‘Kledingmerken moeten veiligheid textielarbeiders garanderen’
De compensatie voor slachtoffers van de ramp met een textielfabriek in Bangladesh is een ‘mijlpaal’, zegt de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Er moet volgens de ILO echter nog veel werk verzet worden om de veiligheid van textielarbeiders in de toekomst te garanderen.
Twee jaar na het instorten van de fabriek in de Bengalese hoofdstad Dhaka, waarbij 1.100 doden en 2.500 gewonden vielen, is dankzij een anonieme donatie het benodigde bedrag van 30 miljoen dollar bijeengebracht voor compensatie van de slachtoffers en nabestaanden.
Het compensatiefonds had in april van dit jaar nog een tekort van 3 miljoen dollar, en had nog maar 70 procent van het beloofde bedrag uitbetaald aan ongeveer 2.800 eisers.
De Schone Kleren Campagne (SKC), een alliantie van zestien Europese landen die pleit voor betere arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie, zegt dat de compensatie een belangrijke stap is op weg naar het verantwoordelijk houden van de betrokken partijen voor dit soort rampen. “Hier hebben we lang op gewacht. Alle gezinnen die getroffen zijn door de ramp, krijgen nu het geld dat hen toekomt om hun leven weer op te bouwen.”
Onwil
Guy Ryder, directeur van de Internationale ARbeidsorganisatie ILO noemt de compensatie een “mijlpaal”, maar benadrukt dat er “samengewerkt moet worden om te dit soort ongelukken in de toekomst te voorkomen.” Mensenrechtengroepen zeggen ook dat grote internationale kledingmerken zich moeten bemoeien met de veiligheid van textielarbeiders. Lokale vakbonden wijzen op het onvermogen – of de onwil – van overheden om de sector te hervormen. In de textielindustrie in Bangladesh werken 4 miljoen mensen. De export is jaarlijks goed voor 24 miljard dollar.
Ongeveer 20 miljoen mensen in Bangladesh zijn direct of indirect afhankelijk van de sector, die voor 80 procent bijdraagt aan de exportinkomsten van het land en voor 10 procent aan het bruto binnenlands product (bbp).
Hoger minimumloon
Ondanks het grote belang voor de Bengalese economie doet de overheid weinig om de arbeidsomstandigheden en veiligheidsprotocollen in de sector te verbeteren. In een rapport van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) uit april bleek dat misbruik aan de orde van de dag is en dat er talloze gevallen van geweld en intimidatie tegen actieve vakbondsleden gemeld zijn.
HRW voerde gesprekken met 160 werknemers in 44 fabrieken, die vooral kleding produceren voor grote winkelketens in Australië, Europa en Noord-Amerika.
Hoewel de overheid recentelijk het minimumloon van textielarbeiders verhoogde van 39 dollar naar 68 dollar per dag, geven werknemers aan dat ze 100 dollar nodig hebben om te voorzien in basisbenodigdheden als voedsel en kleding.
Veiligheidsstandaarden laten ook veel te wensen over, zeggen activisten en arbeiders. Wel is het aantal inspecteurs uitgebreid van 56 naar 800, en dat wijst op vooruitgang. Een akkoord over (brand)veiligheid van gebouwen, dat namens retailers in voornamelijk Europa veiligheidsprotocollen vereist voor 1.600 fabrieken, is ook een stap in de goede richting, zeggen de mensenrechtenorganisaties. (IPS)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier