In memoriam: Pierre Cardin, de laatste futurist van de mode
‘Ik heb met mijn hoofd altijd in de toekomst vertoefd’, zei Pierre Cardin. De Franse ontwerper overleed op 98-jarige leeftijd. Zijn mode was revolutionair, en anti-elitair. Hij liet zijn naam drukken op paraplu’s, papieren zakdoekjes en sardines in blik. Maar hij bleef ook koppig zichzelf, tot de laatste snik. ‘Ik heb altijd voor jonge mensen ontworpen’, zei hij.
Pierre Cardin, die geboren werd op 7 juli 1922, was zelf al lang niet meer jong. En dat hij met zijn hoofd in de toekomst vertoefde, klopte eigenlijk ook niet. Hij had een aan zichzelf gewijd museum en winkelvitrines waarin het voor eeuwig en altijd 1984 leek.
Hij leek en klonk vaak een beetje chagrijnig. Miskend en misnoegd. Het klopt dat hij door de industrie niet altijd naar waarde werd geschat. Dat had deels met afgunst te maken, maar het lag ook aan hemzelf.
Futurist van dienst
Cardin werd geboren in de buurt van Venetië, als Pietro Costante Gardini, de jongste van zeven kinderen. Hij groeide op in Saint-Etienne, waar zijn vader een wijnhandel uitbaatte. Op zijn veertiende ging hij in dienst bij een tailleur in Vichy. Toen hij drie jaar later op punt stond naar Parijs te verhuizen om er een carrière te beginnen in de mode, brak de Tweede Wereldoorlog uit. Hij kwam terecht bij het Rode Kruis, waar hij de boekhouding verzorgde.
Het duurde tot 1944 voor hij in Parijs geraakte. Hij vond er een baan bij het legendarische huis Paquin. Hij ontwierp de kostuums en maskers voor La Belle et la Bête, de filmklassieker van Jean Cocteau uit 1946. Later kwam hij bij Elsa Schiaparelli terecht en vervolgens bij Christian Dior, die net zijn eigen couturehuis had geopend. Cardin werd zijn eerste assistent en hielp er naar eigen zeggen de ’tailleur Bar’ uit te vinden, Diors belangrijkste erfgoedstuk. Drie jaar later, in 1950, begon Cardin zijn eigen modehuis in het atelier van een failliet gegane ontwerper van theaterkostuums. Met zijn architecturale, geometrische silhouetten, cut-outs, en nieuwe materialen zoals vinyl of zilverpapier, zorgde hij voor een vormelijke revolutie in de haute couture. Hij wordt, samen met André Courrèges en Paco Rabanne, beschouwd als een van de grote futuristen in de mode.
Maar Cardin schopte het verder dan zijn concurrenten. ‘Mode is niet genoeg’, vertelde hij aan de legendarische Amerikaanse journaliste Eugenia Sheppard van de New York Herald. ‘Ik wil niet alleen een ontwerper zijn.’
Op dat moment had hij al de fundamenten gelegd van een wereldwijd imperium. Hij was razend succesvol in Japan en de Verenigde Staten. Hij trok als eerste ontwerper naar China en naar de Sovjetunie. In beide landen werkte hij samen met lokale fabrieken. Op die manier ontsnapte hij aan importkosten, zodat hij zijn kleren goedkoper kon prijzen dan andere labels.
Cardin maakte de mode toegankelijk. In 1959 ontwierp hij een collectie voor het Parijse warenhuis Le Printemps, wat destijds ongezien was. In 1960 toonde hij als eerste ontwerper een mannencollectie. Voor de lancering schakelde hij 250 studenten in, een voorbeeld van street casting avant la lettre. Cecil Beaton, Yul Brynner en Gregory Peck droegen de pakken die, volgens de ontwerper, ‘het beste in de mannelijke figuur naar voren brachten.’
Sardines, onderbroeken, sigaretten
Hij was een baanbreker van de prêt-à-porter. Hij moderniseerde de textielindustrie, en zette de krijtlijnen voor de mode zoals we die nu kennen. Hij trachtte ook een eind te maken aan het elitarisme van de couture (wat niet helemaal is gelukt: de luxeindustrie is in zekere zin dominanter dan ooit tevoren). Hij geloofde in technologie en vooruitgang.
‘Het is dank zij de prêt-à-porter dat ik vandaag besta. Het is geen oneer om de vergulde salons te verlaten voor de straat.’ Hij was niet geïnteresseerd in prinsessen en rijke erfgenames. Cardin wilde zijn volk kleden. ‘Mijn doel’, vertelde hij in de Franse editie van Vanity Fair, ‘dat was de straat, dat mijn naam en mijn ontwerpen in de straat zouden te zien zijn. De celebrities, de prinsessen, die waren niet aan mij besteed. Ik respecteerde hen, ik ging graag met hen eten, maar ik zag hen niet in mijn jurken. Ze zouden er sowieso ridicuul in hebben uitgezien.’
Cardin wordt beschouwd als de uitvinder van de licentiemode: je naam uitlenen aan externe bedrijven, die je logo vervolgens op allerhande producten kleven — in ruil voor royalties van 5 à 12 procent. Cardin werd er steenrijk door. Zijn logo prijkte op stropdassen, handdoeken, behangpapier, meubilair, aanstekers, wekkers, sardines, keukenschorten, potten en pannen, chocoladerepen, sigaretten, een ruimtepak voor de Nasa, een auto voor Simca. Hij werkte met zo’n achthonderd licentiehouders in 140 landen. ‘Ik was me met mijn eigen zeep’, zei hij, ‘ik draag mijn eigen parfum, slaap in mijn eigen lakens en eet mijn eigen snacks.’
In bloot bovenlijf op de cover
De licenties hadden op termijn een negatief effect. Veel luxehuizen verloren hun luster door in zee te gaan met fabrikanten van papieren zakdoekjes of plastic tafelgoed voor picknicks. Toen de traditionele Europese labels in de jaren negentig opnieuw succesvol werden, ging dat gepaard met een belangrijke contractie van hun licentiecontracten. Huizen als Louis Vuitton of Dior controleren tegenwoordig honderd procent van hun output, of daaromtrent. Maar van Cardin vind je wereldwijd nog altijd onderbroeken en sokken, aan bodemprijzen. Wat alles welbeschouwd charmant is.
Cardin was vanaf de sixties een echte celebrity. Hij poseerde in ontbloot bovenlijf voor de cover van Time, in 1974, op zijn vijftigste. Hij verkeerde vier jaar met actrice Jeanne Moreau, die Cardin droeg in films van François Truffaut en Joseph Losey. Maar verder was hij, volgens zijn biografen, overwegend homoseksueel. hij had een lange relatie met Andre Oliver, meer dan veertig jaar zijn belangrijkste assistent. Die overleed in 1993, aan de gevolgen van aids, zoals zoveel achtergrondfiguren uit de mode van die periode.
Hij poseerde met Fidel Castro en Indira Gandhi, investeerde in theaters, motels, tijdschriften en restaurants. In 1981 kocht hij het legendarische Maxim’s in rue Royale, en opende bijhuizen in New York, Beijing, Rio en op de Grote Markt in Brussel. ‘Als ik een Maxim’s in Beijing kan openen, dan kan ik een Maxim’s openen op de maan’, pochte hij.
En dan waren er nog verschillende spectaculaire woningen: zijn futuristische bubbelhuis aan de Côte d’Azur, het voormalige kasteel van de Marquis de Sade in Lacoste, of het Palazzo Casanova in Venetië. ‘Ik ben geboren als artiest’, zei hij in 1987 aan The New York Times, ‘maar ik ben een zakenman.’
Bij Cardin stond de tijd al veertig jaar stil
Cardin stopte nooit, ging altijd door, maar was al lang niet meer relevant voor de mode. Zijn stijl was sinds decennia onmiskenbaar verouderd. ‘Ik heb een herkenbare stijl, een signatuur, en dat kan je van veel andere ontwerpers niet zeggen’, vond hij. Dat hij zo rotsvast geloofde in zijn mode, was enerzijds bewonderenswaardig. Anderzijds was het misschien jammer dat hij nooit luisterde naar mensen die hem misschien naar het hier en nu hadden kunnen transporteren. Met een ontwerper als, pakweg, Raf Simons, die soms heel erg loenst naar de space age van Cardin, zou het merk perfect hebben gepast in de eenentwintigste eeuw.
Jean Paul Gaultier begon in de seventies zijn carrière bij Cardin. Designer Philippe Starck werkte er als stagiair op de meubelafdeling. ‘Cardin was een van de modernisten waardoor ik als jochie in de jaren zestig verliefd werd op mode’, zegt de Nederlandse modejournalist John De Greef. ‘Toen ik begin jaren tachtig als jonge modejournalist naar Parijs mocht, stond de coutureshow van Cardin in zijn eigen Espace Cardin aan de Avenue Gabriel hoog op mijn wenslijst. Het bleek een kleine teleurstelling. Vooral een reprise van zijn oude werk uit de jaren zestig en zeventig, wel enthousiast toegeklapt door oude dames die zich die tijd blijkbaar heel goed herinnerden. Maar ik bleef mijn held trouw, ook al zag ik dat zijn modernisme steeds verder af kwam te staan van de actualiteit.’
Boekhouding in ouderwetse schriftjes
Cardin bleef altijd eigenaar van zijn bedrijf. Naar verluidt hield hij zelf de boekhouding bij in ouderwetse schriftjes. Hij had zijn hoofdkwartier in een fraai gebouw tegenover het Elysée, boven de flagshipstore van Rue Saint-Honoré, waar vaak een bestelwagen met vergeelde reclame voor een Cardin-parfum staat geparkeerd. In 2016 vertelde de ontwerper en zakenman aan Bloomberg dat zijn bedrijf te koop was voor een miljard euro. ‘Als je er het geld niet voor hebt, koop het dan niet. Niemand dwingt je ertoe. Ik kan het me veroorloven om te sterven zonder te verkopen.’ En zo geschiedde.
In Parijs heeft het merk nog een handvol winkels, in prestigieuze straten. De tijd lijkt er te hebben stilgestaan sinds de eighties. Binnen is zelden iemand te bespeuren. Er is ook een Musée Pierre Cardin, dat een paar jaar geleden is verhuisd van voorstad Saint-Ouen naar de Marais.
Af en toe was er nog een defilé. In 2012 showde Cardin voor het Palais Brogniart, het voormalige beursgebouw van Parijs, tijdens de mannenmodeweek. Er was weinig volk, de show blééf maar duren. Na een minuut of vijftien begonnen mensen op te stappen, hier en daar klonk gelach op de tribunes. Op het eind, na een show van ongeveer veertig minuten (normale lengte: 9 à 12 minuten), was de frontrow half leeg. De kleren waren bijzonder oubollig. Maar voor wie bleef, was het een eer om Cardin als het ware ‘live’ te zien.
Défilé Pierre Cardin 2012pierrecardinsylvanahttps://www.youtube.com/user/pierrecardinsylvanavideo1132001.0YouTubehttps://www.youtube.com/360480https://i.ytimg.com/vi/85R4BpOIVIg/hqdefault.jpg
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
De ontwerper verplaatste zich soms ook nog naar défilés van andere ontwerpers. Hij woonde het debuut van Raf Simons bij Dior bij. Toen Thom Browne een van zijn mannencollecties bij Maxim’s showde, zat Cardin aan het tafeltje naast het mijne. Ik zag hem ook op het afscheid van Jean Paul Gaultier.
Lauwe champagne in plastic bekers
Op 27 februari, tijdens de laatste reguliere damesmodeweek voor het coronatijdperk, gaf Cardin nog een receptie in zijn winkel om de hoek van Les Halles. Hij lanceerde er Studio Cardin, een lijn gewijd aan jong ontwerperstalent. In vergelijking met de gewoonlijke modefeestjes, was het een armtierige bedoening: lauwe champagne in plastic bekers en chips. De collectie stelde weinig voor. Er was veel volk, maar niemand die in de modewereld echt iets voorstelt. Ik was er met mijn collega van NRC Handelsblad. We maakten selfies met gigantische hoeden waarop de naam PIERRE CARDIN in grote letters stond. Het was gezellig, maar ook een beetje triest. Je moest de man bewonderen voor zijn doorzettingsvermogen.
Nu hij er niet meer is, kan Cardin misschien verrijzen. Iedereen kent Cardin. Wie neemt de handschoen op, en maakt van het merk opnieuw een gigant? Het verleden is voorbij. Alleen de toekomst is belangrijk.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier