Moderedactrices schrijven boek over hoe je het (niet) maakt in de mode: ‘Jaloezie staat niemand’

Elspeth Jenkins (l.) & Catherine Kosters (r.)
Lotte Philipsen
Lotte Philipsen Journalist KnackWeekend.be

De Belgische moderedactrices Catherine Kosters en Elspeth Jenkins schreven met ‘Persona non Prada’ een boek over hoe je je voet tussen de deur van de modewereld kunt wrikken. Van concrete tips tot hilarische ‘behind the scenes’ verhalen.

De Gaston en Leo van de modewereld – zoals ze zichzelf gekscherend noemen – schreven samen ‘Persona non Prada: zo maak je het (niet) in de modewereld’. De moderedactrices, beiden rad van tong en gezegend met een scherpe pen, hebben in hun carrière als moderedactrice al heel wat meegemaakt. Van inspirerende interviews die een indruk nalieten tot ietwat gênante blunders. Een vraag die hen vaak wordt gesteld, is hoe je het kunt maken in de mode.

In het voorwoord citeren de auteurs hun uitgever die hen droogweg meldde dat niemand zat te wachten op de biografie van Elspeth Jenkins en Catherine Kosters. ‘Daar moesten we de uitgeverij gelijk in geven. Niemand weet wie wij zijn. Tot nu dan toch’, schertst Elspeth Jenkins (Marie Claire).

Als Carrie Bradshaw anno 2020 haar column zou schrijven, zou ze geen vrienden meer overhouden.

‘We hebben geprobeerd om het boek te schrijven dat we zelf hadden willen lezen toen we achttien waren. Het is zowel een naslagwerk als een ontspannend boek met grappige verhalen geworden’, vertelt Catherine Kosters, moderedactrice bij Flair. ‘Boeken met stijltips en shopadresjes bestaan al, maar een boek met concrete tips over een carrière in de mode was er in België nog niet.’

‘We willen zeker niet beweren dat er een magische formule of handleiding bestaat om het “te maken in de mode”. Vandaar onze tips op basis van onze eigen ervaringen, met een fikse dosis zelfspot,’ vult Elspeth aan. ‘We leggen ook uit waar we de mist in zijn gegaan en tonen dat we zelf ook niet voldoen aan het stereotiepe beeld van iemand die in de mode werkt.’

Is dat waar een ‘Persona non Prada’ naar verwijst?

Catherine: Het is een variant op een persona non grata, een geuzennnaam die we voor onszelf bedacht hebben enkele jaren geleden. Iedereen lijkt te denken dat mensen die in de mode werken sample size dragen, steeds perfect gekapt en gemaquilleerd zijn en altijd in de laatste designermode rondlopen. Wij beantwoorden niet echt aan dat cliché. Daarnaast maakten we ook al heel wat grappige en absurde dingen mee, waardoor we ons soms de underdog in de modewereld voelden. Een persona non Prada is iemand die wel heel erg van die wereld houdt, maar er ook een beetje buiten staat en niet in het perfecte plaatje past. Dat vinden we niet erg, we beschouwen het niet als iets negatief. Vanuit dat standpunt hebben we ons boek geschreven….

Elspeth: …door en voor de underdog. Waar de term ook naar verwijst, is de verkeerde impressie die mensen vaak van onze job hebben. ‘Wauw alweer een celebrity ontmoeten’ of ‘mag je nu alweer op trip met het vliegtuig?’, krijgen we dan te horen. Terwijl wij evenzeer soms een half uur onze naam staan te spellen aan de ingang van een evenement alvorens binnen gelaten te worden. ‘Het gemaakt hebben in de mode’ moet je dus met een korreltje zout nemen. Het is heus niet altijd even glamoureus.

De ontwerper Wim Bruynooghe zorgde voor illustraties
De ontwerper Wim Bruynooghe zorgde voor illustraties© Wim Bruynooghe

Ondertussen hebben jullie al enkele jaren op de journalistieke teller staan. Is de modewereld sterk veranderd sinds het begin van jullie carrière?

Catherine: Ja, vooral in de positieve zin. Het is een meer open en transparante wereld geworden. Niet alleen krijg je als fan meer inkijk, de sector is ook veel diverser dan vroeger. Zeker nog niet divers genoeg, maar er beweegt duidelijk iets. Zowel bij modellen op de catwalk als achter de schermen is er momenteel veel meer diversiteit dan toen wij startten met deze job. Het is goed dat er online en offline protesten zijn die meer aandacht hiervoor eisen. Wij vinden die ontwikkeling zelf ook heel belangrijk. Aan iedereen die denkt dat er geen plaats is voor hen in de mode: die is er wel! En het is oké om die plaats op te eisen of om zelf jobs te creëren. Bij deze moedigen we iedereen, van iedere geaardheid, achtergrond of overtuiging, aan om in de mode te stappen en je niet aan het hokjesdenken te houden: allemaal welkom.

Het is de taak van een journalist om mee te evolueren met de tijdsgeest en kritisch te blijven.

Elspeth: Vroeger was een modejournalist een naam in een colofon. Je kon er geen gezicht op plakken. Tussen 2000 en 2005 zette ik mijn eerste stappen in de mode. Er was toen nog geen sociale media en ik had geen flauw benul van hoe ik in de modesector aan een job kon geraken. Zou ik er mijn boterham mee kunnen verdienen? Dat mysterieuze trok me er ook wel in aan. In mijn hoofd was een job in de mode nog veel beter dan de realiteit.

Dat de modewereld transparanter is geworden, heeft er ook voor gezorgd dat de lezer gemakkelijker in contact kan staan met de journalist.

Catherine: We worden vaak aangesproken door lezers die aan de bak willen in de modesector en tips willen. Ze vinden ons via sociale media en sturen ons een privéberichtje. De lezer is trouwens ook kritischer geworden. Vroeger konden ze enkel een brief sturen naar de redactie, nu kunnen lezers via allerlei online kanalen hun kritiek uiten. Dat zorgt ervoor dat je als journalist gedwongen wordt om mee te blijven met maatschappelijke evoluties. Lezers hebben meer macht dan vroeger. Call out culture en cancel culture bestaan echt en dat heeft z’n voor- en nadelen. Of je nu over mode of politiek schrijft, je moet ertegen kunnen dat lezers hun mening zullen delen.

Elspeth: Je groeit er door als persoon en als journalist. Doordat iedereen kritiek kan spuien, leer je enorm bij.

Catherine: In het boek geef ik daar ook voorbeelden van. Zeker in mijn rol als columnist komt het wel eens voor dat ik iets schrijf waar mensen het niet mee eens zijn of waardoor ze zich persoonlijk aangesproken voelen. Soms was iets onschuldig of grappig bedoeld, maar door de andere kant van een verhaal te horen of een goed argument van een lezer te ontvangen, denk ik er zelf kritischer over na. Ik maak in het boek de vergelijking met Carrie Bradshaw van ‘Sex and the City’. Als zij anno 2020 haar column zou schrijven, zou ze geen vrienden meer overhouden. We gebruiken onze accidents de parcours om uit te leggen aan de lezer hoe je het anders kunt aanpakken.

Elspeth: Aangezien ik geen columnist ben, word ik meestal niet persoonlijk op het matje geroepen door het lezerspubliek. Op sociale media reageren mensen wel soms onder mijn artikels met kritiek op héél de modewereld. De mode moet het soms ontgelden via mij (lacht).

De modewereld ligt inderdaad sterk onder vuur de laatste jaren, om verschillende redenen. Van te weinig duurzaam tot te veel racisme. Hoe gaan jullie daarmee om?

Elspeth: Ik hou daar rekening mee. Het soort stukken dat ik schrijf zijn meer beschrijvend dan opiniërend, maar ik let bij het selecteren van onderwerpen en modellen wel op diversiteit en duurzaamheid. De merken die ik naar voren schuif en op een podium plaats moeten voldoen aan enkele criteria, hun verhaal moet kloppen. Ook in het boek hebben we hier rekening mee gehouden.

‘Het gemaakt hebben in de mode’ moet je met een korreltje zout nemen. Het is heus niet altijd even glamoureus.

Catherine: We houden de vinger aan de pols en zullen geen merken bejubelen die van alles op hun kerfstok hebben. Je leert door watchdogs, zoals DietPrada, en andere journalisten veel bij over de schandalen in de modewereld. Het is belangrijk om jezelf bij te scholen. Het is ook de taak van een journalist om mee te evolueren met de tijdsgeest en kritisch te blijven.

Een andere evolutie van de voorbije jaren is de opkomst van de influencer. In plaats van journalisten zitten nu influencers front row.

Elspeth: Ik heb daar persoonlijk nooit gezeten (lacht). In het boek spreken we over verschillende beroepen in de mode. Ook influencer komt aan bod. Het verschil met de klassieke pers is dat journalisten producten bespreken voor het medium waar ze voor schrijven en dat influencers deze zaken beschrijven voor hun persoonlijke platform. Als journalist ben je verbonden aan een stijl van een magazine. In dat opzicht hebben influencers meer vrijheid. Ze schrijven meestal commerciëler en subjectiever. Ik denk dat beide beroepen naast elkaar gaan blijven bestaan.

Je wordt niet per se op je uiterlijk afgerekend – nu toch niet meer – maar wel op je attitude

Catherine: Wij geloven niet in de klassenstrijd tussen de media en influencers. Mensen horen heel graag kritiek op influencers vanuit de media, maar wij erkennen dat het een stiel apart is. Het is al voorgevallen dat ik tijdens een perstrip sliep in een minikamer met een uitzicht op een bakstenen muur terwijl de influencers een suite kregen. Dat is ook ergens logisch, want zij delen zo’n zaken op hun sociale media en blogs, terwijl het onze taak op dat moment is om te berichten over een nieuwe collectie of show en niet over onze prachtige hotelkamer. Je moet daar niet lullig over doen en niet afgunstig zijn. Jaloezie staat niemand en is altijd passé, ook volgend seizoen. In België is het ook zo’n kleine wereld, het zou maar stom zijn om elkaar het licht in de ogen niet te gunnen.

Elspeth: Er is altijd een soort hiërarchie in de modewereld. De mensen die het best aansluiten bij de identiteit van het modemerk zullen front row mogen zitten.

Catherine: En zij die de meeste volgers hebben. Dat speelt mee, maar hoeft geen drama te zijn. Voor modehuizen is het ook gemakkelijker om te ontdekken wie de doelgroep is van een influencer dan van een magazine. Voor merken is dat super interessant. Dat beseffen wij heel goed en daar moet je als journalist mee leren leven, anders ga je enorm teleurgesteld zijn.

null
null© Wim Bruynooghe

In het boek wordt er veel gelachen met de fashion scene, maar ook evenzeer met liefde en plezier over de mooie kanten gepraat. Een van de voordelen van de job als modejournalist is het ontmoeten van inspirerende figuren. Welk interview heeft een grote impact gehad op jullie?

Elspeth: Ik heb ooit Christian Lacroix geïnterviewd in Parijs. Een echt mode-icoon en een spraakmakende man. In de jaren tachtig maakte hij couture en zijn cliënteel was heel high end. Ik associeerde zijn leefwereld met elite en pretentie en was dus best zenuwachtig voor het gesprek. Verbazingwekkend genoeg klikte het onmiddellijk, god weet waarom. Hij was super open over z’n leven en serveerde me heel wat details. Ook nam hij geen blad voor de mond. Toen hij m’n Delvaux-tas in de smiezen kreeg – waar hij enorm fan van is – zei hij dat ik veel stijl had. Als iemand van zijn kaliber dat zegt….

Catherine: …begin je dat bijna te geloven (lacht).

Elspeth: Hij begon mij te volgen op Instagram en nodigde me uit om z’n galerij te bezoeken. Een super surrealistisch ervaring. Ik besefte toen dat de grote namen niet noodzakelijk minder toegankelijk en sympathiek zijn dan jonge starters. Zo zie je maar: de modewereld kan je iedere dag verrassen.

Catherine: Enkele jaren geleden heb ik Dries Van Noten geïnterviewd. Toen ik hem vertelde dat het voor een Engelstalige publicatie was, stelde hij voor het gesprek ook in het Engels te voeren. Dat hij bereid was zich aan te passen aan een onbenullige journalist vond ik heel bescheiden. Het was bovendien een enorm aangenaam en interessant gesprek, allebei in ons Antwerpse accent (lacht). Het beeld dat Belgische ontwerpers alles behalve hautain zijn klopt echt.

We schotelden de redactrices en auteurs enkele hardnekkige clichés over de modesector voor, die ook wij vaak te verteren krijgen.

Waar of niet, de modewereld….

…. zit vol ego’s.

C: Ergens klopt dat, maar ego’s vind je in elke sector. Overal waar je kijkt zijn er arrogante kwallen. Het goede aan de mode is dat er veel humor is. Dat maakt het makkelijker om met arrogantie om te gaan.

E: Die humor vertaalt zich niet in de mode zelf – de collecties zijn niet om te lachen – maar de mensen achter de schermen nemen zichzelf niet altijd te serieus. Wij amuseren ons echt rot. En die ego’s zijn vaak ook nogal extravagante figuren, wat best grappig is.

C: Je moet wel op je strepen durven staan. Laat je niet kisten als iemand uit de hoogte tegen je praat.

… is een ons kent ons wereld.

E: Klopt, maar dat hoeft niet negatief te zijn. Door een netwerk uit te bouwen en te onderhouden kan je inderdaad aan een job geraken.

C: In het begin, wanneer je nog niemand kent, kan dat afschrikken. Vandaar dat we hameren op stages en mensen leren kennen.

E: Je kunt best extravert zijn of doen alsof.

C: In het begin was ik een beetje verlegen, maar door deze job ben ik uit m’n schulp gekropen. Praat met mensen, mail, telefoneer. Je wordt niet per se op je uiterlijk afgerekend – nu toch niet meer – maar wel op je attitude. Je uitstraling is heel belangrijk. Als je niet zelfzeker overkomt, ga je minder makkelijk kunnen binnendringen.

E: Je hoeft niet de luidste van de klas te zijn, maar je moet je durven springen en voor veel openstaan. Je bent als journalist vaak alleen op pad, ook in het buitenland. In het begin heb je valangst, maar het is heel goed voor je zelfontplooiing. Voor ik in Londen ging studeren, was ik het meisje uit Kapellen dat nog nooit alleen een koffie was gaan drinken. Plots stond ik daar in die grote stad, moederziel alleen. Je moet als modejournalist constant je grenzen verleggen. In het begin is dat eng, maar gaandeweg denk je: hop, naar buiten. Het komt wel goed.

… is glitz & glamour.

E: Ja, maar je wordt dat gewoon. Als journalist ben je bovendien niet het onderwerp van de glamour. Vandaar ons boek… zo zijn wij toch eens het onderwerp (lacht).

C: Je mag erover schrijven, maar je zit aan de zijlijn. Het draait niet om jou. Hard om te beseffen, maar het is zo (lacht). De glitter en glamour wordt natuurlijk ook afgewisseld door uren achter je computer zitten en hard te werken. In de mediasector is er bovendien veel job-onzekerheid. Magazines worden opgedoekt, er zijn ontslagrondes.

E: Je toekomst lijkt altijd aan een zijden draadje te hangen en het is hard werken voor je geld.

C: Je moet zeker niet te blasé worden, je weet nooit waar je volgend jaar zal staan. Doe maar kalm (lacht).

… is een harde wereld met veel concurrentie.

E: Er is massa’s concurrentie, dat klopt.

C: Er staan altijd mensen te springen om jouw job over te nemen. Zowel mensen met tonnen ervaring waarvan je niet snapt dat zij jouw job niet gewoon krijgen als jonge starters die dezelfde job voor minder geld willen uitvoeren. Je moet je dus constant blijven bewijzen. Na iedere deadline staan je bazen én lezers klaar om je te beoordelen.

E: Ik verbaster ‘er is altijd iemand jonger, dunner en rijker’ daarom altijd naar ‘er is altijd iemand jonger, dunner en slimmer’.

C: Omdat België zo klein is, ken je de andere journalisten bijna allemaal persoonlijk en is de sfeer ook wel gemoedelijker. Ik zie hen dus misschien minder als concurrenten, maar eerder als collega’s. Onze raad om hiermee om te gaan? Zoek je eigen rol en eigen weg, ga voor je eigen specialiteit en stijl. Zo kan je je onderscheiden van de rest.

… is een elitaire wereld.

C: Ja en nee. Er is de elitaire kant van de grote luxemodehuizen, maar d at is zeker niet hoe heel de modewereld is.

E: Al kom je ergens van kop tot teen in Prada binnen, het belangrijkst is en blijft een eigen stijl te hebben. Je kunt even goed in een volledige tweedehandslook arriveren – met een designertas, je werkt nog altijd in de mode (lacht). Een persoonlijke stijl is veel belangrijker dan de laatste trends of de nieuwste collectie van de grote designers.

C: Er is nog steeds een bepaald segment van de modewereld dat vasthoudt aan het ouderwetse idee dat je altijd piekfijn moet uitgedost zijn en jezelf louter in designerkleding mag hullen. Die visie is gelukkig wel aan het uitsterven. Het is toch veel interessanter om je eigen ding te doen?

E: Wij verdienen overigens niet genoeg om die luxemerken te kunnen kopen. De nieuwe generatie is daar bovendien niet meer zo mee bezig. Het beeld van de modejournalist in een Chanelpakje achter haar typemachine is niet meer van deze tijd. Vroeger waren mensen tout court meer opgekleed dan nu. Vrouwen kwamen niet buiten als hun haar niet perfect gekapt was. Als je als vrouw serieus genomen wilde worden, moest je eruitzien als een professionele en stijlvolle zakenvrouw. Dat is nu gelukkig niet meer zo.

C: De wereld was toen veel seksistischer. Er is nu veel meer vrijheid.

E: Uiteindelijk is het vergelijkbaar met andere professionele contexten. Ik denk dat in heel wat sectoren mensen in duurdere outfits rondlopen dan wij. Dus is de mode elitair? Dat valt vandaag de dag best mee. Oppervlakkig, dat is iets anders….

C: We zijn geen hartchirurgen, we schrijven over kleren. Vinden wij dat belangrijk? Ja, maar we beseffen dat je geen levens redt met mode. In de beste gevallen is het een kunstvorm en op dagdagelijkse niveau is mode een manier om jezelf uit te drukken. Dus ja, mode heeft bestaansrecht. Ook al gaan we er nooit een Nobelprijs of een Pulitzer mee winnen. Het is niet omdat iets oppervlakkig is dat het onbelangrijk of oninteressant is.

E: Ondanks de size zero-mentaliteit, waar wij persoonlijk niet aan voldoen, voelen we ons nog steeds aangetrokken tot de modewereld. Zolang mensen ervan blijven dromen en in die wereld willen werken, doet de modewereld naar ons gevoel toch iets goed.

C: Zeker in deze moeilijke tijden is het belangrijk om te kunnen dromen.

Boekcover
Boekcover© GF

Info

‘Persona non Prada’ van Elspeth Jenkins & Catherine Kosters, met illustraties van de Belgische ontwerper Wim Bruynooghe – hij hult de auteurs in iconische designerstuks, waarvan ze in het echte leven helaas enkel kunnen dromen

Uitgegeven door Horizon

Uit op 15/9

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content