Net als de wolf voelt ook de das zich niet overal welkom: ‘Beeld van bloeddorstig monster klopt niet’

. © Getty Images

De das heeft, net als de wolf, te lijden onder de verstedelijking en de teloorgang van zijn leefgebied. Toch kan het anders. De Nederlandse natuurbeschermer Jaap Dirkmaat wist met zijn organisatie Das&Boom de dassenpopulatie in Nederland van de ondergang te redden. Al is dat op papier makkelijker dan in de praktijk.

Met zijn lengte van zo’n 80 cm en zijn karakteristieke zwart-witte uiterlijk is de das een opvallende verschijning die je onmogelijk met een ander dier kan verwarren. Uit kinderboeken kennen we de das als een vriendelijk, wat sullig personage.

Hoe anders werd de das beschreven in de jachtliteratuur. ‘Als een eenzame, nukkige kluizenaar die alles wat voor zijn bek kwam opvrat,’ zegt Jaap Dirkmaat. Het dier zou, zo gingen de verhalen, puur uit wreedheid al het vee doden. En dus werden tangen, klemmen, gif en honden gebruikt om de dassen af te slachten. Het gevolg: de dassenpopulatie nam af van zo’n 12.000 in 1900 tot nog maar 1.200 in 1980.

Lees verder onder het kadertje

Jaap Dirkmaat
Jaap Dirkmaat© Das&Boom

Jaap Dirkmaat (1958) richtte in 1981 Das&Boom op, een vereniging met als doel het beschermen van dassen en andere bedreigde marterachtigen en hun leefgebieden in Nederland. De vereniging slaagde erin het aantal dassen van zo’n 1.200 in 1980 op te krikken tot naar schatting 6.000 op dit moment. Landelijke bekendheid kreeg Dirkmaat vooral met zijn strijd voor de korenwolf, een wilde veldhamster die op het punt stond uit te sterven. Ondertussen heeft Dirkmaat de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap opgericht waar Das&Boom deel van uitmaakt. Het doel is het Nederlandse boerenland weer mooi en rijk aan biodiversiteit te maken door heggen, houtwallen, bloemrijke akkerranden en meanderende sloten terug in het landschap te brengen. Dirkmaat werd voor zijn beschermingswerk beloond met de Prins Bernard Cultuurfondsprijs voor Natuurbehoud, de Anjerfondsbokaal, de Oudemansmedaille van Natuurmonumenten en benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Maar de voorstelling van de das als een bloeddorstig, solitair monster klopt totaal niet met de werkelijkheid. ‘Dassen zijn geen kluizenaars, ze zijn juist heel sociaal, willen bij hun familie zijn en hebben een soort speelbomen voor de jonge dasjes. Als een das doodgaat in het verkeer, slepen de andere dassen hem vaak mee naar de burcht omdat ze hem niet achter willen laten’, zegt Dirkmaat.

Bloeddorstig zijn ze ook al niet. Hun dieet bestaat vooral uit regenwormen, larven van insecten, fruit, maïs, hommel- en wespennesten en ook wel eens een kleine vogel, muis of egel. ‘Ik heb 2000 dassenkeutels ontleed. Ik kwam één eierschaal, de resten van één fazant en van één egel tegen. Ik denk dat een das één keer per jaar een egeltje eet. Dat komt niet in de buurt van de duizenden egels die per jaar in het verkeer sneuvelen.’

Voor de mens zijn ze zeker niet gevaarlijk. ‘Ik was in het begin best bang,’ vertelt Hester Bartels, hoofd dierverzorging bij Das&Boom. ‘Het is een groot dier en je weet dat ze je vinger eraf kunnen bijten, maar als je weet hoe je met een das moet omgaan, is het niet gevaarlijk. Als een das in de natuur aanvalt, heb je hem in een hoek gedreven en heb je kwade bedoelingen. De meeste dassen, zelfs als je ze in het nauw drijft, doen hun poten voor hun ogen alsof ze willen zeggen: “Ik zie je niet”. Eigenlijk zijn het best wel goedzakken.’

Beschermde status

Na de Tweede Wereldoorlog ging het zo slecht met de das dat ook jagers inzagen dat het anders moest. Het dier kreeg in 1954 in de Nederlandse Jachtwet een beschermde status. Er mocht niet meer op de das gejaagd worden, maar dat stelde in de praktijk weinig voor omdat er nog regelmatig afschotvergunningen werden verleend. Bovendien waren er andere gevaren bijgekomen. Door de enorme bevolkingsgroei moesten dassenburchten wijken voor woningen, wegen en andere bouwprojecten. De ruilverkaveling zorgde ervoor dat heggen, houtwallen, meanderende slootjes en hagen uit het boerenland verdwenen met desastreuze gevolgen voor niet alleen dassen, maar voor alle dieren die op het platteland leven. De Nederlandse das leek langzaam richting uitsterven te sukkelen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Een toevallige ontmoeting tussen Jaap Dirkmaat en een das zou een kentering in gang zetten. ‘Op mijn veertiende verjaardag zag ik voor het eerst een das in een bosje vlakbij ons huis in Dukenburg (een nieuwbouwwijk in Nijmegen, nvdr.). Ik sloop er op mijn knieën heen. Ik wilde hem pakken om hem thuis te laten zien. Heel naïef natuurlijk. Ik wist helemaal niet hoe groot hij was, want ik zag alleen de kop. Toen ik vlakbij was, trok de das zich terug in zijn burcht.’ Daarna zag hij die das nooit meer, maar de interesse voor het dier was gewekt.

‘Ik ben alles over de das gaan lezen en zo kreeg ik een redelijk compleet beeld. Ik ben – zo jong als ik was – lezingen gaan geven voor jagers om ervoor te zorgen dat ze niet meer op dassen zouden schieten. Ik kwam met een boswachter in aanraking en hij heeft me rondgeleid door de Hatertse Vennen bij Nijmegen en ik ontdekte dat er nog meer burchten waren. Toen hoorde ik dat de A73 (snelweg langs Nijmegen) aangelegd zou worden terwijl ik ondertussen geleerd had dat het verkeer de belangrijkste doodsoorzaak van de dassen was. Ik ben toen naar de inspraakavond gegaan: “Weten jullie wel dat er dassen zitten en dat die beschermd zijn?”’ Dirkmaat kreeg het voor elkaar dat langs het deel van de weg dat door dassengebied liep een afrastering en dassentunnels werden aangebracht. Hij besteedde ondertussen al zoveel tijd aan de dassen dat school er bij inschoot. Toen zijn vader en stiefmoeder dat wilden verhinderen, pakte hij zijn koffers om op zichzelf te gaan wonen.

‘Er waren mensen in mijn omgeving, biologen en zo, die mijn woede wel zagen en me wilde helpen om dat te kanaliseren’, vertelt Dirkmaat. Via via wist hij door te dringen tot de Tweede Kamer waar Kamerleden op zijn initiatief vragen stelden aan de verantwoordelijke minister over de gebrekkige bescherming van de das. ‘De volgende stap was het oprichten van een vereniging want dan heb je meer invloed en kan je ook rechtszaken aanspannen. Mensen gingen ons ook financieel steunen.’ En zo ontstond in 1981 Das&Boom met als doel het beschermen van dassen en andere marterachtigen en hun leefgebied.

.
.© Das&Boom

Dirkmaat: ‘De das was in die tijd al een beschermd dier. Als hij dood was, mocht hij niet vervoerd worden; je mocht hem niet zonder vergunning opzetten. Maar als je hem dood wilde krijgen, kon je alles doen wat je wilde: het bos kappen, dwars over de burcht een weg leggen, in brand steken, uitgraven om er een vos – die vaak in dassenburchten wonen – dood te schieten…. dat was allemaal niet strafbaar. Dat vond ik belachelijk. Dat stelden we iedere keer aan de kaak, maar telkens was er geen meerderheid in de Tweede Kamer om de wet te veranderen.

‘Tot ik een telefoontje kreeg van een krant met de vraag of ik wist dat er in Utrecht een kunstatelier was waar een opgezette das uit 1890 als kunstwerk stond en dat dat kunstwerk met veel bombarie door de politie in beslag werd genomen. De das was beschermd en die mocht je niet zomaar tentoonstellen. Ik zei: “Die das is toch al honderd jaar dood, maar nu wil het geval dat er in Utrecht nog één dassenburcht over is. De jagersvereniging heeft zojuist toestemming gekregen om die uit te graven want er zitten vossen op. Dus de laatste dassenburcht in Utrecht moet nu verdwijnen, maar er wordt wel een opgezet dier uit 1890 uit de etalage gehaald?” Dat heb ik de Kamerleden verteld. Toen ze dat hoorden, werd de burcht meteen beschermd verklaard.’

Opvangcentrum

Das&Boom pakte de bescherming van de das op drie manieren aan: door het registreren van dassen die in het verkeer omkomen en de locaties van burchten om zo gericht advies te kunnen geven over het aanleggen van tunnels en rasters. Verder zorgt Das&Boom ervoor dat het leefgebied van de das veilig wordt gesteld bij ruimtelijke ingrepen zoals de bouw van woningen of aanleg van wegen. De derde belangrijke pijler is een opvangcentrum voor dassen in Beek-Ubbergen, het enige in Nederland. Daar worden gewonde dassen en weesdasjes opgevangen en verzorgd. Nadat ze zijn aangesterkt, worden ze op strategische plaatsen weer teruggezet in de natuur.

Hester Bartels
Hester Bartels© Das&Boom

In het vroege voorjaar vallen de meeste slachtoffers in het verkeer. Dan komen de dassen na de winter weer naar buiten om voedsel te zoeken. ‘Dassen houden een winterrust, geen winterslaap, en dan zijn ze minder actief. Ook in de opvang doen ze mee aan de winterrust, ook al worden ze gewoon verzorgd. Ze gaan dan heel slecht eten,’ vertelt Hester Bartels. ‘In februari worden de jongen geboren. Er is dan minder voedsel beschikbaar dan later in het jaar waardoor de dassen verder moeten lopen om te foerageren. Dan worden ze sneller aangereden.’

In de opvang moeten de hulpverleners ervoor waken dat de dassen niet te veel wennen aan mensen. Een das die zijn angst verloren heeft, kan onvoorspelbaar gedrag vertonen en mag daarom niet meer uitgezet worden. ‘Wanneer er dasjes binnengebracht worden die je de fles moet geven, gaan ze denken dat de verzorger hun moeder is. Ik zorg ervoor dat zo’n dasje alleen met mij en niemand anders in aanraking komt zodat hij niet zijn angst voor de soort mens verliest, maar alleen niet meer bang is voor één persoon,’ vertelt Bartels.

‘In de dassenopvang worden kleine groepjes van opgevangen dassen gevormd die dan samen weer in de natuur een plekje krijgen. En dat gaat bijna altijd goed. Meestal liggen ze de hele dag tegen elkaar aan te slapen alsof ze de beste vrienden zijn. Dit jaar hebben we een beetje problemen met het uitzetten van de dieren omdat we geen locatie kunnen vinden. Beheerders en bezitters van natuur zeggen vaak ‘nee’ omdat ze vrienden willen blijven met boeren. Dassen eten wel eens mais en niet alle boeren zitten te wachten op een das.’

‘Helaas is de schadevergoeding voor boeren steeds moeilijker gemaakt en verschillen de regelingen per provincie’, voegt Dirkmaat toe. ‘De meeste provincies rekenen een eigen risico voor boeren tussen de 100 en 350 euro. Dassen kunnen nu eenmaal schade veroorzaken aan de mais en graven ook holen in landbouwpercelen.’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Voornamelijk dankzij Das&Boom is het aantal dassen in Nederland gestegen naar zo’n 6.000 (van 1.200 in 1980) en is hij niet langer bedreigd. Maar de strijd is niet gestreden. Das&Boom moet er voortdurend op letten dat eenmaal aangelegde tunnels onderhouden worden. Het gebeurt vaak dat tunnels onderlopen met water, volgegooid worden met afval of beschadigd raken door het verkeer. Ook ziet de vereniging erop toe dat dassen een compensatiegebied krijgen wanneer hun burcht moet wijken voor een bouwproject. ‘Helaas gaat dat lang niet altijd goed en wordt bijvoorbeeld een compensatiegebied gekozen waar de das al foerageerde of waar het te druk is. Das & Boom moet echt voortdurend de vinger aan de pols houden. Op papier lijkt het redelijk goed geregeld, maar in de praktijk valt het vaak tegen,’ zegt Bartels.

Akkers en weides uit grootmoeders tijd

Ondertussen heeft Jaap Dirkmaat zijn ambities opgeschroefd en de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap opgericht, waar Das&Boom een onderdeel van is geworden. De VNC wil het boerenland weer mooier en biodiverser maken door heggen, houtwallen, elzensingels en sloten aan te leggen.

‘Ik kwam erachter dat wanneer je de dassen wil beschermen, je dat met techniek kan oplossen. Dassen zijn heel honkvast, hun burchten zijn soms wel duizenden jaren oud en ze lopen voortdurend dezelfde route die we wissels noemen. Het is dan gemakkelijk om aan te geven waar tunnels en rasters moeten komen, maar daarmee verdwijnt het belangrijkste naar de achtergrond, namelijk de achteruitgang van het landschap. In Nederland is heel veel onnodig weggehaald en dat kunnen we opnieuw aanplanten. Dat hebben we op verschillende plaatsen gedaan en dan zie je dat dassen in een veel kleiner gebied kunnen leven en dat er ook andere dieren terugkomen. Wanneer je bijvoorbeeld iets voor de korenwolf en weidevogels wil doen, moet je zorgen voor bloemrijke weilanden met vlinders en insecten, het akkermilieu uit grootmoeders tijd.’

.
.© Das&Boom

Dirkmaat strijdt ervoor om zoveel mogelijk diersoorten te beschermen: van de eikenzandbij tot de das en van het vliegend hert tot de korenwolf. Hij maakt geen onderscheid tussen grote en kleine dieren. ‘Wij zijn toch ook dieren. Heel veel dingen zijn hetzelfde, zij hechten ook aan het leven, anders zouden ze niet vluchten voor gevaar. Zij bouwen ook een stad en die willen ze heel houden. Ik vind dat we zoveel mogelijk dieren mee de toekomst in moeten nemen. Wat hier gebeurt, zal spoedig op de hele wereld gebeuren. In een land vol met mensen, wegen en welvaartseisen houd je steeds minder wilde natuur over. Het is wel handig wanneer een land dat vol is en geld heeft, waar het eigenlijk een luxeprobleem is of de natuur het wel of niet redt, met succes leert in harmonie met de natuur om te gaan. Dan ben je een lichtend voorbeeld voor andere landen. Ik vind het ook een gepasseerd station. We doen mee in de VN en de EU en daar hebben we verdragen getekend dat we de diersoorten die in 1980 binnen onze landsgrenzen aanwezig waren, moeten behouden. Wanneer kleine diertjes verdwijnen, heeft dat gevolgen voor grote dieren zoals walvissen want zij eten kril en plankton. Bovendien weten we nooit wanneer we dieren nodig hebben of wanneer we iets van ze leren. We hebben leren vliegen door vogels en vleermuizen, niet door onze fantasie.’

Maar hoe overtuig je mensen die het geen probleem vinden wanneer dieren verdwijnen? ‘Dat is moeilijk. Sommige mensen verzamelen spullen, anderen herinneringen en ervaringen. Die laatste zijn vergankelijk, maar minder schadelijk voor de aarde. Er zijn opgebruikers en koesteraars en dat blijft een eeuwige strijd.’

De das is een marterachtig roofdier met een lengte van 70 à 80 cm en een hoogte van 30 cm. Het zijn alleseters die vooral ’s nachts actief zijn. Dassen wonen in zelf gegraven burchten met kamers en gangen. Burchten kunnen duizenden jaren oud zijn. Het zijn sociale dieren die in families (clans) leven. Wanneer er genoeg voedsel voorhanden is, wonen ze met meerdere clans bij elkaar.

Dassen houden een winterrust en zijn dan minder actief. In februari worden de jongen geboren. Volwassen dassen komen dan uit de burcht om voedsel te zoeken. Jonge dasjes gaan in april, mei voor het eerst naar buiten. Vanaf juli moeten ze zelf voedsel zoeken en in september worden ze van de burcht verjaagd omdat ze dan een eigen stekje moeten zoeken. Tenzij er genoeg voedsel is, dan mogen ze blijven.

De das in België

De das is in België, net als in Nederland een beschermde diersoort. Dassen leven hier vooral in Wallonië, Limburg en Vlaams-Brabant. En ook in België kan door dassen aangebrachte schade gecompenseerd worden.

Wanneer je een gewonde das ziet, kan je contact opnemen met de Vogelbescherming die zich ook ontfermt over wilde zoogdieren. Doe dit ook wanneer je overdag een jong dasje in zijn eentje niet in de buurt van een burcht ziet wandelen. Dat is abnormaal gedrag en kan betekenen dat de moeder overleden is. Een overleden das kan je melden bij het Marternetwerk.

Meer lezen over de das?

Das&Boom

Dassenwerkgroep Brabant

Soortenbank over de das op Onze Natuur

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content