Nathalie Cardon

‘Ik ben een wandelnazi, niet geschikt voor de combinatie natuurbeleving en menselijke prikkels’

Nathalie Cardon Eindredactrice Knack Weekend

Nathalie Cardon vindt niks te banaal voor een goed verhaal

Er zat een folder van een wandelclub in de brievenbus. De Dauwstappers. Mijn Geen reclame-sticker hadden ze vrolijk genegeerd, maar dat nam ik de Dauwstappers niet kwalijk. Liever dit, dan een overbelichte foto van een afhaalpizza of een brief die begint met ‘Heeft u al eens aan uw eigen uitvaart gedacht’? Ik stelde me voor hoe een kloeke man, Gilbert genaamd, alle vogels aanwees. Hoe ene Maria haar pas inhield om Yvette met de pijnlijke heup bij de groep te houden. Hoe ze veel te luid lachend trappisten achterover klokten in een volks café, nors aangestaard door de stamgasten (corona bestond even niet).

Ik ben een wandelnazi, niet geschikt voor de combinatie natuurbeleving en menselijke prikkels.

Mijn vriend en ik zijn eerder van het type ‘asociale wandelaars’. Ontwaren we wezens op twee benen aan de horizon, dan slaan we synchroon een zijpad in, ook als er geen zijpad is. Blijkbaar moeten we ons een wereld kunnen voorstellen waarin we de enigen zijn. Gék werd ik, in de Kalmthoutse Heide, toen een stel twintigers dezelfde route als wij volgde en er zinsflarden tegen onze rug waaiden als ‘bedoelt gij uitgaan of uitgaan-uitgaan’. Ik dacht aan de term ‘stiltegebied’. Ik dacht ook aan de Meir. Na het afschudden van de achterliggers begon mijn vriend een weinig gestructureerd verhaal over zijn werk. Ik ademde in. Soms vraagt het moed om jezelf te zijn in een relatie, en te vragen: ‘Zou je kunnen zwijgen tot aan het volgende paaltje? Ik wil graag even naar het niks luisteren.’

Die dag wist ik: ik ben een wandelnazi. Niet geschikt voor de combinatie natuurbeleving en menselijke prikkels. Wie behept is met deze persoonlijkheidsstoornis heeft eigenlijk maar twee opties: er helemaal alleen opuit trekken, naar onherbergzame streken waar je al dan niet in een ravijn stort en nooit wordt teruggevonden, of juist met héél veel volk voorgeproefde trajecten afvinken en voluit gaan voor de ambiance – een afwezige blik werpend op de aalscholver waar Gilbert maar over blijft doorgaan. De natuur als bijkomstigheid, een prettige screensaver. Naar het niks luisteren doe je thuis, op je meditatiematje.

Als vrouw van halfweg de veertig vraag ik me wel af welke wandelclub me zou willen. De Dauwstappers lijken me sympathiek, maar iets zegt me dat ik dertig jaar te jong ben om te kunnen delen in de lol. Onder millennials schijnt birdwatching een ding te zijn, maar tegen hen kan ik vanachter mijn verrekijker bezwaarlijk beginnen over mijn cyclus die sinds de lockdown gekke sprongen maakt (en wat uitgaan-uitgaan tegenwoordig inhoudt, zou ik zo snel niet weten). Het wordt tijd dat ik mijn eigen club begin. Natuurvrienden die twintig waren toen Kurt Cobain stierf. Die deze zomer op krak hetzelfde moment de oproepbrief voor hun vaccinatie van de mat rapen en in de WhatsAppgroep juichen: Come as you are, we zijn weg! Gearmd trekken we door bos en hei, de vogels uit de bomen zingend. In géén tijd worden we uit het stiltegebied gezet en in een veel te kleine combi gepropt. Dan begint de echte verkenning. Ruiken, voelen, met al onze zintuigen onderzoeken we exemplaren van de diersoort die zo lang te gevaarlijk was om te benaderen. Dichter bij de natuur kan een mens niet zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content