoewel de sloffen ontworpen zijn om te rennen, gaat de gelukkige drager van een uniek paar vanzelf trager slenteren om ze door de rest te laten bewonderen. Men heeft het over de trainer culture en de trainer fetishist maar geen enkele fanaat die aan die termen aanstoot neemt. Voor velen, en die groep is groter dan je denkt, zijn sneakers een obsessie, met een eigen lexicon vol cijfers en afkortingen. Air Max 270, ACG, DMX 2000. De sportschoenmanie is een fenomeen dat landgrenzen overschrijdt.

In vergelijking gaat het er hier in België nog gematigd aan toe. In Londen is men niet te beroerd om je van de andere straatkant ? Oi mate, wrong trainers !? toe te roepen, en in de malls van New York houden de kids ware spreekbeurten om de voor- en nadelen van een merk te evalueren. De hele hysterie gaat sommigen volledig voorbij ; hoe kan je nu lyrisch worden over wat stukken plastic en rubber met een veter erdoor geregen ?

De sleutel ligt in de betere sportwinkel om de hoek die het nirvana van de schoenenfreak herbergt : de trainer wall. Meer dan honderd modellen van tientallen merken tegen een brede wand, elk op een plankje, gerangschikt volgens sporttak. Alleen de zijkanten zijn zichtbaar, alle neuzen wijzen in dezelfde windrichting. De muur vol sneakers is de magneet die je in zowat elke wereldstad herhaald ziet : een tastbare seriegrafie, clean en referentieloos. Een Biba-paspop voert je terug naar de seventies, en het neon van de Fiorucci-shops is een duidelijk symbool van de eighties-shoppingcultuur ; de nu-generatie heeft de witte trainer wall als attractie. In elke sportwinkel ontvouwt zich hetzelfde scenario. Moeders met hun kroost, bebrilde veertigers, skaters, hippe meisjes en ravers met een sissende walkman verdringen zich voor het uitgestalde moois ; alle ogen tasten de wand af, hier en daar wordt een exemplaar van het rekje genomen om het te bevoelen en nog nader te inspecteren. De rondcirkelende verkopers verkondigen ononderbroken de voordelen van holle zolen, nieuwe sluitingen en schuine ribbels. Hier sta je oog in oog met wat de flitsende reclamespots beloven en waarover de magazines jubelen : de nieuwe sportschoen, versie toekomst, maar nu al verkrijgbaar.

Iedereen die een product op de markt brengt, heeft de mond vol van technische innovatie, de allerlaatste materialen en een moderne vormgeving, maar vergeleken met wat de grote sportmerken verzinnen lijken die beloftes holle woorden, geen daden. Sneakers anno nu slagen erin de abstracte voorbeelden van 90’s-speed (het Internet, technomuziek, computergrafiek, manga-genetica) in een concrete vorm te gieten ; in werkelijkheid hebben ze er natuurlijk niets mee te maken, maar visueel kunnen ze wel in het rijtje.

Schoenen kan je ze nauwelijks nog noemen. Eerder mutaties, uit de hand gelopen experimenten die je wonderwel om je voeten krijgt. Sculpturen met onverklaarbare noppen en bubbels, volledig doorzichtige zolen, amoebevormige uitsnijdingen, gelcapsules in de hiel, harde pantsers, golven, kartels en pieken die overal doorheen schieten. Ze zijn dubbel onweerstaanbaar : ze zitten goed en zien er verbluffend uit. Je kan er uren naar zitten staren. Geen wonder dat ze op tentoonstellingen opduiken. De Londense ontwerper Justin Deakin zag de opblaasbare, perfect draagbare sneakers van zijn eigen Stride-label in het Design Museum opduiken, twee weken nadat hij ze aan de winkels had geleverd.

Kunst ? Misschien, maar zeker geen mode. Althans volgens de sportschoen-giganten zelf. Hun producten zijn bestemd om te sporten, ontworpen voor atleten, om te knarsen over het grind van het stadion. En om te presteren, en het liefst te winnen, moet je vooruitkijken. De bedrijven beweren dat elke ingreep z’n redenen heeft, elk nieuw snufje z’n verklaring. Met hun modellen aan je voeten hoor je sneller te lopen, hoger te springen, zachter te landen. Om dat te bereiken, moet je nadenken over de kleinste details. Hoe voorkom je dat een voet gaat zwikken ? Hoe demp je de schok tussen voet en ondergrond ? Hoe los je energieverlies op ? En vooral : hoe zorg je dat die verdomde veters niet loskomen ?

Het hele denkproces en de research laten de topmerken graag zien, flink gestileerd weliswaar. In de promofilmpjes tonen ze het scannen en meten van beroemde lopers- en basketvoeten, of laten ze je binnenkijken in een overactief labo waar alweer een prototype wordt getest. Maar dat de techniek resultaten boekt, bewijzen de tevreden glimlachende atleten die her en der opgevoerd worden. En als André Agassi, Scottie Pippen en Haile Gebreselassie hun officiële zegen geven, dan volgt elke mindere god en/of bewonderaar hun heilig advies. Richting winkel.

Topatleten zijn de enige overgebleven helden van de nineties : er is geen nieuwe Kennedy opgestaan, aan Batman kan je geen handtekening vragen en Kurt Cobain is dood. In de arena van de sportwereld zie je nog echte competitie, triomf, agressie en vreugde. Het oude ?arme-jongen-maakt-het? doet het niet meer ; het zijn terug de bovenaardse talenten, de outlaws en rebellen die alle aandacht trekken. Golfend wonderkind Tiger Woods, His Royal Airness Michael Jordan, superwoman Gabrielle Reece. Stijlkoning Eric Cantona mag dan gestopt zijn, maar z’n Rimbaud-citaten en karate-kick op het voetbalveld zijn geschiedenis. Prom-queen Dennis Rodman lijkt weggezapt van het P-Funk Mothership, en basket even wild als zijn make-up. Ze doen de inkt rijkelijk vloeien, de televisie blaast hen op tot iconen, en hun wedstrijden en krachtmetingen zijn megaspektakels waar de dollars zich opstapelen, multinationals hun logo’s flitsen en camera’s over elkaar struikelen.

Sport is onvoorspelbaar maar altijd onderhoudend. En inspirerend : het hard, snel, beter vind je ook terug in de fitnesszalen aller landen, en de stedelijke parken horen wegvakken te maken voor de joggers en fietsers. Het radicale imago van individuele takken als bungeejumpen, snow- en skateboarden wordt gretig geleend door fabrikanten van frisdrankjes en sigaretten. De wereld is bezeten van sport, zelfs, misschien vooral, als de meerderheid het allemaal beleeft voor de kijkkast. En door je de ploegtruitjes, trainingspakken en sportschoenen aan te schaffen, koop je een deeltje van de opwinding en de spanning. Actief of niet, je hoort toch een beetje bij de sportfamilie.

Vermoedelijk 70 % van alle verkochte sneakers wordt gedragen om esthetische en praktische redenen ; het overige deel verschijnt daadwerkelijk op de racebanen en oefenvelden. Die verstrengeling van sport en mode is geen nieuws voor de grote merken, maar elke referentie naar street-trends wordt rigoureus uit hun mediapolitiek verbannen. Toch adverteren ze in zowat alle stijltijdschriften en huren ze coolhunters in die het wetboek van de straatmode proberen te bemachtigen. Die tussenpersonen, meestal gespecialiseerde bedrijfjes, trekken dan de grootsteden in om de nieuwe modellen, vers van de tekentafel, te laten keuren door de hipste kids. De gympen die het fiat van de jeugdige kenners krijgen, komen in de winkel ; de rest gaat richting prullenmand.

Marketinggewijs is het een slimme zet het modieuze publiek zogenaamd links te laten liggen. Ze zijn er toch pas later bijgekomen, zo wordt geredeneerd, en niets is zo wispelturig als de avant-garde. Door het ideaal van de sport tenslotte toch hun industrie zo op te vijzelen, feliciteren de schoengiganten zichzelf, voelen de echte atleten zich in de watten gelegd en blijft de rest met open mond toekijken naar al die flitsende heroïek. All bases covered en de Fila‘s, Reeboks, Adidassen, Converse’s en New Balance’s kunnen tevreden achterover leunen in hun lederen bureauzetels. Maar op hun beurt horen zij hoongelach weerklinken vanuit een gebouwencomplex ergens in Portland, USA : Nike, de opperste macht.

De oorlog tussen de sportmerken is op zich een spannende soap die al een hele tijd loopt. Al in 1948 krijgt het schoenmakend broederpaar Dassler ruzie ; de ene richt zijn Adidas op, de andere Puma, elk op een andere oever van dezelfde Duitse rivier. Vanaf die dag wisselen ze geen woord meer en beginnen ze te kampen om de wereldtitel.

Vandaag heeft Puma z’n glans wat verloren, maar Adidas is samen met Converse (van de All Stars) in het hoogste klassement gebleven. In de jaren ’80 bemachtigt Reebok z’n plaats in de toplijst wanneer alle aerobic-bekeerlingen voor hun soepele gymschoenen kiezen. Maar de grote revolutie is ontketend door het ambitieuze Nike, dat twee belangrijke wapenfeiten op z’n naam mag schrijven. Zij waren de eersten die met veel vertoon topatleten aan hun merk verbonden ; de 2,5 miljoen dollar voor Michael ?Spacejam? Jordan in ’84 betekende het begin van het huidig, niet aflatend gewapper met supercontracten en monsterdeals.

Iets later lanceerden ze de Air Max, de eerste sneaker met luchtkussens in de zool. In ’87, toen het model in Amerika op de rekken verscheen, leek het alsof ET nog eens geland was. Sindsdien is elk concern op zoek naar een even baanbrekend en populair idee ; Reebok kwam met het pump-system en Adidas probeert het nu met Feet You Wear, een schoen die hoort te werken als een blote voet. Nobele pogingen allemaal, maar de vlucht die Nike de laatste tien jaar genomen heeft, is even scherp en snel als hun logo, de Swoosh. One Nation Under A Swoosh was een tijdje geleden een leuke vondst, maar is nu werkelijkheid geworden. Overal zie je de boemerang-achtige, tribale kerf opduiken, vooral nu het bedrijf een sportkledinglijn heeft, een project dat hen alweer een stapje doet voorhebben op de concurrentie. Nike heeft nog meer grootse plannen : ze willen ook het management van sportploegen op zich nemen, en er moet een NikeTown in elke Europese hoofdstad komen. Amerika heeft al acht zo’n winkels waar de Nike-filosofie op zes verdiepingen met videoschermen, mini-musea, infostands en interactieve spelletjes gevisualiseerd wordt. En met schoenen natuurlijk, meer dan duizend verschillende. Er zitten ware meesterwerkjes tussen : de Air Rift bijvoorbeeld, een Japans aandoende technosandaal met een spleet tussen de grote teen en de vier andere zoals de hoefschoenen van Martin Margiela, en de Air Footscape, een soort omhulsel met een zijdelings snoersysteem.

Als hun objets d’art je niet overtuigen, dan doen de reclamecampagnes dat wel voor je. Hier geen postmoderne ironie en modieuze double-entendres : de Nike-promo’s zijn haarscherp, razendsnel, dwingend en volgepropt met slogans die Jenny Holzer vast jaloers maken. Trust your feet, not your eyes. Before Nike, people walked. Just do it, hun bekendste spreuk.

Het enige waar niet zo’n eloquente slagzin bij kwam, was het gerucht dat de Nike-producten onder heel wat minder sportieve omstandigheden in Zuidoost-Azië werden geproduceerd. Niet dat het hun verkoop heeft geschaad, integendeel. De wachtlijsten voor de gelimiteerde uitgaven blijven groeien en de jacht op de oude ontwerpen is geopend. Een aantal klassiekers gaat nu over de toonbank voor tienduizenden franken. Misschien kunnen de collectioneurs de volgende uitspraak van Gordon Thompson III, hoofd research en design bij Nike, beter niet lezen. In het zomernummer van Purple Prose vertelt hij over een bezoek aan een winkel in Japan, waar Amerikaanse vintage een eerste gebod is. ?Ze hadden elke schoen die we ooit gemaakt hebben?, vertelt hij. ?We lagen in een deuk ; voor ons was het een regelrechte Hall Of Shame. Ze vroegen duizenden dollars voor modellen die ik vijf jaar geleden ontworpen heb. Allemaal slecht gemaakt. Ik kon niet geloven dat iemand al dat geld aan die rommel kon uitgeven. Maar ze vlogen de deur uit. En het blijft maar doorgaan.?

Door je sportschoenen aan te schaffen van hetzelfde merk als die van je idool, koop je een deeltje van de spanning. Boven : Dennis Rodman, onder : Michael Johnson. Overal zie je de Swoosh opduiken, de boemerang-achtige, tribale kerf van Nike (linksboven). De nu-generatie heeft de witte trainer wall als attractie (boven).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content