Asturië

Geen toreador of flamencodanseres in zicht, maar wel doedelzakspelers, ciderbars, preromaanse kerkjes, groene valleien en zeevruchten-vers-van-de-boot, geserveerd op elegante strandboulevards. Asturië, een ander Spanje.

Het Noord-Spaanse Asturië is het eerste christelijke koninkrijk van Spanje, een feit waar de inwoners, niet wars van enig chauvinisme, danig trots op zijn. Op het eerste gezicht maakt Oviedo, met 200.000 inwoners de officiële hoofdstad van Asturië, niet echt een Spaanse indruk.

Veel gestuukte huizen in vriendelijke pastelkleuren, voorzien van houten erkers of balkons vol geraniums. Je waant je in Elzas of Savoie. Intieme pleintjes met fonteinen en caféterrassen en opvallend veel sculpturen. Ouderwetse bronzen van plaatselijke helden en folkloristische figuren en meer moderne, gestileerde zoals die van een enorme blote kont. Welvarend, veilig en kraakschoon, dat is de overheersende indruk die Oviedo op de bezoeker maakt.

Zoals het een hoofdstad betaamt, beschikt Oviedo ook over een kathedraal. Naar Frans ontwerp en met een fraai versierde gotische toren. Het bijzonderste deel is de Cámara Santa, waar onder andere het kruis bewaard wordt dat Pelayo in 722 aan de overwinning op de Moren geholpen zou hebben en het zogenaamde sudarium, het doek waarmee na de kruisiging het gezicht van Jezus afgeveegd zou zijn.

Een spoor van koperen schelpen door de middeleeuwse binnenstad herinnert eraan dat Oviedo van oudsher op de route naar Santiago de Compostela ligt. Maar als architectuurliefhebbers Oviedo aandoen dan is het in de eerste plaats voor drie bijzondere kerkjes uit de negende eeuw in een preromaanse stijl die uitsluitend in Asturië voorkomt.

Die met hun gat nat

Met zijn Museum voor Schone Kunsten, zijn opera-, zarzuela- en concertseizoen is Oviedo vooral in het najaar een bonanza voor de cultuurminnaar. Zusterstad Gijón, met 260.000 inwoners de grootste van Asturië, komt dan weer het best tot haar recht in de zomer. Ze liggen op minder dan dertig kilometer van elkaar en zijn in een vriendelijk soort concurrentiestrijd met elkaar verwikkeld.

Culos mojados noemen die van Oviedo de inwoners van Gijón, wat zoveel wil zeggen als ‘die met hun nat gat’. De stad ligt namelijk aan een mooie baai van de Mar Cantábrico, zoals de Atlantische Oceaan hier heet, en wel zo dat de nabije zware industrie netjes aan het oog onttrokken blijft.

Nat gat of niet, inwoners en toeristen mogen graag over de zes kilometer lange strandboulevard flaneren. Vooral bij valavond is dat een goed idee, als de terrasjes in de oude visserswijk Cimadevilla vol zitten en het jonge volk voor ambiance zorgt. De Asturiërs zijn van oorsprong Kelten; er is niet veel nodig om hen naar de doedelzak te doen grijpen. En zoals overal in deze streek vloeit de cider rijkelijk.

In de idyllische villawijken rondom Gijón krioelt het van de merenderos, een soort landelijke afspanningen waar de autochtonen, de dames voorzien van wapperende waaiers, graag van een glaasje mogen genieten. De sfeer doet een beetje aan die van de Weense Heurigen denken.

Een absolute aanrader is ook de lieflijke Jardín Botánico Atlántico, een van de mooiste van Europa, recht tegenover de Universidad Laboral, een wat spookachtig en megalomaan scholencomplex met een veel te hoge toren uit Franco’s tijd. Liefhebbers van archeologie komen dan weer aan hun trekken in de recentelijk ontdekte Romeinse baden onder de Campo Valdéz.

Madonna’s en dinosauri?rs

Zee én bergen, de natuur is gul in Asturië. Het klimaat ook: de winters zijn er mild, de zomers fris, toch in vergelijking met de rest van Spanje. En ja, het wil er wel eens regenen, maar de laatste zomers steeds minder, beweren de autochtonen.

Wandelaars en andere sportievelingen kunnen hun hart ophalen in het Nationaal Park Picos de Europa, een kalksteengebergte met toppen boven de 2500 meter en een zeer gevarieerd landschap van valleien met groene weiden en kabbelende riviertjes, roerloze bergmeren, nauwe kloven en ravijnen en grillige rotsformaties.

Typisch in het landschap zijn de hórreos, graanschuren op palen. Te midden van al dat natuurschoon ligt Covadonga, een soort Spaans Scherpenheuvel met in een grotkerkje de mooi aangeklede Virgen de las Batallas die Pelayo destijds aan zijn kruis én de overwinning op de Moren hielp en nu busladingen min of meer vrome pelgrims trekt.

De stranden van de groene kust liggen ingebed tussen de rotsen en zijn vaak spectaculair mooi. Het gebied tussen Gijón en Ribasella wordt niet voor niets de kust van de dinosauriërs genoemd. De reusachtige reptielen die hier 150 miljoen jaar leefden lieten er veel sporen na. Vandaar ook het leuke Museo del Jurásico de Asturias, vlak bij het aardige kustplaatsje Lastres, een ultramoderne houten constructie in de vorm van een drietenige dinosauriërspoot.

Asturië investeert veel in het toerisme. Een ander boeiend museum is het Museo de la Mineria in de voormalige mijn San Vicente in El Entrego, waar je ondergronds en dankzij dramatische klankeffecten meemaakt hoe de kompels vroeger te werk gingen. Een mondje Spaans verstaan helpt.

Bron: Weekend Knack

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content