Wat moet je zien?

De tempel van Kukulcán, ook El Castillo of Het Kasteel genoemd, domineert het centrum van Chichén Itzá. De piramide oogt heel zakelijk, maar achter de hoekige, symmetrische vormen gaat een ingewikkelde symboliek schuil. De schaarse decoraties zijn gewijd aan Kukulcán, de God van de elementen die door de Maya’s voorgesteld werd als een gevederde slang. El Castillo staat bekend om een fenomeen dat bouwmeesters, wiskundigen en sterrenkundigen bloed, zweet en tranen moet gekost hebben. Elk jaar op de begindagen van de lente (21 maart) en de herfst (21 september) veroorzaakt de namiddagzon een schaduw in de vorm van een 34 meter lange slangensilhouet. Deze lijkt naadloos aan te sluiten op de gebeeldhouwde slangenkop onderaan de trap en wekt zo de illusie op dat Kukulcán afdaalt uit de hemel naar de aarde. Stuk voor stuk redenen waarom de piramide sinds 1987 op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat.

Honderdvijftig meter ten noordwesten van El Castillo ligt een balsportveld, de Juego de pelota, dat met zijn 166 op 68 meter gerust het grootste uit het oude Midden-Amerika genoemd kan worden. Muren van acht meter hoog waarvan de platte bovenkant diende als tribune voor toeschouwers, omsluiten een sportterrein van zo’n 7000 m². De twee perfect parallelle wanden zorgden voor een ingewikkeld echo-effect waardoor twee trainers op zelfs 150 meter van elkaar toch privé konden communiceren door stil te praten. Bas-reliëfs op de muren beelden plechtigheden af die vroeger bij het spel hoorden, zoals de gruwelijke onthoofding van de verliezer.

Ook het iets verder gelegen Tzompantli of het Schedelplateau geeft treffend het bloeddorstige karakter van de religie van de Maya’s weer. Een laag platform wordt omcirkeld door een muur waarop honderden schedels van geofferde verliezers of krijgsgevangenen afgebeeld staan.

De Tempel van de Krijgers (Templo de los Guerreros) is een terrasvormige piramide die verscholen ligt achter 68 vierkante pilaren met gebeeldhouwde krijgers op een laag platform. Bovenaan de trappen pronkt een Chac Mool voor de zuilengang, een achterover leunende regengod in mensengedaante. De Chac moest bemiddelen tussen de mensen en de goden. Zijn troon is een zeldzaam kunstwerk, met ogen van jade en tanden van een echte jaguar. Laat je niet misleiden door zijn vriendelijk uiterlijk, dit altaar werd wel degelijk gebruikt voor mensenoffers. Het hart van het slachtoffer belandde in de schaal op de buik van de Chac.

Zeker en vast ook een bezoekje waard in de streek rond Chichén Itzá zijn de cenotes, bovengrondse poelen aan de rand van de beroemde krater van Chicxulub. In de Mexicaanse deelstaat Yucatán liggen meer dan 3000 cenotes waarvan er zo’n 1400 geregistreerd en bestudeerd zijn. Vroeger werden in de poelen mensen geofferd aan de regengod Chaac. Nu nog brengen archeologen menselijke resten en koperen objecten naar boven. Veruit de indrukwekkendste poel is de Heilige Cenote, met een diameter van 60 en kliffen die tot wel 27 meter onder het wateroppervlak reiken.

Onderaan de zuidzijde van de Tempel van de Krijgers ligt een fascinerend bouwwerk van ruim 150 meter lang; het Complex van de Duizend Zuilen (Grupo de las Mil Columnas). Vierkante zuilen met gebeeldhouwde krijgers en afbeeldingen van Kukulkan worden afgewisseld met ronde decoratieloze pilaren. De zuilen zouden vroeger als ingenieus dakensysteem gefungeerd hebben. Zo ontdekken we in het noordoosten een afvoerkanaal dat al het regenwater van het complex 40 meter verder naar een voormalige cenote kon voeren.

Een naam als Het Nonnenhuis doet anders vermoeden, maar dit gigantische bouwwerk was een overheidsgebouw. Het complex bestaat uit een rechthoekig hoofdgebouw, een enorme trap in het noorden, en op het hoogste plateau een paleis met op de voorgevel prachtige motieven. Ook de zijgevels zijn versierd, maar dan met mozaïeken. Aan de oostkant vinden we nog een bijgebouwtje in een heel andere stijl. Deze gebouwen zijn overvloedig gedecoreerd en gelukkig nog perfect bezichtigbaar.

El Caracol verooraakt meestal de meeste toeristische verwondering. Het gebouw kreeg die naam dankzij de voor de Maya’s ongebruikelijke slakachtige structuur binnenin. Vanuit een ronde toren van 28 meter hoog en 14 meter breed zouden geleerden de stand van de zon en de sterren bestudeerd hebben. Dit gebouw is vandaag helaas niet meer toegankelijk voor het grote publiek.

Ten oosten van El Caracol staat Akab Dzib, wat in Maya-taal “Het Huis van het Mysterieuze Geschrift” betekent. Ooit woonde de wettige beheerder van Chichén Itzá, Kokom Yahawal Cho’ K’ak, hier. De INAH, het nationaal Mexicaans instituut voor antropologie en geschiedenis, vervolledigde de restauratie van de gebouwen in 2007. Het Huis is slechts 6 meter hoog, maar 50 meter lang en 15 meter breed. De lange westelijke gevel heeft wel zeven deuren, de oostelijke slechts vier, doormidden gebroken door een trap die tot aan het dak reikt. Deze voorkant van het gebouw kijkt uit over de kurkdroge restanten van wat ooit een steile en gevulde cenote moet geweest zijn. De enige zuidelijke ingang brengt je tot aan een volgende ingang waarboven een balk met ingewikkeld ogende inkervingen hangt. Dit zou hét mysterieuze geschrift zijn waaraan het gebouw zijn naam ontleende.

Op ongeveer vier kilometer ten westen van de archeologische site ligt een netwerk van heilige kelders die gekend zijn onder de naam Balankanche. Binnenin ontdek je een uitgebreide selectie van oud keramiek en vroegere helden. INAH maakte van de kelders een ondergronds museum en zette de gevonden voorwerpen terug op hun oorspronkelijke plaats.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content