Mooier wordt het niet: de 10 meest memorabele Belgische modeshows

Walter Van Beirendonck, zomer 1998. © ETIENNE TORDOIR

De Belgische ontwerpers hebben de voorbije decennia honderden keren geshowd. In Milaan, Londen en New York, maar vooral in Parijs. Welke defilés onthouden we? Een panel van zes modeprofessionals kiest onze tien om (opnieuw) te zien.

Tijdens deze buitengewone periode zonder traditionele defilés vroegen we enkele veteranen uit de modejournalistiek naar de Belgische shows die hen het meest zijn bijgebleven, en probeerden op basis daarvan een evenwichtige lijst samen te stellen, met oude en nieuwe ontwerpers, Belgen en ‘Belgen’: ontwerpers die in ons land mode hebben gestudeerd, of hier hun label zijn begonnen. Martin Margiela en Dries Van Noten werden het vaakst genoemd. Maar er werd ook stilgestaan bij pioniers als France Andrevie of Ann Salens. ‘Met haar happenings was zij toch de ultieme voorloper’, vindt Kaat Debo, directeur van het MoMu. Agnes Goyvaerts, jarenlang modejournalist bij De Morgen, heeft bijzondere herinneringen aan een coutureshow van wijlen Josephus Thimister in januari 2010. ‘Het was de terugkeer van de ontwerper, die in 2004 uit geldgebrek zijn merk had stopgezet. De show 1915 Blood and Opulence was 100 procent Thimister: drama en pathos, punk en poëzie, een Russische grootmoeder, een technisch hoogstandje.’

We stonden als toeschouwers aan weerszijden van een in onbruik geraakte metropijp. Je mocht er niet aan denken dat iets of iemand door een brandende kaars zou geraakt worden.

Agnes Goyvaerts bij Martin Margiella, zomer 1992

Omdat de ruimte in een printmagazine beperkt is, moesten we keuzes maken. Natuurlijk verdient Ann Demeulemeester een plek op de lijst. Net zoals Véronique Leroy, Dirk Bikkembergs, Veronique Branquinho. Jurgi Persoons heeft veel indruk gemaakt met modellen in transparante plastic eieren in een verregende Jardin des Tuileries, winter 2000. We zullen ook nooit de shows van Patrick Van Ommeslaeghe in het Centre Pompidou vergeten (1998-2000), idem dito voor Kris Van Assche (winter 2008), of Haider Ackermann, zoals die keer toen we recht tegenover een halfnaakte Nicki Minaj zaten, voor winter 2017, al was dat niet zijn beste show.

En dan is er nog de jongere generatie, waar Glenn Martens de lijst nét niet heeft gehaald voor de show van Y/Project met gigantische oranje ballonnen, winter 2020, en met de presentatie voor z’n eigen label, zomer 2013, in de Chapelle expiatoire, waar Louis XVI en Marie Antoinette in 1793 zijn begraven.

Hebben al die Belgische ontwerpers ook iets gemeen? ‘Ze zijn inventief en hebben gevoel voor poëzie’, vindt catwalkfotograaf Etienne Tordoir. ‘Om de eenvoudige reden dat ze, zeker in het begin, vaak over beperkte financiële middelen beschikten. Van Martin Margiela tot Josephus Thimister, van Raf Simons tot Own, zonder Haider Ackermann en A.F. Vandevorst te vergeten: hoe vaak zijn we niet de zaal uitgestapt met een dichtgesnoerde keel?’

Martin Margiela, zomer 1992, in het voormalige metrostation Saint-Martin

‘Hier had net zo goed ‘elke show van Martin Margiela’ kunnen staan’, zegt Agnes Goyvaerts. ‘Ik herinner me vooral deze omdat er een gevoel van ongemak hing. We stonden als toeschouwers aan weerszijden van een in onbruik geraakte metropijp. Op de relingen waren 1600 brandende kaarsen neergezet. Achter de muur hoorden we de échte metrostellen vervaarlijk dicht voorbij ratelen, en je mocht er niet aan denken dat iets of iemand door een brandende kaars zou geraakt worden. Misschien was er backstage wel een nooduitgang voorzien, maar die was in ieder geval niet zichtbaar. De modellen moesten drie lange trappen op en af kloffen op hun Tabi boots, begeleid door een geluidsband van applaudisserende mensen. Ik onthoud vooral de rokken en blouses gemaakt van vintage sjaals.’

Martin Margiela, zomer 1992.
Martin Margiela, zomer 1992.© ETIENNE TORDOIR

Ook genomineerd: de Terrain Vague show, zomer 1990. ‘Een van Margiela’s meest radicale defilés’, zegt Kaat Debo. ‘Het defilé vond plaats op een braakliggend terrein, ver weg van de Cour Carré du Louvre, waar de meeste shows werden georganiseerd. De uitnodigingen waren getekend door de kinderen van de buurt, die die avond ook waren uitgenodigd om te komen kijken. Halverwege het defilé raakten ze door het dolle heen. De kinderen mengden zich tussen de modellen en een van hen nam een jongetje op haar schouders. Bezoekers die geen stoeltje hadden kunnen bemachtigen, klommen op met graffiti bespoten muren. Sommige journalisten zagen er een politieke verwijzing in naar de val van de Berlijnse muur. Anderen reageerden geschokt en verontwaardigd. Met deze show heeft Margiela voorgoed de spelregels van wat een modeshow kan zijn herschreven.’

Dries Van Noten, zomer 1994, in Passage de Brady

‘Dit was de vijfde show van Dries Van Noten in Parijs’, zegt Agnes Goyvaerts. ‘Pas defilé nummer 6 zou er een voor vrouwen zijn. Zijn eerste collecties waren vaak geïnspireerd door zijn reizen naar Azië. Om ze in een gepast kader te tonen, had de ontwerper een smalle overdekte galerij gevonden in Parijs, met Pakistaanse en Indische winkeltjes, kappers, tandoori shops en aanverwante. De toeschouwers kregen valse biljetten Van Noten-geld die ze in de shops mochten besteden, en de eigenaars konden ze achteraf inwisselen voor echte Franse franken. Enkele handelaars liepen mee als modellen. Aan het eind van de show dwarrelden vanaf de verdiepingen rozenblaadjes naar beneden, in schakeringen van roze, geel en oranje. Het was een van de eerste feelgoodshows die Van Notens handelsmerk zouden worden.’

Dries Van Noten, 1994.
Dries Van Noten, 1994.© ETIENNE TORDOIR

Ook genomineerd: de show voor de 50ste collectie van Van Noten, zomer 2005. ‘De show vond plaats in een oude industriële loods aan de rand van Parijs’, zegt Kaat Debo. ‘Er stond een 140 meter lange tafel opgesteld, verlicht door 130 imposante kroonluchters. De 500 gasten werden getrakteerd op een diner, simultaan bediend door 250 obers. Na afloop van het diner werden de kroonluchters omhoog gehesen en veranderde de feestdis in een catwalk. Als extraatje kwam na afloop van het defilé een constructie naar beneden met daarop voor elke gast een boek over de 50 defilés van het huis. Het moment waarop de gasten hun boek openden en je de reflectie van de gouden schutbladen van de boeken op hun gezichten zag, was magisch.’

Dries Van Noten, zomer 2005.
Dries Van Noten, zomer 2005.© ETIENNE TORDOIR

Walter Van Beirendonck, Fetish for Beauty, zomer 1998, televisiestudio’s La Pleine Saint-Denis

‘Walter Van Beirendonck krijgt van mij de toppositie bij de Belgische ontwerpers’, zegt John de Greef. ‘Zijn visie heeft geen houdbaarheidsdatum en vrijwel al zijn shows zijn daar het bewijs van. Eén sprankelende show toonde wel heel veel van de rijke fantasie van Walter: de Fetish for Beauty-presentatie in een banale televisiestudio in Parijs. Met mensen in diverse formaten – zelfs op hoge stelten – met linedancing van scouts en ballroom-dansende paren. Die laatsten getooid met een groen gasmasker!’

Walter Van Beirendonck, zomer 1998.
Walter Van Beirendonck, zomer 1998.© ETIENNE TORDOIR

Ook genomineerd: Welcome Little Stranger, zomer 1997. ‘Toen hij in 1994 een contract tekende met de groep Mustang voor de productie van de lijn Wild & Lethal Trash werd Walter de eerste Belgische ontwerper die over een belangrijk budget kon beschikken voor zijn defilés’, zegt Etienne Tordoir. ‘Maar hij verloor nooit zijn humor of emoties. Voor deze show gebruikte hij twee legendarische zalen in de wijk Pigalle, Elysée Montmartre en le Trianon. In de eerste verwelkomde hij de pers, in de andere de buyers. De mannequins, altijd amateurs bij hem, liepen de tweehonderd meter tussen de twee zalen over het trottoir.’

Walter Van Beirendonck, zomer 1997.
Walter Van Beirendonck, zomer 1997.© ETIENNE TORDOIR

A.F. Vandevorst, zomer 1999, Ateliers ENSCI

‘Met hun tweede defilé maakte A.F. Vandevorst een onvergetelijke indruk’, zegt Kaat Debo. ‘De modellen lagen te slapen in vintage ziekenhuisbedden opgesteld in een school en de modejournalisten mochten plaatsnemen op een van de stoelen die aan het hoofd- en voeteneinde van ieder bed stonden. Na een tijdje doorbraken de modellen de serene sfeer door op te staan en door de slaapzaal te wandelen. Inge Grognard verzorgde de make-up, die eigenlijk vooral geen make-up was, maar vertrok van het concept van het reinigingsritueel voor het slapengaan. De modellen kregen vooraf een uitgebreide reiniging, scrub en moisturizer, zodat ze een gezonde, natuurlijke roze blos hadden toen het defilé begon. De show ging eigenlijk volledig in tegen de gekende routine van een modeshow. Het was de eenvoud, de sereniteit en de natuurlijkheid van het concept die deze show zo radicaal en bijzonder maakten.’

A.F. Vandevorst, zomer 1999.
A.F. Vandevorst, zomer 1999.© ETIENNE TORDOIR

Ook genomineerd: winter 2015. Een geweldige presentatie in de residentie van de Belgische ambassadeur in Parijs. De volledige benedenverdieping van het historische gebouw was met transparant plastic beschermd en ook de bezoekers kregen beschermkledij en maskers – heel ongewoon toen – terwijl de modellen met een spray-gun witte verf over zich heen kregen gespoten.

Raf Simons, Kinetic Youth, zomer 1999, Parc de la Villette

‘Het futuristische decor werd optimaal gebruikt’, zegt John de Greef. ‘Je zag de slanke jongensmodellen van ver aankomen over loopbruggen. Ook de ondergaande zon en David Bowies Space Oddity hielpen mee om Rafs revolutionaire kijk op versmelting van kleermakerswerk met jeugdcultuur onvergetelijk te maken.’

Raf Simons, zomer 1999.
Raf Simons, zomer 1999.© ETIENNE TORDOIR

Ook genomineerd: Woe Unto Those Who Spit On the Fear Generation… The Wind Will Blow It Back, zomer 2002. ‘Die collectie ziet er nog altijd modern en relevant uit’, zegt Tiffany Godoy over de show van Simons die negen maanden voor 9/11 al een nieuwe, angstige wereld leek aan te kondigen, met modellen in witte balaclava’s, en op blote voeten. ‘Zonder dit defilé zouden veel mannenmerken nog altijd in een standaardformaat showen. De hoofddeksels doen me denken aan de recente performance van The Weeknd tijdens de Super Bowl. De hele show is verdomd Instagrammable.’

Raf Simons, zomer 2002.
Raf Simons, zomer 2002.© ETIENNE TORDOIR

Olivier Theyskens, zomer 2001, Petit Palais

Etienne Tordoir: ‘Dat seizoen hing er, zoals wel vaker, een gotische, crepusculaire sfeer bij Olivier Theyskens, al werd de collectie gedomineerd door mosterd- en saffraantinten, zoals in een gewaxte leren capuchonjurk gedragen door Kirsten Owen. Marie Letellier, een vriendin van Olivier, bedacht het idee van mosselen en frieten toen ze de voorbereidende schetsen zag, vandaar het idee om een lange en zeer smalle catwalk van mosselen te bouwen, een knipoog naar het werk van Marcel Broodthaers. Niet evident voor de modellen op hun hoge hakken. Bovendien konden ze niet terug over de catwalk en moesten ze door een raam kruipen om zo snel terug backstage te rennen.’

Olivier Theyskens, zomer 2001.
Olivier Theyskens, zomer 2001.© ETIENNE TORDOIR

Bernhard Willhelm, winter 2002

‘Deze show zal ik nooit vergeten’, zegt Yu Masui. ‘Misschien omdat het een van de eerste shows in Parijs was die ik heb bijgewoond. De felgekleurde dinosaurusprints van Bernhard Willhelm waren destijds must-haves voor fashionista’s. Ik werkte als verkoper bij The Pineal Eye in Londen ( een gereputeerde boetiek voor jonge ontwerpers, red.) en zijn stukken vlogen de deur uit. Van de show herinner ik me sterk breiwerk, harlekijnmotieven en zebrapatronen, een grappige tuxedo, en een meisje met een beanie met twee staartjes. Op de klankband speelde een Duits nieuwsprogramma. Bernhard bereikte met dit defilé een veel ruimer, internationaler publiek dan voordien. Ik zag onlangs nog een accessoire van de show op de Instagramaccount We Are What We Are.’

Bernhard Willhelm, winter 2002.
Bernhard Willhelm, winter 2002.© ETIENNE TORDOIR

Anthony Vaccarello, zomer 2012, quai d’Austerlitz

Terwijl de meeste Belgische ontwerpers altijd buitenstaanders bleven in Parijs, omarmde Anthony Vaccarello de glamour van de lichtstad. En terwijl andere Belgen busladingen modellen lieten overkomen voor hun shows, werkte hij met de supermodellen van het moment. Anja Rubik, Karlie Kloss en een rist andere toppers bleken de perfecte uithangborden voor zijn microrokjes en andere, weinig aan de verbeelding overlatende outfits, vaak in zwart of zilver. Deze collectie was geïnspireerd door de modefoto’s van Herb Ritts in de vroege nineties. Het had letterlijk niet veel om het lijf – en er waren maar 28 looks – maar het resultaat was wel adembenemend. Dat Vaccarello later door Saint Laurent werd binnengehaald was achteraf beschouwd dan ook heel logisch.

Anthony Vaccarello, zomer 2012.
Anthony Vaccarello, zomer 2012.© ETIENNE TORDOIR

Vetements, winter 2015, Le Dépôt

Is Demna Gvsalia een Belgische ontwerper? En Marine Serre, Haider Ackermann, Rushemy Botter? Dat zijn ze wel degelijk, tenminste in symbolische zin. Ze hebben niet alleen aan Belgische scholen gestudeerd, maar ze zetten in veel gevallen ook een zekere Belgische traditie voort. Botter past in de school van Walter Van Beirendonck en Bernhard Willhelm. Haider Ackermann kan worden gezien als de erfgenaam van Ann Demeulemeester en Dries Van Noten. Marine Serre en Demna Gvsalia bouwen verder op het oeuvre van Margiela. De doorbraakshow van Vetements in Le Dépôt, een immense, groezelige gay club, was misschien het belangrijkste defilé van de jaren tien: agressief, ondergronds, opwindend – een concentraat van alles wat de voorbije vijf jaar in de mode was. Extra punten voor de verknipte Antwerpse souvenir-T-shirts.

Vetements, winter 2015.
Vetements, winter 2015.© ETIENNE TORDOIR

Marine Serre, winter 2019, Radiation, Issy-les-Moulinaux, en lente 2020, Marée Noire, Hippodrome d’Auteuil

Yu Masui: ‘Marine Serre deed ons denken aan Raf Simons, al was het maar omdat ze ons voor haar shows naar the middle of nowhere lokte. Al showt Simons ’s avonds, terwijl de defilés van Marine Serre ’s ochtends vroeg plaatsvinden.

Marine Serre, winter 2019.
Marine Serre, winter 2019.© ETIENNE TORDOIR

Ik wil graag twee op elkaar volgende shows noemen: winter ’19, een show die deed denken aan een raveparty, in een claustrofobisch netwerk van ondergrondse tunnels, met laserverlichting; en lente 2020, een eindeloze catwalk in openlucht, in de hippodroom van Auteuil in het zestiende arrondissement. De locatie was met zwart plastic en een rookmachine getransformeerd tot een postapocalyptisch landschap, heel indrukwekkend. Het regende, en bijna alle belangrijke Belgische modellen van de late nineties liepen mee.’

Marine Serre, lente 2020.
Marine Serre, lente 2020.© ETIENNE TORDOIR

HET PANEL

Agnes Goyvaerts was jarenlang modejournalist bij De Morgen.

John de Greef was jarenlang modejournalist bij het Nederlandse weekblad Elsevier.

Etienne Tordoir reist sinds de late jaren tachtig de wereld rond als freelance catwalkfotograaf.

Kaat Debo is directeur en hoofdcurator van het ModeMuseum Antwerpen.

Tiffany Godoy is een Amerikaanse journalist en consultant, met uitvalsbasis in Tokio en Parijs.

Yu Masui reist als freelance journalist voor onder meer de Japanse modekrant Senken van modeweek naar modeweek.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content