Réunion: het geschenk van de vulkaan

Wie op het welhaast verlaten strand van Boucan Canot even tot rust komt om van de namiddagzon te genieten, kan zich nauwelijks voorstellen wat zich hier drie miljoen jaar geleden heeft afgespeeld. Toen was dit allemaal nog Indische Oceaan, tot op vier kilometer diepte. Maar dan scheurde de aardkorst open, en uit verschillende vulkaanuitbarstingen verrees een stenen piramide met een diameter van welhaast tweehonderd kilometer. Bij nieuwe uitbarstingen vormden zich nieuwe toppen die gestalte gaven aan de Piton des Neiges, de grote vulkaan van Réunion. Hij wordt omringd door drie komvormige valleien die ontstonden na verzakkingen, en die het groene hart vormen van dit merkwaardige eiland, door de Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. Tegen de zuidkant van de Piton des Neiges ligt de jongere Piton de la Fournaise, een vulkaan die nog op gezette tijden van zich laat horen.

De postbode bleef slapen

De meest intrigerende, want meest geslotene van die valleien is de Cirque de Mafate, en met reden : er is geen enkele berijdbare weg naartoe zodat er geen autoverkeer is. Slaven die in de achttiende eeuw het domein van hun meester ontvluchtten, trokken zich als eersten terug in de onherbergzame delen van het eiland en overleefden er zo goed en zo kwaad als het kon. Later kwamen daar de petits blancs bij, verarmde blanke kolonisten, die volledig zelfvoorzienend er het beste van maakten. Twintig jaar geleden was hun aantal teruggevallen op 1500, vandaag zijn ze nog met de helft. Het groene toerisme en de bijbehorende trekkers zorgden wel voor nieuwe impulsen, maar als jongeren de kans krijgen, ontvluchten ze de afgesloten wereld van de vallei.

Tot halverwege de jaren dertig van vorige eeuw ontbrak er elke vorm van geneeskundige hulp, vandaag wonen er twee verpleegsters in La Nouvelle, met zijn tweehonderd zielen het grootste gehucht van de Cirque de Mafate ; als het echt menens wordt, kan een zwaar zieke per helikopter worden afgevoerd. Het gebruik van zonne-energie en de komst van de gsm hebben het leven er wat draaglijker gemaakt. Jaren geleden ontmoette ik er de enige postbode, die op maandag te voet met zijn brieventas vertrok en pas op zaterdag zijn ronde afsloot. Onderweg logeerde hij bij de bewoners.

Toch is de Cirque de Mafate een paradijs voor wie het stappen niet schuwt. Men kan er een meerdaagse trekking boeken, al wordt dat vaak een natte bedoening, want wolken en regen zijn nooit veraf.

Centen en manieren

De Cirque de Salazie is een stuk toegankelijker en we kiezen voor het dorpje Hell-Bourg, het enige buiten het Franse vasteland dat op de lijst van Plus beaux villages de France prijkt.

We spreken er af met monsieur Folio, negentig lentes jong. Zijn voorvaderen landden drieëneenhalve eeuw geleden op het eiland.

“Avonturiers natuurlijk, want wie hier toentertijd een nieuw leven begon, was goed gek, of een dromer, of een gewezen piraat, of op de vlucht voor justitie. Twee eeuwen later kwam dit dorp in de mode vanwege zijn geneeskundige thermale bronnen. De gouverneur streek op gezette tijden neer om koelere lucht op te snuiven en uiteindelijk vestigde hij hier zijn residentie. Wie centen en voorname manieren had, voegde zich bij hem wanneer het in de heetste maanden aan de kust ondraaglijk werd. Ik werd hier als arme boerenzoon geboren, maar kon me hogerop werken omdat ik een beurs bemachtigde. Elk jaar waren er vijf van die beurzen weggelegd voor jongens en drie voor meisjes. Daar kwamen meer dan tweehonderd kandidaten op af.”

Het huisje dat Raphaël Folio 45 jaar geleden kocht, dateert van 1860. Hij legde zich toe op de tuin, die honderden soorten bloemen en planten telt.

“Ik noem het een jardin créole, of ook nog de jardin de ma mère. Met neerslag tot 1 meter per dag groeien de planten vanzelf, het volstaat ze her en der te verzamelen en een plekje te geven.”

In zijn vrije uren knapt Raphaël het huis op. Hij is fier op het antieke meubilair, op de houten onderbouw die voor een constante, relatief koele temperatuur zorgt en voor het enthousiasme van het bezoek. Maar een beetje somber is hij ook.

“De sociale uitkeringen die we hier hebben, trekken de verkeerde mensen aan. Het eiland raakt stilaan overbevolkt en overal langs de kust zie ik lelijke bouwsels uit de grond schieten. We zijn gewoon met te veel en er is te weinig werk.”

Rusteloze vulkaan

De tocht naar de Piton de la Fournaise is een must. Al was het maar voor de oneindige variëteit van landschappen die de reiziger onderweg tegenkomt. Eerst is er de vlot lopende Autoroute des Tamarins met zijn perfecte wegdek. Dan begint de klim vanaf Saint-Pierre naar het chaotische stadje Le Tampon, dat baadt in een heerlijk drukke Afrikaanse levendigheid.

Het fraaiere werk begint na Bourg-Murat, wanneer de huizen snel verdwijnen en Alpijnse landschappen zich aandienen in een zee van groen. De lucht is puur, de hoogteverschillen indrukwekkend, de vergezichten adembenemend. Hier overheerst een wonderlijke sfeer van rust en stilte, kleuren en contrasten. De weinige auto’s die we kruisen, zijn op de terugweg : de echte vulkaanfanaten gaan al om vijf uur ’s morgens op stap zodat ze de vulkaan kunnen meemaken bij zonsopgang.

Het groene landschap verandert na de Morne Longevin abrupt in een desolate vlakte van zand en stenen. De Plaine des Sables is zijn naam waardig en hier wordt duidelijk hoe het rijk van de vulkaan eruitziet : onherbergzaam en dreigend. De piste ligt er nog behoorlijk berijdbaar bij, maar de dwarsribbels vormen een uitdaging voor de ophanging van onze bescheiden Peugeot. Behoedzaam laveren we tussen de oneffenheden en de keien, vijf kilometer tot bij de Pas de Bellecombe, waar een indrukwekkend schouwspel wacht. Het landschap rondom de vulkaan is zo’n honderddertig meter onderuitgezakt. Om op de eigenlijke vulkaan te wandelen, moeten bezoekers eerst honderden treden afdalen naar een oneffen vlakte van gestolde massa’s waarin het kolken van de lava voor altijd lijkt vastgelegd. Na ruim twee uur stappen wordt de nieuwsgierige bezoeker een blik gegund in de aardse innerlijkheid – vaak rokend, soms borrelend, geregeld overkokend, en dan zoekt de gloeiende lava zich een weg naar de zee, over de ringweg heen.

Thierry Sluys weet er alles van. De Brusselaar baat met zijn vrouw Leu Bleu Austral uit, een B&B met een magnifiek uitzicht op de oceaan. Bovendien : hij is een vulkanofiel. Op zijn vijftiende stond hij met zijn vader op de flanken van de Mexicaanse Popocatépetl, oog in oog met dat gloeiend geweld, en sindsdien hij heeft er nooit genoeg van gekregen. Zo’n vierhonderd vulkanen heeft hij intussen bezocht. “Een werkende vulkaan is het mooiste vuurwerk dat er bestaat.”

Met de kleine naald

Misschien nog meer dan elders blijkt de rijkdom van dit eiland op zijn markten. Op zaterdagochtend liggen in Saint-Paul tientallen groentesoorten uitgestald, in alle kleuren en variaties. Van fruit tot specerijen, van groenten tot etherische oliën. Ik proef er een sorbet van guave, koop een handvol bijzonder pittige pepertjes en snuif de geuren van onbekende kruiden.

De vruchtbare lava, de zon en de overvloedige regens zorgden in het verleden voor een ideale voedingsbodem voor diverse planten. Toen de Portugese ontdekkingsreiziger Diego Fernandes Pereira hier in 1507 voet aan wal zette, was hij getroffen door de overweldigende plantengroei. In 1638 streken de eerste Franse kolonisten neer, die zaden en enkele geiten introduceerden en Saint-Paul stichtten. Aan het begin van de achttiende eeuw werden de eerste koffieplantages opgezet en de eerste slaven ingevoerd. Tijdens de korte bezetting door de Engelsen werd er suikerriet geplant en verdwenen de andere cultuurgewassen. Of toch bijna. Tegenwoordig is het eiland vooral fier op zijn vanilleproductie en daarom spreken we in de buurt van Sainte-Suzanne af met Bertrand Côme, die er de Vanilleraie runt.

“Er bestaan wel 110 soorten vanille,” weet de Franse landbouwingenieur, “waarvan er vijftien aromatisch zijn, en daarvan worden er slechts drie gecommercialiseerd. In de natuur wordt slechts tien procent van de bloemen bevrucht, maar het kan ook kunstmatig, met de hand, en zoveel efficiënter. Dat gebeurde voor het eerst in 1836 door de Belg Charles Morren, die in de plantentuin van Luik werkte. Sowieso is het een heel delicaat werkje dat met een kleine naald wordt uitgevoerd. Als je weet dat de bloem slechts één dag bloeit, en de lengte van de vanillepeul afhankelijk zal zijn van het aantal bevruchte delen, merk je hoe nauwgezet te werk wordt gegaan.”

Zo’n dertig boeren werken voor Côme en ze hebben daar 60 hectare bos voor ter beschikking, verspreid over de oostkant van het eiland. Dat betekent 200.000 planten met elk twintig tot dertig bloemen. Côme staat de boeren bij en ontwikkelde een aantal technieken om na het oogsten zo zorgvuldig mogelijk met de planten om te gaan. Dat gaat van verwarmen tot drogen, keren, masseren en bewaren. Uiteindelijk rusten de peulen nog een jaar in houten kisten vooraleer ze verkocht worden. Nadat Côme diverse prijzen won met zijn vanille, wil hij het begrip terroir ingang laten vinden. Maar het blijft tegen de stroom op roeien : op het einde van de negentiende eeuw werd hier tweehonderd ton vanille per jaar geoogst, nu nog slechts twee ton. De komst van de bulldozer heeft die evolutie versneld, omdat die in staat is de vele lavablokken uit de grond te tillen, waardoor landbouwgrond vrijkomt die voor lucratievere gewassen kan worden gebruikt.

Zeemanskerkhof

Een paar kilometer verder, gekneld tussen de nationale weg nummer 1 en de kustlijn, heeft de geschiedenis rust gevonden. Op het zeemanskerkhof liggen dichters, zeerovers, soldaten en avonturiers na een woelig leven schouder aan schouder naast elkaar. Handgeschilderde bordjes met de hoogtepunten uit het leven van de afgestorvenen geven tegelijk de richting aan waar men het graf kan vinden. De oudste graven zijn zwartgeblakerd, de jongere ogen fris en missen de eenvoud van de oudste monumentjes. Het wordt snel duidelijk dat de materiële welstand ook voor enkele materiële uitspattingen heeft gezorgd – tot in het graf.

Toch oogt het geheel als een landelijke symfonie van groen en wit, als een charmant maar verstild dorpje waar alleen de golfslag op de achtergrond voor wat leven zorgt.

Wie wat actiever vertier zoekt, kan zich vanaf duizelingwekkende hellingen in het ijle storten met de parapente. Of in een helikopter stappen en in 45 minuten de opwindende hoogtepunten van het eiland leren kennen.

Potige liefhebbers kunnen in Saint-Gilles een halve dag mee aan boord van een boot, om op de oceaan marlijn of zwaardvis binnen te halen, en tussen juni en oktober kun je voor de kust walvissen spotten.

Tot slot is er de gedachtenis aan La Buse, piraat uit Calais en jarenlang de schrik van de Indische oceaan. In 1721 kaapte hij de Portugese galei Nossa Senhora do Cabo. Hij maakte goud, juwelen en diamanten buit – het was de grootste schat uit de scheepvaartgeschiedenis, die nooit werd teruggevonden. Naar verluidt heeft La Buse hem verborgen op La Réunion. En ligt hij daar nog altijd.

Pierre Darge

La Réunion praktisch

Er zijn geen rechtstreekse vluchten vanuit Brussel. Vanuit Parijs vliegen Air France, Air Austral en XL Airways in één ruk naar Réunion, een nachtvlucht van pakweg twaalf uur.

De meeste reizigers verkiezen de zuidelijke winter, tussen mei en oktober, als het koeler en droger is. Tussen december en februari komt er al eens een cycloon langs.

Omdat Réunion een Frans departement is, volstaat een identiteitskaart. Inentingen zijn niet nodig.

Logeren kan in alle categorieën, van een eenvoudige B&B tot een viersterrenhotel. We kozen voor Saint-Alexis in Boucan Canot en apprecieerden zowel de service als het restaurant.

Met zwemmen is het wel even uitkijken : op de meeste stranden loeren de haaien, maar in een beschutte lagune vormt dat geen probleem.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content