Belize

Eindeloze zandstranden met palmbomen, een van ’s werelds grootste koraalriffen: de Caribische kust van Belize is een door zonnekloppers en sportduikers gekoesterde parel. Maar het binnenland, met overwoekerde Mayaruïnes in het regenwoud, is nog onbekend.

Eindeloze zandstranden met palmbomen, een van ’s werelds grootste koraalriffen: de Caribische kust van Belize is een door zonnekloppers en sportduikers gekoesterde parel. Het binnenland, met overwoekerde Mayaruïnes in het regenwoud, bleef onbekend en onbemind. Op stap langs Belizes Ruta Maya: een openbaring.

Wat moet je zien in het noorden?
In Centraal-Belize?
En in het zuiden?
Duiken en snorkelen?
Wat kan je er nog meer doen?
Algemene informatie
Praktische informatie

Ecotoerisme is hét toverwoord in Belize. Het kleine land, verstopt in een hoekje van de Caraïben tussen Mexico en Guatemala, is voorlopig vooral bij duikers geliefd, die rond de riffen en atollen een onderwaterparadijs ontdekken.

Maar met eindeloze maagdelijke regenwouden, heuvelachtige dennenbossen en alomtegenwoordige Mayaruïnes, heeft het eigenzinnige land alles om de meest veeleisende toerist te verleiden.

Toevluchtsoord voor zeerovers en slaven

Slechts op 21 september 1981 werd Brits-Honduras het onafhankelijke Belize, sindsdien een stabiele multiculturele democratie. Vergeten door de conquistadores, voor wie er nauwelijks grondstoffen of andere schatten te roven waren, werd de jungle aan zee een toevluchtsoord voor Britse zeerovers en vrijgelaten Afrikaanse slaven.

Hun afstammelingen, de creolen, zijn nu de grootste bevolkingsgroep. Na hen volgden Maya-afstammelingen, vluchtend uit Guatemala en Mexico, later Indiërs, Chinezen, Noord-Amerikaanse evangelisten, Duitse mennonieten en avonturiers van overal.

Op de markt van San Ignacio, een klein stadje, hét regionaal centrum, krioelt het van creolen, mestizo’s, Maya-afstammelingen, Chinezen en mennonieten die hun koopwaar etaleren.

Belize ligt bezaaid met Mayaruïnes, de meeste nog diep verscholen in het regenwoud en nauwelijks blootgelegd. Xunantunich, op de oever van de Macal, is een uitzondering, en ligt op wandelafstand.

Als een Mayagod

El Castillo, grotendeels afgegraven, is met zijn veertig meter nog steeds een van de hoogste gebouwen van Belize. Rond 900 werd de site verlaten. De oostelijke tempelfries, met maskers en getuigt er nog van dat de hele tempel ooit rijkelijk versierd was.

Voor de Maya’s zijn bergen en grotten heilige plekken, huizen van de goden, waar ze in hun steden ritueel replica’s van maakten.

Een tocht naar Caracol, ooit de grootste stad van Maya-Belize en de grootste Mayavindplaats in Belize, is nog steeds een expeditie. Caracol ligt diep in de jungle.

De Mayasteden in Belize werden heel wat later ontdekt dan hun Guatemalteekse zustersteden. Slechts in 1937 stootten houthakkers op stenen bouwwerken diep in de onontgonnen jungle. Nu blijkt dat Caracol, met een oppervlakte van 88 vierkante kilometer, in zijn glorieperiode ruim 150.000 inwoners telde, nauwelijks minder dan nu heel Belize.

Archeologen identificeerden drieduizend huisplatforms en vermoeden dat minstens het tienvoudige ervan nog onder het gebladerte verscholen ligt. Het werk van archeologen is hier moeilijk en niet zonder gevaar. Als ze zonder meer de begroeiing van de piramides kappen, bestaat het risico dat de bouwwerken instorten. Dus laat men de meeste ruïnes begroeid en ongemoeid.

Op het balspelplein bejubelen hiërogliefen de overwinning van Caracol op het naburige Tikal, minder dan honderd kilometer ver in vogelvlucht. De Caana, het enorme hemelpaleis, was een inspiratiebron voor de imposante piramiden van Tikal. De trappenpiramide heeft op twee verdiepingen tientallen kleine woonvertrekken.

In het tempelcomplex op de top heeft de vloer nog hier en daar zijn originele rode kalkbepleistering. Op deze artificiële, bloedrode berg offerden priesters en koningen hun bloed.

Plek van de angst

Peddelend door de jungle kom je door gebieden waar weinig mensen wonen, maar erg veel wild. Massa’s vogels en veel leguanen. En krokodillen. In het regenwoud zie je maar een schijntje van de dieren die jou zien.

Om de grot van Actun Tunichil Muknal, een poort naar de onderwereld, naar Xibalba, de Plek van de Angst, te bereiken moet je door de rivier waden over spekgladde keien. Alleen de eerste twintig meter moet je zwemmen, daarna kan je gewoon stappen.

De rotswand aan de ingang van de grot beeldt in profiel een gezicht met een grote neus uit. Chaak waakt over de toegang tot de onderwereld. Xibalba, de Plek van de Angst, is belangrijk in de Mayamythologie. Elke nacht verandert de zon in een jaguar die door de onderwereld sluipt om bij het ochtendgloren als zonnegod te reïncarneren. De dode zielen dwalen door de lege niveaus van de onderwereld, waarna hun ziel bevrijd de hemel kan bereiken.

De pracht van stalagmieten en stalactieten verbleekt naast de mysterieuze Mayascherven. Hoe dieper je in de onderwereld afdaalt, hoe luguberder de vondsten. Schedels met platte voorhoofden laten zien dat babyhoofdjes ingebonden werden om koninklijke koppen te vormen.

Bloed was voor de Maya’s het grootste offer. En hoe verschrikkelijker de pijnen die met het offer gepaard gingen, hoe luider de kreten, hoe liever de goden het hadden. Op het einde van de negende eeuw, toen de Maya’s hun steden verlieten, werd de regio geteisterd door droogte. Hongersnood maakte de mensen radeloos. Misschien was dit een ultiem offer om de regengod tot clementie te bewegen? Zou de doodskreet, galmend door de grot, Chaak behaagd hebben?

Bron: Weekend Knack

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content