Is de mode wereldvreemd? MoMu Antwerpen heropent met expo over de rol van emotie in de mode

© FREDERIK VERCRUYSSE

Welke invloed hebben economische crisissen, terreuraanslagen, vluchtelingenstromen en bewegingen als Black Lives Matter op collecties? Is oprechte emotie nog mogelijk in de modewereld van vandaag? Het ModeMuseum Antwerpen zoekt het uit in een al even ambitieuze als meeslepende tentoonstelling.

‘Veel mensen hebben de indruk dat de mode een elitair gebeuren is en weinig met het leven van elke dag of de brede samenleving te maken heeft’, zegt Elisa De Wyngaert, die de heropeningstentoonstelling E/MOTION. Mode in transitie in het MoMu cureerde en mee het gelijknamige boek schreef. ‘Mode was heel lang wat een kleine groep mensen voorschreef dat mode was en designermode heeft ook een prijskaartje – dat werkt dat elitaire imago nog meer in de hand. Maar belangrijker is dat we kleding niet meer als een drager of een bron van emotie zien, maar als iets dat in een hoog tempo geproduceerd, verkocht, weer afgedankt en weggegooid wordt. Gaat kleding stuk, dan wordt ze zelden hersteld. In de titel van de expo zinspelen we dan ook bewust op de nood aan emotie in de mode en in de maatschappij in het algemeen.’

Mode kan als geen ander de rauwe emoties in de samenleving uitvergroten, schrijf je in het boek. Vanwaar die zeggingskracht?

Elisa De Wyngaert: ‘Omdat we er allemaal voortdurend mee te maken hebben, iedereen moet zich elke dag aankleden. Kleding staat ook enorm dicht bij ons, bij onze identiteit en hoe we in de maatschappij staan en met anderen communiceren. De een doet dat bewuster en meer dan de ander, maar niemand staat er volledig buiten. Bovendien is mode een breed begrip, want naast de collecties zelf gaat het ook om reclamecampagnes, kortfilms, editorials en andere middelen waarmee ontwerpers hun beeldtaal in de wereld zetten, met mensen in contact komen en herkenbare thema’s als onze schoonheidsidealen, terreurdreiging en migratie aankaarten. Veel thema’s in de expo zijn dan ook herkenbaar voor iedereen, ook als je niets met high fashion hebt.’

In het boek laat je soms in het midden of ontwerpers al dan niet bewust de maatschappelijke werkelijkheid vertalen.

‘Van beide vind je de afgelopen dertig jaar talloze voorbeelden, zowel van zij die een statement willen maken als van ontwerpers die eerder spreken van iets dat misschien in de lucht hangt. Een goed voorbeeld zijn de vluchtelingencrisissen van de jaren 2010. Sommigen gingen daar heel activistisch mee aan de slag, anderen reageerden eerder onbewust op de beelden van overvolle bootjes en kampen. Vaak beseffen ontwerpers trouwens pas jaren later dat een collectie een reactie op iets was of dat ze destijds een bepaalde bezorgdheid hadden. Bewijzen dat iemand een maatschappelijke ontwikkeling als het ware voorspelde, is altijd moeilijk – dat kun je ook pas jaren later vaststellen – maar ik denk wel dat de meest opgemerkte en besproken ontwerpers visionairen zijn die de emotie van het moment weten te vatten.’

Welk effect hebben conglomeraten als LVMH en de Gucci-groep op ontwerpers en de manier waarop zij de wereld rond zich interpreteren?

‘Financiële onafhankelijkheid maakt het vaak makkelijker voor ontwerpers om ongefilterd te communiceren. Anderzijds hebben mensen als John Galliano bij Dior of Demna Gvasalia bij Balenciaga ook binnen die grote groepen een mooi platform gekregen om persoonlijke collecties en producties neer te zetten en een sterk verhaal te vertellen. De mate waarin ontwerpers hun eigen signatuur kunnen ontwikkelen hangt vaak af van de tradities van het huis in kwestie, maar het is geen zwart-witverhaal. Hoe dan ook focus ik liever op de vele positieve ontwikkelingen momenteel, zoals de aanstelling van diversiteitsmanagers door grote concerns of de rol van socialemediawaakhonden waardoor modehuizen niet langer wegkomen met culturele appropriatie of seksisme. Vooral de jonge generatie zegt ook empowered te zijn door het internet en de sociale media. Daarmee kunnen ontwerpers de traditionele gatekeepers en hindernissen in de mode aan de kant schuiven en rechtstreeks hun publiek bereiken. Een marketingbudget verzamelen, een showroom afhuren, opgenomen worden door de officiële circuits: dat kun je nu allemaal omzeilen.’

Veel jonge ontwerpers en modestudenten die aan het woord komen in de expo en het boek noemen hun collecties een communicatiemiddel, een manier om een gesprek op gang te brengen. Weegt de vertaling van maatschappelijke zorgen zwaarder voor hen?

‘Velen beseffen dat het systeem op is en dat de onophoudelijke productie en consumptie van mode niet houdbaar is. In gesprekken voel je dat ze geen kleding om de kleding willen maken, maar dat ze de mode willen herdenken. Hoe zie ik productie en samenwerking in de toekomst, waar haal ik voldoening uit, wat is mijn meerwaarde en mijn bijdrage: studenten zijn daar enorm mee bezig. We leven in een klimaat van activisme en opkomen voor je mening en dat kunnen ontwerpers vandaag directer dan ooit tevoren. Anderzijds maakte Walter Van Beirendonck in de jaren negentig ook activistische collecties rond de aidscrisis en safe sex, en hij is maar één voorbeeld. Bovendien zijn veel jonge ontwerpers net zozeer met vakmanschap, handwerktechnieken en de afwerking bezig als met hun beeldtaal en communicatie op sociale media. De Britse Molly Goddard maakt bijvoorbeeld volumineuze, vaak gesmokte jurken waarmee vrouwen letterlijk en figuurlijk plaats kunnen innemen, maar haar vakmanschap en oog voor detail springen net zozeer in het oog. Vaak zijn de verschillen met het verleden dus helemaal niet zo groot.’

Heeft de pandemie die neiging om de mode te herdenken nog versterkt?

‘Alle modeontwerpers hebben een pauze gehad om na te denken wat ze met het medium willen doen, niet alleen de jonge generatie. Noodgedwongen hebben velen ook de mogelijkheden van de sociale media, van livestreaming, kortfilms en andere alternatieven voor catwalkshows ontdekt. Crisissen leiden ook in de mode vaak tot een golf van nostalgie, maar veel ontwerpers zullen misschien een eigenzinnige weg inslaan in hun collecties en communicatie en in de eerste plaats dingen doen waar ze zich goed bij voelen, in plaats van trends te volgen of shows te geven omdat anderen dat nu eenmaal verwachten.’

Ben je eigenlijk nog taboes tegengekomen? Zijn er maatschappelijke ontwikkelingen of sentimenten waar de mode het angstvallig niet over heeft?

‘Goh, de afgelopen dertig jaar is er toch heel veel bespreekbaar geworden. Wat wel enorm speelt, is de vraag of degene die over iets spreekt ook het recht heeft om dat te doen. Veel spelers in de modewereld werken wel rond de Black Lives Matter-beweging bijvoorbeeld, maar het is iets anders wanneer een Afro-Amerikaanse ontwerper als Kerby Jean-Raymond (oprichter van het label Pyer Moss, red.) dat vanuit zijn eigen ervaringen doet, dan wanneer een merk zich zo’n onderwerp zonder nadenken toeeigent of als marketingtechniek gebruikt. Van een nieuw taboe is geen sprake, maar wie een bepaald verhaal vertelt en op welke manier dat gebeurt, dat blijft cruciaal.’

E/MOTION. Mode in transitie loopt van 4 september tot 23 januari, het boek (49 euro) verschijnt bij Lannoo. momu.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content