Dichter bij Dracula: van Zagreb naar Boedapest tot ver in Roemenië

Het Poenarikasteel van graaf Vlad Tepes, beter bekend als Dracula. © iStock
Maarten Inghels
Maarten Inghels Antwerps Stadsdichter

Maarten Inghels is schrijver en dichter. Als hij niet ronddwaalt in de stad, wandelt hij naar verafgelegen plekken of bezoekt hij eilanden. Voor enkele optredens op poëziefestivals reisde hij van Zagreb naar Boedapest, tot in het Roemenië van Dracula. ‘Vlad was a good guy.’

Nadat de vertaling van mijn roman is voorgesteld in een bibliotheek en een boekhandel in Zagreb – de berenworst sla ik voor een keer af – nemen we de trein naar Boedapest. Aan de Kroatische zijde is dat een heel avontuur; drie keer van treinstel veranderen, een pendelbus die een deel van het traject overbrugt, om net voor de Hongaarse grens een klein uur stil te staan. Vooral het pantomimespel met opgetrokken wenkbrauwen van de paspoortagenten zorgt voor vertraging.

We stappen over op een Hongaarse trein met gordijn- tjes en internet en beenruimte en met uitzondering van de toiletten ruikt alles naar Europees geld. De trein kachelt in totaal zes en een half uur langs het groene platteland, slechts onderbroken door het lange Balatonmeer, waarvoor de Hongaren een zomerse verliefdheid koesteren.

De volgende ochtend in Boedapest bezoeken we een zestiende-eeuws badhuis met water vol zwavel dat ons zou moeten genezen van de blutsen en builen van de treinreis. We laten ons als theebuiltjes weken in het ronde bad op het panoramadak van het gebouw langs de Donau, zo vroeg op de dag ligt de rivier al in een waas van smog en sigarettenrook. Vervolgens proberen we krampachtig te ademen in de Turkse stoomkamer, waar de mist als een verbandgaas om onze ogen zit. Onderuitgezakt in het achthoekige kelderbad, het plafond een glinsterend mozaïek, zien we onze vingers opzwellen tot grote garnalen.

Een katholieke kerk in Sibiu.
Een katholieke kerk in Sibiu.© MAARTEN INGHELS

‘Nu moeten we over politiek praten’, zegt mijn reis- gezelschap.

Volgens de laatste peilingen heeft Hongarije het mooiste parlement van Europa. Onder het koepeldak rust een oude koningskroon op een sokkel. We bestijgen de gouden trappen en bewonderen zoiets banaals en exuberants tegelijk als de vergulde asbakken op de vensterbanken. De sigarengeultjes in de asbakken zijn brandschoon en worden niet meer gebruikt. De gids vertelt hoeveel kilo bladgoud er voor de trappenhal is gebruikt en hoeveel parlementariërs er kunnen plaatsnemen in de roodfluwelen banken, maar ik zit met mijn blik vast aan de Donau achter de glas-in-loodramen, het unieke licht van deze stad.

Na de rondleiding lopen we een blokje om en vinden we een vrachtwagen met open laadbak waar zakken aardappelen worden uitgedeeld. Haastig lopen stelletjes Hongaren met een kruiwagen langs de statige herenhuizen op zoek naar onzichtbaarheid voor hun schaamte.

In Tuinfeest van de Hongaarse banneling György Konrád vind ik bevestiging voor mijn vermoedens over Boedapest: Deze stad is een roman op zich, een nogal gespierd stuk proza.

Tijdens mijn eerste nacht in Boedapest heb ik een droom over God, met name een openbaring waarin alle licht en geluid God was, niet goddelijk, maar God. Een droom die ik mij herinner wanneer we in een kerk staan, een onderaardse kerk uitgehakt in de rotsen van de heuvel van Boeda, een kerk die de vorm heeft van de zeven magen en het darmkanaal van een koe. Een vrouw speelt in een van de magen op een orgeltje. Als God alle licht en geluid is, dan is het donker de hel (maar het is nooit echt donker) en de stilte duivels (maar het is nooit waarlijk stil).

De kathedraal van Curtea de Arges.
De kathedraal van Curtea de Arges.© MAARTEN INGHELS

Omdat ik duidelijk nog niet van al mijn kwalen ben genezen, gaan we naar de thermische baden in het art- decohotel van Géllert. We wisselen baden af van 28 graden naar 33 graden naar 36 graden en 40 graden en dan weer omgekeerd tot we langzaam gaargekookte padden zijn. In het veertiggradenbad komt een robuuste, kale man naar ons, op zoek naar een gesprek.

I stay in the Continental Hotel, very cheap. Where do you stay?

We rent a small apartment.

Oh. I do not know that hotel.

No, it’s a rental studio! What do you do for a living?

I have a copper mine in Mongolia. Three years ago I bought an airplane. I am here with my own airplane. Very easy, we fly to München tomorrow.

De Mongool laat zich onder water zakken en verdwijnt even onverwacht als hij gekomen is.

Het kasteel van Vlad

We reizen verder naar het hart van Transsylvanië, dat ooit bij Hongarije was maar nu Roemeens is. Hier zijn bij mijn weten geen kopermijnen, wel zoutmijnen. Viktor Orbán geeft subsidie aan ouders die hun kinderen naar een Hongaarse school in Roemenië sturen. De echte grenzen zitten in de hoofden van de mensen.

De Zuidelijke Karpaten vormen een natuurlijke barrière van Transsylvanië, maar de bergketen wordt vandaag druk bereden dankzij de Transf?g?r??an, een beroemde autoweg ooit gebouwd door het leger van Nicolae Ceau?escu, die een inval van de Sovjet-Unie wilde vermijden. De autobaan slingert zich in haarspeldbochten de bergen in, en dondert dan weer naar beneden. Op 2000 meter hoogte staan souvenirstalletjes te verkleumen met hun kazen, salami’s, gedroogde varkenshuid, geroosterde maïskolven en ?erbet, een dessert in fluorescerende kleuren.

Het is zondag, en een lange stoet auto’s toetert zich een weg naar boven. De auto is koning in Roemenië, ook al is de wegeninfrastructuur ontoereikend en het vliegtuigverkeer beter geregeld. De meeste zondagsgangers houden halt op dit eerste uitkijkpunt, maar ik wil door de lange tunnel naar het andere uiteinde van de 90 kilometer lange asfaltslang, ook al betekent dat zeven uur in de wagen zitten.

Ik ben op weg naar het Poenarikasteel van de nationale volksheld Vlad ?epe?, de overheerser van het stuk Roemenië dat in de vijftiende eeuw nog Walachije heette. Vlad ?epe? werd in de rest van Europa beter bekend als Vlad Dracula uit de gelijknamige horrorroman van Bram Stoker: als een aristocratische vampier, ondood en onzichtbaar.

Het Hongaarse parlementsgebouw.
Het Hongaarse parlementsgebouw.© MAARTEN INGHELS

Over de bloeddorstige Vlad Tepes doen evenveel gruwelijke verhalen de ronde: hij verbrandde vijanden, drukte sociale bewegingen de kop in, onthoofdde slachtoffers, spietste de hoofden aan staken en vermoordde met voldoening zijn tegenstanders. Onze taxichauffeur ziet het echter anders.

He was a good guy, you know. Vlad protected the Romanians from much worse.

Aan de stoelen hangen strengen knoflook. We rijden over de gigantische stuwdam, langs een zilveren Sovjet-beeld van een man die een gekartelde bliksemschicht in de lucht houdt. De kameraad die de wolken meet. Bij aankomst blijken de ruïnes van het winterslot al afgesloten voor het publiek. Voor de terugweg kiezen we een alternatieve route, maar dat blijkt een onverharde, hobbelige weg vol stenen te zijn langs armoedige lemen huisjes. Een weg die geschikt blijkt voor een jeep (niet gezien) of een man die op wandel is met de huiskoe (veel gezien). Een varken is tot tegen de spijlen van zijn hok gegroeid. Het stoffige licht dat op Oost-Europa valt, is van het meest mysterieuze dat ik ooit heb gezien.

Het is al donker wanneer we Sibiu bereiken. Een vrouw op straat bedelt om sigaretten maar probeert tegelijkertijd mijn portefeuille te jatten.

Alcohol als taal

We dolen rond tussen de pastelkleurige huizen in de klinkerstraten van Sibiu en de indrukwekkende graven van de Saksen in de lutherse kathedraal. In de gewelfde boekhandel Liberia Habitus in de kelder van de katholieke kathedraal lees ik mijn gedichten in het Nederlands voor terwijl de vertalingen worden geprojecteerd. Het poëziefestival waar ik te gast ben heet Poets in Transylvania, en ik ontmoet dichters uit Zwitserland, Oostenrijk, Slovenië, Turkije en het Baskenland. Hoewel ik mijn performance afsluit met het citaat van Umberto Eco: ’the common language of Europe is translation’, blijkt later die nacht dat de poëtische taal van Europa evengoed alcohol kon heten.

Met een bleek vampierengezicht verschijn ik de volgende ochtend aan de ontbijttafel, waar ik met lange tanden een croissant eet. De Roemeense dichter naast mij verhaalt over de Roma die nog steeds in familieverband opereren.

Een boekenkraampje in Boedapest.
Een boekenkraampje in Boedapest.© MAARTEN INGHELS

They have a tribe that plays the fiddle, they have a tribe of beggars, they have a tribe that steals, they have a tribe of witches.

Een Romazigeuner die bedelt, veracht de stelende zigeuner. Die moet dan weer niets hebben van de viooltrompet spelende gipsy. Zo koud had ik het nog nooit gehoord. Ik wil het racisme heel graag maar moeilijk geloven.

But they all went to Western Europe. There is nothing left here anymore.

Wrijven op wratten

Voordat de trein uit Sibiu vertrekt, lopen er een paar spoorbedienden met metalen staven rond om de wielen een tik te verkopen. Klink, dink, plink. De spoorbediende verklaart dat het voor de veiligheid is. Mijn reisgenoot vertaalt zijn Roemeens. Wanneer bij een slag het wiel in stukken breekt, moeten we stoppen, maar als het wiel rond blijft, kunnen we verder. Is dit een wetenschappelijke test, of gewoon bijgeloof?

— Er wordt gezegd dat als je met je wrat over een dode wrijft, die dode de wrat mee in het graf neemt, vertelt mijn reisgenoot. Bij de dood van mijn grootmoeder heb ik met mijn wrat hardnekkig over haar hand gewreven.

— En verdween de wrat?

— Dat kan ik me niet meer herinneren. Ik weet alleen nog dat ik op de begrafenis een stropdas heb gestolen die ik indien nodig nog steeds draag.

De trein rijdt in een wolk van stof en rook langs bruingouden akkers naar Brasov, waar we het tweede kasteel van Dracula bezoeken, een charmant buitenverblijf dat gruwelijk is mismeesterd met Halloween-decoratie. Wie de folterkamer en een exporuimte wil bekijken betaalt boven op de inkomprijs extra fooi, alsof het kasteel in de handen van Ryanair is gevallen. Na de val in 1989 van Nicolae Ceau?escu en zijn armoedige communisme is het kapitalisme met beide voeten vooruit in het vacuüm gesprongen. De veramerikanisering uit zich dikwijls nogal luidruchtig en onhandig, bijvoorbeeld met grote Hollywoodletters in de heuvels die de naam van de stad BRASOV spellen.

De mannen heten hier nog steeds Florin, Dan, Andrei, Kostel, Eugene, Grigore. Weinig vrouwen verklappen mij hun naam.

Levende doden

De avondtrein naar Boekarest sjokt als een nukkig kind langs de laatste bergen en bossen van de Karpaten, verkleurd tot honderd soorten oranjebruin in het gouden honinglicht van oktober. Vergeefs hoop ik aan de bosranden hongerige beren en wolven te spotten. Er scharrelen tamme vossen langs de sporen. Ze gapen en likken hun staart als een kat.

De beroemde Transfagarasan- autoweg in de Karpaten.
De beroemde Transfagarasan- autoweg in de Karpaten.© MAARTEN INGHELS

Met zijn verkeerschaos op de brede boulevards langs een arc de triomphe wordt Boekarest weleens klein Parijs genoemd. Maar de stad is geschikter voor de autocoureur dan voor de flaneur. Bijna alle voetpaden in Boekarest worden door wagens als parkeerplaatsen gebruikt zodat de haast van de voetganger is veroordeeld tot de autoweg. Omgekeerde wereld.

Ik vlucht naar binnen in de volkse orthodoxe kerkjes.

In elk hoekje gebeurt er wat: in de ene hoek houdt een priester een korte dienst, een vrouw gaat te biecht bij een tweede priester die zijn sjaal om haar hoofd zwachtelt en in de verste hoek staat een derde priester te kletsen. In elke kerk staat een zilveren schrijn met relikwieën van heiligen: een botsplinter, een teennagel, een pluk haar. De fresco’s op de buitenmuren zijn vaak van kleur verschoten, daar waar gelovigen bij het binnenkomen veelvuldig de figuren strelen en kussen. De orthodoxe gelovigen herhalen hun kruisteken meermaals: voorhoofd, borstbeen, rechterschouder, linkerschouder en opnieuw.

We huren een auto om naar het meer van Snagov te rijden, waar mijn reisgenoot als kind nog rivierkreeften ving, met een vork aan een stok gebonden. In de kloosterkerk op een klein eiland ligt het sobere graf van Vlad ?epe?. Alleen de stilte spookt rond het verlaten meer.

We rijden naar een oude oom en een handvol familie- leden in een uitgebloeide tuin met wijngaard. Er wordt een zelfgebrouwen zoete wijn geserveerd, een cognac van appels en mirabellen en als dessert na de barbecue is er cozonac, een zoet brood gevuld met chocolade, even donker als de nacht.

Er staat geen flakkerende pompoen in de duistere tuin, toch wordt dit onverwacht een avond van de levende doden, zoals we daar in plastic tuinstoelen elkaar zitten te vertalen. Het licht en het geluid dat uit ons komt, oude verhalen van mensen die er niet meer zijn, ondode doden, vergeten levens, terwijl de vliegtuigen boven onze hoofden als sterren fonkelen. Aan het einde van de nacht gaat een andere versie van mezelf naar huis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content