Een lichtere tint van wit in Andalusië

© iStockphoto

Als dobbelstenen liggen ze uitgestrooid tegen de Andalusische bergflanken. De ‘witte dorpen’ zijn steeds hetzelfde, maar altijd anders. Een studie in de gevoelswaarden van wit.

De pueblos blancos of witte dorpen van Andalusië hebben een stereotiepe, maar telkens weer unieke verschijningsvorm : ze liggen op een heuvelrots, bijna helemaal wit, vaak met een burcht en een kerktoren die boven de dakpannen uitrijzen. Er bestaat geen afgebakende grens waar die dorpen beginnen en eindigen. Geen twee reisgidsen of websites dwepen met hetzelfde lijstje. Waarom ook? De witte dorpen lokken, fantaseren, broeien in de hitte, overschouwen trots het land, sluimeren in de sierra’s van centraal Andalusië. Hier of ginds, een wegwijzer, een omweg, willekeurig meander ik van het ene naar het andere dorp.

Weelderig wit

De meeste witte dorpen liggen in de provincie Cádiz, maar waarom zou ik niet beginnen in Osuna, een stad in de provincie Sevilla? Ik weet waarom: vanuit de toren kijk ik naar straten in tegenlicht, naar kloosters, kerken en gevelkrullen van het Palacio Marqués de la Gomera. Het paleis met patio is een hotel, de toren mijn kamer: uit het niets verschijnt een van de aantrekkelijkste renaissance- en barokstadjes van Andalusië.

Osuna
Osuna© iStockphoto

Omdat de stad van de ridders van Calatrava later toebehoorde aan de hertogen van Ureña, een machtig geslacht uit de Spaanse geschiedenis, is het elitaire Osuna een genotvolle, zij het inspannende slentergang door de straten, die met glimmende kasseien tegen de helling omhoogklimmen. Spaanse ochtenden zijn traag, het ritme waarop het leven ontwaakt, is trager dan de opgang van de zon. In de ochtend zijn Spanjaarden als reptielen. En de gevels veranderen van grijs naar weelderig wit.

Op de heuvel kijkt de Santa María de la Asunción neer op de stad. In de lege Collegiata hangt het beste schilderwerk dat José Ribera heeft nagelaten: realistisch, direct, levendig, met een kruisiging en vier heiligen. Licht valt de kerk binnen, vult de koepel en laat de marmerzuilen uiteenwijken. Buiten baadt de stad in een witte gloed tussen religie en industrie. Osuna ligt op de toeristische Ruta de Washington Irving, naar de romantische schrijver die in 1829 te paard door het land reisde : voor ‘wildly picturesque’ is Osuna te verheven, maar het is zeker waar voor de komende dorpen.

Cocainewit

Teba is een onooglijk nest met hoog op de rotskam een burchtruïne. Stoere wind, vale gieren, weids uitzicht over de siërra, windmolens die de plaats van vijandige legers hebben ingenomen. Een legende wil dat in een bijna verloren veldslag tegen de Moren een ridder het hart van de Schotse vrijheidsstrijder Robert the Bruce tussen de vijandelijke gelederen wierp en het tij wist te keren.

Olvera
Olvera© iStockphoto

Luchtspiegelingen zijn dan weer echt: Cañete la Real ligt zo uitdagend tegen de berg dat ik er naartoe moet. Het dorp is alleen maar schitterend wit, glimmend als een lijn cocaïne op een kwikzilveren spiegel. Felle gevels, delirisch rode daken en daarboven een Moorse burcht en de kerk in een tweestrijd alsof de reconquista nog niet is beslecht, met rondom afgeplatte huisjes als waren het de schubben van een Andalusische hagedis. Fenomenaal. Op het plein lokt Bar Manolo met een tapa en de spreuk, die het stadje ooit berucht maakte: “Mata a tu hombre. Y vete a Olvera” (“Dood uw man en vlucht naar Olvera”).

Is wit dan wel een Andalusische kleur? Zwart voor stier en corrida, ja, of voor de flamenco, of rood voor bloed en opnieuw de flamenco, en ja, groen voor olijven en de oevers van de Guadalquivir, of ja, oker voor de burchten en ja, blauw voor die verzengende hemels. Maar wit, dat is onschuld, maagdelijkheid, vrede, gebrek aan passie.

Tot de reis van het ene naar het andere dorp leidt en wit, witter en witst obsessief de kleuren van de pueblos blancos worden. Ik wil Setenil de las Bodegas dan ook niet missen, nu ik in een roes van wit en lankmoedigheid verkeer: het dorp van de herbergen ligt onbegrijpelijk in een kloof, in de rotsen, onder de stenen, langs beide zijden van een riviertje en groeit omhoog, tussen zon en schaduw, sol y sombra, naar de kerk en de hemel.

Duizelingwekkend wit

Vanuit het noorden ligt Ronda als een witte ruggengraat op een kleigele rotswand. De Puente Nuevo brandt boven de kloof, een navelstreng tussen de christelijke en de Moorse stad, allebei wit met kerken en kloosters. In een fabelachtig landschap vol bergen waaromheen wolken dansen, ligt het roversnest dat ooit een pleisterplaats was voor smokkelaars, rovers, zigeuners en avonturiers.

Ronda
Ronda© iStockphoto

Ronda vervult de ziel van de romanticus en de toeristische eendagsvlieg die de costa ontvlucht. Ronda is een brug, een mythe. Ten westen van de stad zijn de siërra’s een aaneenrijging van woeste natuur, bossen van kurkeiken en zilversparren, van stuwmeren, bochtrijke wegen, passen en overal witte dorpen, uitgestrooid als dobbelstenen : Zahara de la Sierra ligt onmogelijk boven een kunstmatig meer, afgelegen en gemoedelijk, met een ruïne en een plein om te lezen. Voorbij de pas van Puerto de las Palomas hokken in het ruige land El Bosque, Grazalema en het berberse Torre Alháquime, Cortes de la Frontera of lederwarenstad Ubrique als nesten in vijandige landschappen. Als lakens voor een picknick liggen ze over het land, dan weer hangen ze grillig gedrapeerd over een stoel.

En telkens is het ritueel zoals elders : witte straatjes, poorten en patio’s met bloembakken en traliewerk voor de ramen, gesloten om de hitte buiten te houden als de zomer ondraaglijk wordt, een plein en een straat vol wit. En toch is het verhaal iedere keer anders, want ieder dorp is een zoveelste bekoring in schakeringen tussen grijs, vaal, zuiver en verblindend wit. Het wordt een verslaving hoe die witte tinten langs netvlies en huid langzaam binnendruppelen in mijn ziel. De pueblos blancos zijn een duizelingwekkende studie in wit.

Vertrouwd wit

Het houdt niet op. Al is het kiezen : een westelijke weg leidt naar Arcos de la Frontera en Medina-Sidonia. Beide stadjes zijn stilaan een vertrouwd beeld, verwondering slaat om in herkenning: witte straatjes en gevels uit Moorse tijden, blanke huizen, een labyrint van stegen en kerken in de bouwstijlen van de reconquista – mudejar, plateresco en barok – kruipen omhoog naar kasteel en huis van god. Opnieuw frontera : frontlijn van het Moorse en katholieke Spanje, voorpost, gewapende vrede, samenleven, oorlogen en erfgoed.

Zuidelijk loopt een route naar Algeciras door een groots berglandschap met schildersvegen van alweer witte strooisels: Benadalid, Moors van naam, of mooi Gaucín, dat is ontsierd door een teveel aan Engelsen die Spanjaard willen zijn.

Benadalid
Benadalid© iStockphoto

Met een doodlopende omweg beland ik in Castellar de la Frontera, dat in zijn naam strijd en grensgebied verbindt, een veelal verlaten dorp binnen kasteelmuren, bewoond door oudjes en ambachtelijke hippies uit een voorbije eeuw. Als ik even ver kon zien als de roofvogels, ontwaarde ik de zee, Gibraltar en Afrika aan de overkant. Daar aan de oceaan blaast de wind me ongenadig weg, tot jolijt van de windgeile surfers. Voorbij de Zuilen van Hercules, zowel de scheidslijn tussen Afrika en Europa als de overgang van Atlantische Oceaan naar Middellandse Zee, is Punta Marroquí o de Tarifa een kaap van schuimkoppen, levantwind, een opduikende potvis en wegstuivend zand. Zonder zijn muren en de zwarte stier van Osborne zou Tarifa onleefbaar zijn.

Abstract wit

Vertrouwd, maar een openbaring : mijn laatste toevluchtsoord is Vejer de la Frontera, tweehonderd meter steil boven de zee vol nauwe stegen en idyllische pleinen. Voor de negentiende-eeuwse reiziger Richard Ford, in zijn nog altijd actuele Handboek voor reizigers in Spanje, was Vejer “a true specimen of a Moorish town”. Sierlijke vormen uit een Arabische kashba, trappen, doorgangen, poorten die uitkijken over het lage land, gemoedelijke pleinen, tekens en hiërogliefen, stegen met de namen van Jezus, monniken en Trafalgar, beelden van vrouwen in zwarte sluiers, museum en doolhof rond burcht: het laatste dorp is een symfonie in wit. Alles is zo wit dat contouren vervagen en het dorp verandert in een schilderij van lijnen en vlakken, die nu eens scherp aflijnen en dan weer wazig vervagen.

Zo traag mogelijk heb ik de witte dorpen in mijn ziel laten binnensijpelen, nu ben ik voldaan, neem afscheid en vertrek naar de oudste stad van Spanje, naar Cádiz aan de diepblauwe oceaan, op een landtong langs drie kanten door water omspoeld. Fonkelende gevels baden in een Atlantische gloed, ik kijk aan de kade naar de vissers, loop voor het eerst door donkere stegen en hoor op het gepaste uur de klokken van het stadhuis fragmenten uit Manuel de Falla’s ballet El amor brujo spelen, ik zet me op een terras, drink een manzanilla en ruik de diepe oceaan, waarin alles verdrinkt wat wit is.

Mark Gielen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content