Aan zon en strand is in de Algarve geen gebrek. Aan watersport- en golfmogelijkheden evenmin. Wie meer wil, kan naar ?het einde van de wereld?. Of het binnenland in, via het historische Silves naar hoogtepunt Fóia met een uniek panoramisch zicht.

Trui Moerkerke

Op een zondagavond zo vroeg op het seizoen zijn de smalle straten van Armaçao de Pêra bijna leeg. Alleen het ongenadige TL-licht van enkele bars zorgt voor een teken van leven. Maar we willen iets eten. In een steegje vlakbij de zee laten we ons door een man overhalen om zijn rustiek uitziend eethuis te proberen. In vier talen hangt het tegen de gevel : het oudste restaurant van de Algarve. Het blijkt te dateren van… 1969. Het toerisme in de Algarve heeft geen lange traditie, maar kende de afgelopen jaren een explosieve groei.

De meest zuidelijke provincie van Portugal, in het zuiden begrensd door de Atlantische Oceaan, in het noorden door bergmassieven, heeft toeristen dan ook wat te bieden : 150 kilometer strand, zowel vlakke zandstranden als rotsstranden, 3000 uren zon per jaar, met milde temperatuurgemiddelden, 14 in de winter, 32 in de zomer. En dat alles op nauwelijks enkele uren vliegen van bij ons.

Toch was het binnenrijden van Armaçao de Pêra op het eerste gezicht ontgoochelend. Slordig opgetrokken, hoge appartementsgebouwen overschaduwen het kleine historische centrum van dit voormalige vissersdorp. Ten westen van de provinciehoofdplaats Faro zijn er wel meer uit de voegen gebarsten dorpjes waar de kustlijn met weinig architectonisch respect werd bejegend. ?Niet overdrijven?, vindt later Wilfred Royer, de Oostenrijkse directeur van Vilalara, het vijfsterrenhotel waar we logeren. ?Het gaat om vier of vijf steden waar inderdaad te veel, te hoog en te snel gebouwd werd. Maar daarbuiten vind je nog ongerepte stranden en een authentiek binnenland.?

Er is natuurlijk ook een reden waarom in Armaçao de Pêra druk gebouwd werd. Het uitzicht is er adembenemend : van een breed strand aan de ene kant van het dorp naar indrukwekkende rotsen met tussenliggende kleine baaien aan het andere eind.

Vilalara ligt net buiten het centrum van Armaçao de Pêra. Het zwembad aan het restaurant kijkt uit over zee, strand en twee monumentale rotsformaties in de branding. De ober brengt koffie, een duik in het zwembad zorgt af en toe voor verfrissing. Een boek bij de hand, alleen de aanrollende golven doorbreken de stilte. Waarom zou iemand hier nog weg willen ? ?De meeste gasten komen om te rusten?, vertelt Wilfred Royer. ?Uitrusten en sporten. Zeilen, surfen en golfen natuurlijk. Wie dat wil, kan hier in de buurt elke dag een ander golfparcours afleggen.?

Maar de lokroep van het einde van de wereld is te groot om aan het zwembad te blijven zitten.

Op de kaap Cabo Sao Vicente waait het keihard, tientallen meters lager stort de zee zich telkens weer te pletter tegen de kliffen. Een fascinerend schouwspel. Voorovergeleund op het muurtje vlak bij de vuurtoren en de ruïnes van een 16de-eeuws klooster, voel je je nietig tegenover zoveel natuurgeweld. Deze onherbergzame plek werd door zeevaarders ’s werelds einde genoemd. Cabo Sao Vicente, het uiterste puntje aan de westkust van de Algarve, was het laatste wat ontdekkingsreizigers van Europa zagen, vooraleer ze koers zetten naar nog onbekende werelddelen. In het vlakbijgelegen Sagres richtte prins Hendrik de Zeevaarder in de 15de eeuw trouwens een zeevaartschool op en stimuleerde op die manier de Portugese ontdekkingsreizen. Hij slaagde erin de beste cartografen, astronomen en scheepsbouwers naar dit afgelegen stadje te halen. Magellan en Vasco da Gama studeerden er, en vanop het strand vertrokken voor die tijd revolutionaire zeilschepen. Resten van het fort van Hendrik de Zeevaarder kunnen bezocht worden. Maar het is vooral de overweldigende natuur die indruk maakt. De desolaatheid ook. Hier geen hoge appartementsblokken of grote hotels, en dat zal vermoedelijk zo blijven. Het woelige zeewater is in deze buurt een stuk kouder dan in de rest van de Algarve en de wind staat er vaak strak. Een prachtige omgeving, maar niet meteen de vakantiebestemming voor de modale zonneklopper. Eindpunten trekken altijd een eigenzinnige mix van toeristen aan.

Lagos is de laatste halte op onze terugrit van de Cabo. Dit levendige havenstadje, met vestingmuren uit de Romeinse tijd, wordt beschouwd als een van de interessantste in de Algarve. Onder de Moren was het een belangrijke handelshaven, later maakte Hendrik de Zeevaarder er het centrum voor de handel met Afrika van en dus ook van de slavenhandel.

De mooiste stranden liggen net buiten het centrum. Waardoor Lagos niet uitgroeide tot een typisch toeristische kuststad, maar een charmant evenwicht wist te bewaren.

Op de weg naar Silves, het binnenland in, is nauwelijks een kat te zien. De hobbelige weg leidt langs uitgestrekte boomgaarden. Achter een bocht duikt plots Silves op : een stad gebouwd tegen een heuvel en gedomineerd door een Arabisch fort en een gotische kathedraal. De smalle steegjes geven het geheel een Noord-Afrikaanse sfeer. Tijdens de Moorse overheersing was Silves de hoofdstad van de Algarve. De versterkte stad was een welvarende Arabische vesting, tot kruisvaarders in de 13de eeuw Silves was de laatste stad die viel , na een genadeloze slachting onder de inwoners, een einde maakten aan de Moorse bezetting.

De trip naar Silves kan makkelijk gecombineerd worden met een bezoek aan het nog actieve kuuroord Caldas de Monchique vooral reumalijders komen er en verder landinwaarts, aan de Fóia, met 902 meter het hoogste punt in de Algarve. Alleen al de weg ernaartoe is de moeite waard.

In Caldas de Monchique, gelegen in een ravijn en omgeven door bossen, werd al in de Romeinse tijd gekuurd en in de 19de eeuw liet de Spaanse bourgeoisie zich hier graag zien. Vandaag lijkt het een ingeslapen dorp, de rust wordt nu en dan alleen verstoord door een toeristenbus.

Na Caldas de Monchique gaat het snel omhoog, eerst door bossen, maar hoe hoger we komen, hoe kaler het landschap wordt. De top van de Fóia heeft veel weg van een rotsachtig maanlandschap. Er staan een obelisk, verschillende zendmasten en een hotel-restaurant. Het uitzicht moet er adembenemend zijn, je zou er bij helder weer tot de Cabo Sao Vicente kunnen kijken, maar die dag hangen er te veel wolken. Koud is het ook, we waaien bijna weg. Tijd dus om een lagergelegen terrasje op te zoeken. Bij een panoramisch zicht over het dal, wordt een kruidig stuk kip met tomaten geserveerd. Eenvoudig en voor geen geld.

Wanneer we de avond voor het vertrek door de straten van Armaçao de Pêra slenteren we zijn het stadje ondertussen charmant gaan vinden worden we aangesproken door de gezelligheid van de piepkleine Bistro Fleurie. ?We werden in het begin raar bekeken. Eten bij kaarslicht en zonder televisie op de achtergrond. Dat was hier een zeldzame vorm van gezelligheid?, vertelt de Nederlandse Daniëlle. Zij en vriendin Jacqueline pakten twee jaar geleden hebben en houden in en openden hier een eethuisje. ?We kenden de Algarve, we kwamen er graag op vakantie. We speelden al lang met het idee van een eigen zaak. Maar in Nederland was dat niet eenvoudig. Een zoveelste restaurant ? Je hebt bovendien een groot startkapitaal nodig. Hier kan je met een stuk minder nog iets ondernemen.? Daniëlle heeft geen seconde spijt van haar beslissing. Behalve hard werken is het leven ook mild in Armaçao de Pêra. Het Portugees komt geleidelijk, de dorpsbewoners beginnen de Nederlandse dames te kennen. ?We waren tijdens de winterstop enkele weken in Amsterdam. Zo jachtig. En dan het weer. We waren blij dat we konden terugkeren.?

De Cabo Sao Vicente, uithoek van Europa : een indrukwekkende confrontatie met de oceaan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content